Schip van Blaauw

Tulpen uit Wageningen

De beroemde meezinger ‘Tulpen uit Amsterdam’ zet ons eigenlijk op het verkeerde been, want de oorsprong van onze bloeiende tulpenhandel en wereldbefaamde bloembollen-industrie ligt niet in Amsterdam, maar in Wageningen en wel in het oude laboratorium van plantenfysiologie het ‘Schip van Blaauw’!

Op de Wageningse Berg werd in 1922 het Laboratorium voor Plantenfysiologie voltooid. In de volksmond noemde men het bijzondere gebouw, een juweeltje uit de Amsterdamse School stijl, al snel het ‘Schip van Blaauw’, naar de architect Cornelis Jouke Blaauw, die heel toevallig dezelfde achternaam droeg maar geen familie was van de eerste professor plantenfysiologie Anton Hendrik Blaauw.

schip_van_blaauw

In 1918 werd in Wageningen de Landbouwhogeschool opgericht, met als gevolg dat tal van nieuwe gebouwen het licht zagen, waaronder het laboratorium voor plantenfysiologie boven op de berg. Het werd dé plek waar wetenschappelijk onderzoek werd gedaan naar de groei en bloei van planten. Door allerlei proeven werd onderzocht welke omstandigheden van invloed waren op de ontwikkeling van een plant maar ook hoe je dat eventueel  kunstmatig kon bijsturen. Zo waren er in het laboratorium verschillende warme en koude kamers aanwezig en kon de lichtintensiteit worden gevarieerd. Dit alles om te bestuderen wat dat voor effect had op een plant. Zo vond men na verloop van tijd uit dat bloembollen in bloei konden worden ‘getrokken’. Bewaarde je bollen een tijdje in koude omstandigheden en zette je ze daarna in warmere omstandigheden dan liepen ze geheid uit, ongeacht het jaargetijde. Die ontdekking heeft het mogelijk gemaakt, voor bijvoorbeeld bollenkwekers, zelf te bepalen wanneer bloemen, zoals tulpen, hyacinten en narcissen, het best jaarrond op de markt kunnen worden gebracht.

Nog iedere ochtend worden er op de bloemenveiling in Naaldwijk irissen verhandelt onder de naam ‘Professor Blaauw’ als eerbetoon aan de professor want er is geen iris zo mooi blauw als de iris genaamd ‘Professor Blaauw!

laboratorium_plantenfysiologie_wageningen

Inmiddels is er veel veranderd in en rondom het Schip van Blaauw.
De oorspronkelijke functie van laboratorium is verdwenen. Het gebouw heeft een Rijksmonumenten status en is omgevormd tot bedrijfsverzamelgebouw. De professoren woning, aan de westkant, is nog steeds als woning in gebruik.

schip_van_blaauw_hyacinthenIn de tuin die gedeeltelijk openbaar toegankelijk is, kom je als je goed zoekt allerlei sporen van vroegere onderzoeksmethoden tegen; van waterbakken voor hyacinten tot een heuse wortelkelder, waarin de wortelgroei van allerlei plantensoorten werd bestudeerd.

Weet je door te dringen tot de kelders van het complex dan vind je omringd door spinnenraggen nog glazen potten met daarin geprepareerde bollen die geven een uniek kijkje in de onderzoeksgeschiedenis van weleer.

schip_van_blaauw_tulpenbollenFoto’s: www.schipvanblaauw.nl en  www.amsterdamseschoolwageningen.nl

O Junushoff, o Junushoff

In het park Junus Hof werd in 1880 geopend ‘een gebouw voor winter- en zomersociëteit, concerten, comedie, talrijke bijeenkomsten en openbare vermakelijkheden’.

O Junushoff, O Junushoff

De ligging van het gebouw, richting de gracht, zou goed te maken kunnen hebben met het feit dat op datzelfde moment aan de overkant van de gracht het kloppend hart van de Rijkslandbouwschool begon te ontstaan. In 1880 – zo zou je kunnen zeggen – was Duivendaal wat nu De Born is. De proefboerderij en het museum voor landbouwwerktuigen kwamen gelijk met de Junushoff gereed en het internaat – het gebouw met het torentje, waar nu Idealis zit – stond in de steigers. Kort na de opening van Junushoff zou Duivendaal met een ijzeren bruggetje met de stad worden verbonden. Omlopen was niet meer nodig. Ook fijn voor de studenten in het internaat, die hun colleges hadden in het Bassecour.

Bij de ingang, zo verhaalt de historie, was een tekst aangebracht, gedicht door een ongetwijfeld oppassend docent van de nog jonge landbouwschool die luidde:

O Junushoff, O Junushoff,
Wat zijt gij schoon gelegen
In ’t groen ligt ge in de zomertijd
Aan ’t ijs wanneer men schaatsen rijdt
O Junushoff, O Junushoff
Wat zijt gij schoon gelegen

De burgemeester opende het bal

Eigenlijk was de nieuwe Junushoff een joekel van een gebouw dat daar in 1880 werd neergezet. En dát terwijl het Wageningen van tóén slechts 6000 inwoners telde.

Dat wil overigens niet zeggen dat de zaal zo groot was als nu. Want er was sprake van drie zalen naast elkaar.

Aan de kant van de huidige ingang een foyer, een ontvangstruimte annex koffiehuis met terras. Aan die kant stond ook dwars op het pand een langgerekte kegelbaan, die voorbehouden was aan de leden van de sociëteit, de heren van stand. Voor hen was er aan de andere kant ook de sociëteitszaal. En verder was er sprake van een muziektent in de tuin en een kasteleinswoning.

Uit 1898 stamt een beschrijving van een lustrumfeest van Ceres, dat overigens een aantal jaren gevéstigd was geweest in de Junushoff. Er was die avond een optreden van ‘de komische toneelspeler Bigot, die de zaal een zeer vermakelijke avond wist te bezorgen’. Na de voorstelling haalde men alle stoelen weg en werd er geveegd. Dan opende de burgemeester het bal. In de loop van de avond was er een souper in de sociëteitszaal en tot slot danste men door tot in de kleine uurtjes. Opmerkelijk detail is dat toen tijdens zo’n feest de ouders van de studenten kritisch aanwezig waren of alles wel netjes ging. En het aanwezige balkon had dan een groot voordeel: daar kon je tijdens een feest onopgemerkt vrijen.

’s Winters was het afzien voor gasten én artiesten

Als er bal na was – en dat was er vaak – moesten dus eerst de stoelen aan de kant. Die moesten dan naar de foyer. Dan werd er geveegd – met een hoop stof tot gevolg – en tenslotte werd er parafine gestrooid om de vloer een beetje stroef te maken voor de dansers. Dat was niet ideaal. Een andere handicap was de kou. Weliswaar stonden er voor in de zaal twee potkachels, maar voor de meeste gasten was het ’s winters afzien. ‘De verwarming liet zeer te wensen over’ zo lezen we dan ook in de annalen van het Wagenings Studenten Orkest, ‘zózeer dat de instrumenten en de spelers veelal pas tegen de pauze op werktemperatuur kwamen’. Het geluid is het beste als de hele zaal gevuld is, ‘zo analyseerde een slimme klantenwerver in een Wageningsche Courant van 1925. ‘Op het publiek rust dus de heilige plicht om voor een uitmuntende akoestiek te zorgen door in grote getale dit concert te bezoeken’.

Het Gelders Orkest

De Junushoff is weliswaar in eigendom en onder beheer van sociëteit De Harmonie, met een eigen sociëteitszaal en kegelbaan, maar tekenend is dat het in Wageningen bekend komt te staan onder de neutralere benaming ‘Gebouw Junushoff’.

De sociëteit en de kastelein zorgen voor de programmering van de cultuur met een grote C. In die categorie valt bijvoorbeeld het eerste optreden in Junushoff – in 1890 – van ‘De Arnhemsche Orkestvereeniging’, later Het Gelders Orkest geheten. Dit orkest zou met een onderbreking in de vijftiger jaren bijna een eeuw lang in de Junushoff blijven terugkeren onder steevast grote belangstelling. En het orkest – of leden daarvan – was ook niet te beroerd om een soiree of een vauxhall in een feeëriek Junushoff-tuin te komen opluisteren.

Cultuur met bal na

Maar daarnaast begonnen de Wageningers zelf zich te roeren op het culturele vlak en optredens te verzorgen in de Junushoff. Zangvereniging Cecilia, het Gemengd Koor van meester De Wolf, het Wagenings Mannenkoor Crescendo, de Landbouw-Orchestvereniging. En begin negentiende eeuw volgen de Wageningse Studenten Toneel Vereniging (WSTV) in 1906. De Wageningse Dilettanten Toneel Vereening WDT in 1908. En het Wageningse Studenten Orkest van Van Uven en het Wagenings Studentenkoor in 1919.

Daarnaast begint mét de verzuiling ook het verenigingsleven in brede zin op te bloeien. Er ontstaan sportverenigingen, studentenverenigingen, liefdadigheidsverenigingen, arbeidersverenigingen en personeelsverenigingen. En allemaal hielden die jaarlijkse manifestaties met redevoeringen en liefs ook iets cultureels, en bal na. Samen hebben zij afgelopen eeuw in de Junushoff duizenden bonte-, toneel- en muziekavonden georganiseerd. Al was het alleen maar als legitimatie voor het bal na.

En tot slot waren er natuurlijk de ‘Bijzondere Gebeurtenissen’. Zo was de Rijkslandbouwschool voor haar plechtigheden   geheel aangewezen op de Junushoff. Pas in 1921 kwam er een aula, en dat was nog maar een houten hulp-aula op Duivendaal. Bij verkiezingen kwamen de landelijke voormannen in de Junushoff hun rede houden en ook voor de verjaardagen van burgemeester en koningin moest je in de Junushoff zijn.

Wordt vervolgd!

Ingekort deel 2 uit: feestrede door Leo Klep in mei 2005  ter gelegenheid van het 125 jarig bestaan van Junushoff.

deel 1

De Zaaier terug naar binnenstad

de_zaaier_wageningenIn de Hoog en Laag van vandaag 8 april 2015 las ik de kop “De Zaaier terug naar binnenstad”. Dit roep ik al jaren (maar helaas bij roepen gebleven). Want waar het beeld van August Falise nu staat (ergens in de middle of nowhere) komt het totaal niet tot zijn recht. Hij hoort gewoon op een goede en zichtbare plek te staan en waarom niet op de plek waar hij voor gemaakt is: op het plein voor het oude hoofdgebouw van de toenmalige Landbouwhogeschool (Bassecour). Zelf heb ik daar gewerkt toen het beeld nog mooi op het plein stond.
Het toeval wil dat ik daar, zoveel jaren later, woon en denk het beeld hoort hier gewoon te staan! Er werd in het artikel in de Hoog en Laag genoemd dat het Coventplein een mooie plek zou zijn, maar denk dan meteen waarom, hij moet staan waar hij jaren heeft gestaan: voor het hoofdgebouw van de toenmalige Landbouwhogeschool.

Wageningen 8 april 2015.

Door: Ans van Dillen

Algemene begraafplaats Wageningen
De LEEUWERENK

leeuwer-enk-wageningen-0 In de raadsvergadering van 30 juni 1899 richtten burgemeester en wethouders van Wageningen een voorstel aan de gemeenteraad voor de aanleg van een nieuwe algemene begraafplaats met de mededeling dat een bekwaam ‘deskundige’ een goed plan voor de aanleg zou maken.
De ‘deskundige’ was de tuin- en parkarchitect Leonard A. Springer, leraar aan de tuinbouwschool, die de opdracht kreeg een plan te maken.
De noodzaak tot de aanleg van een nieuwe begraafplaats was er, de oude begraafplaats (aanleg 1828) aan de Rijks(straat)weg werd te vol.
Leeuwerenk Wageningen
Het ontwerp van Springer kenmerkte zich door cirkel- en ellipsvormige velden met gebogen lijnen, sterk beïnvloed door de Engelse landschapstijl en één centrale entreepartij voor alle drie delen der begraafplaats.
De besturen van de r.k. kerk en de Israëlitische gemeente wilden alleen medewerking verlenen aan het plan als het gewijzigd zou worden en elke afdeling vanaf de openbare weg bereikbaar zou zijn.
Het werd een begraafplaats met drie aparte ingangen.

De begraafplaats werd in het voorjaar van 1902 geopend. De afstand van 1.6 kilometer buiten de bebouwde kom was destijds geen bezwaar.
aula-begraafplaats-wageningen
In 1943 werd de ruimte op de algemene begraafplaats te klein. Aan ruimen dacht men toen nog niet. De oppervlakte van het r.k. gedeelte en de Israëlitische begraafplaats was nog steeds voldoende.
Aan prof. dr. ir. J.T.P. Bijhouwer werd verzocht een uitbreiding voor de algemene begraafplaats te maken, aansluitend aan die van Leonard Springer.
Door de uitbreiding in noordelijke richting en de herindeling in de vorm van rechte vakken en paden verloor de begraafplaats veel van zijn allure. Nog altijd lopen beide ontwerpen door elkaar.

Na 1945 ging het eigendom van de Joodse begraafplaats over naar het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap, NIK.
Nieuwe Israelitische begraafplaats
Het NIK beheert Joodse begraafplaatsen in Nederland waar geen ‘kehilla’ ( Joodse gemeente) is die deze taak verricht. Een deel van de Nieuwe Israëlitische begraafplaats werd afgestaan aan de gemeente Wageningen ten behoeve van de algemene begraafplaats.
De uitbreiding van de begraafplaats werd in 1948 gerealiseerd en de Nieuwe Israëlitische begraafplaats werd omsloten door de algemene begraafplaats.

Sinds de bouw van de aula en het woonhuis in 1965 door architect Ir. J.W.C. Boks en de reconstructie van de ingang, algemeen en r.k. kregen één ingang, kreeg de begraafplaats een fraaier aanzien. De Nieuwe Israëlitische begraafplaats behield haar altijddurende ingang.

In 2004 besloot het gemeentebestuur van Wageningen aan alle verwarring omtrent de naamgeving een einde te maken, de algemene begraafplaats kreeg de naam ‘DE LEEUWERENK ‘

De naam Leeuwer Enk die vanouds aan dit gebied verbonden was, is niet alleen historisch juist, maar ook veel toepasselijker. Het betekent Enk (bouwlanden, akkers) bij Leeuwen.

 

Door: HMBitter

Rijkslandbouwschool Wageningen

In 1876 werd de Rijkslandbouwschool in Wageningen gevestigd. De Rijkslandbouwschool startte met een driejarige hbs en een tweejarige kopstudie. De 32 studenten die in het eerste jaar startten kregen les op een perfecte locatie voor landbouwonderwijs, midden op het platteland omringd door zand-, klei- en veengrond.

rijkslandbouwschool-wageningen-1876
Rijkslandbouwschool Wageningen in 1876 – tegenwoordig bekend als ‘Gebouw met de klok’

De school bleek in een grote behoefte te voldoen, maar had ook wat last van de snel veranderende wensen op onderwijsgebied. Uiteindelijk, na tweede eerdere reorganisaties, werd besloten in 1904 de Rijkslandbouwschool weer op te heffen en deze te vervangen door vier zelfstandige inrichtingen, allen gevestigd te Wageningen. Deze inrichtingen werden de Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouwschool, de Rijkslandbouwschool, de Rijkstuinbouwschool en de Rijks Hogere Burger School.

De Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouwschool is sindsdien sterk gegroeid en kreeg in 1918 erkenning door een verheffing tot Landbouwhogeschool. De Rijkslandbouwschool maakte ook een sterke groei door. Zij kwam echter wel vlot in de problemen. Niet alleen boerenzonen, met een voorkeur voor de praktijk van de Nederlandse landbouw, stroomden toe, maar ook tal van stedelingen, met een voorkeur voor de tropische landbouw, kwamen naar Wageningen. Deze laatste groep werd uiteindelijk verreweg de grootste, terwijl het onderwijs afgestemd was op de behoefte van de Nederlandse landbouw.
Als gevolg van een herziening van de wet op het wetenschappelijk onderwijs heette de Landbouwhogeschool vanaf 1986 Landbouwuniversiteit.

Het ontwerp van Arboretum De Dreijen dateert van 1895 en staat in direct verband met de totstandkoming van de Rijkstuinbouwschool een jaar later. De aanstaande leerlingen moesten hier kennis kunnen maken met het ‘materiaal van de tuinbouwwetenschap’, in dit geval vooral sierbomen en -struiken.

Door: M. Voerman