George Sturm

George Sturm (op zijn Duits uit te spreken, men schrijft ook wel Georg) is een schilder die in 1855 in Wenen werd geboren. Hij bezocht daar de Kunstnijverheidsschool. Hij heeft echter vele jaren in Nederland gewerkt en gewoond. Zo ook in Wageningen waar hij in 1923 is gestorven. Hij was bevriend met August Falise, de beeldhouwer waarnaar reeds een straat is vernoemd in Wageningen. Naast zijn werk als kunstenaar was hij hoogleraar aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid Amsterdam.

George Sturm is beroemd om de decoraties van het Rijksmuseum en het Amsterdam Centraal Station (onder andere in de Koninklijke wachtkamer). In de Statenzalen van de provincies Overijssel en Drenthe zijn ook wandschilderingen van hem of ontworpen door hem. Hij schilderde de wandschilderingen niet direct op de muur, maar op doek. Hij beschilderde ook het plafond van het Academiegebouw aan het Domplein van de Universiteit van Utrecht. Georg Sturm’s portretten zijn in een joyeuze 19e-eeuwse stijl geschilderd. Ook van August Falise heeft hij een portret gemaakt. Zijn schilderijen stellen verder onder andere ambachten voor, dieren en bloemen, maar ook meer abstracte allegorieën en deugden. Hij kon prachtig natuurgetrouw schilderen. De beroemde wanddecoraties in het Centraal Station en de Statenzaal gaf hij echter een tweedimensionaal effect, door weinig diepte en lijnen om de figuren te trekken, zoals bij een prent of beeldverhaal. Een door Sturm ontworpen tegeltableau met de drie gratiën ‘Schoon, Waar en Goed’ is aangekocht door het Rijksmuseum in Amsterdam. Het tableau werd in 1882 gemaakt bij de plateelbakkerij Rozenburg in Den Haag. Van Sturm worden af en toe werken geveild.

George Sturm heeft een straat naar zich genoemd gekregen in Nieuw Kortenoord.

Door: Pauline Schakenbos

Roode Dorp – Volkswoningbouw II

De wijk Volkswoningbouw was gelegen tussen de Lawickse Allee, Haagsteeg en de Dijkgraaf, in het (toenmalige) noordwesten van Wageningen. Tegenwoordig is deze voormalige wijk onderdeel van de wijk De Buurt.

De oprichting in Wageningen van de vereniging Volkswoningbouw (VWB) vond plaats op 17 april 1912. De statuten werden bij Koninklijk besluit van 12 september 1912 goedgekeurd.

De opdracht een stratenplan met 83 woningen te ontwerpen werd gegeven aan het Rotterdamse architectenbureau Roos en Overeijnder.
De aanbesteding van de bouw vond plaats op maandag 23 november 1914. Het werk werd gegund aan de aannemer Albert Haar uit Wageningen.
Zaterdag 8 januari 1916 werden de 83 woningen in de wijk van Volkswoningbouw in aanwezigheid van verschillende genodigden door mr. H.F. Hesselink- van Suchtelen, burgemeester van Wageningen, geopend.( Zie deel I Volkswoningbouw)

Het tweede gedeelte met 105 woningen werd gebouwd in 1919. Op 18 juli 1919 werd door de gemeenteraad van Wageningen de straatnamen vastgesteld. De straat in het eerste gedeelte kreeg de naam Julianastraat.

Het tweede gedeelte omvatte meer straten, van Eckstraat, genoemd naar de eerste voorzitter, Beekstraat, Matenstraat en Vanenburgstraat.

Tijdens de bominslag van 26 maart 1943 werd er grote schade aangericht aan woningen in het tweede gedeelte. Er vielen 27 dodelijke slachtoffers.

In een aangetekende brief van 30 maart 1943 van de Algemeen Gemachtigde voor de Wederopbouw en de Bouwnijverheid Dr. Ir. J.A. Ringers staat de volgende tekst: ‘zegt de burgemeester van de gemeente Wageningen aan, dat hij overgaat tot onteigening, ten name van de gemeente Wageningen van het puin en de verdere restanten van opstallen der percelen welke in den nacht van 26 op 27 maart geheel of nagenoeg geheel zijn verwoest.
Het is de bedoeling dat de afkomende materialen zoveel mogelijk worden gebruikt voor de wederopbouw van de vernielde gebouwen’.

Met algemene stemmen werd tijdens de ledenvergadering van 24 september 1943 besloten tot ontbinding van de vereniging Volkswoningbouw
Op 15 november 1943 ging de gemeente akkoord met de overname. Op 22 november 1943 werd de overname door de gemeente per brief aanvaard.
Op 1 juli 1944 vond de formele overdracht van de vereniging Volkswoningbouw naar de gemeente plaats.

Namens de vereniging Volkswoningbouw ondertekenden voorzitter Gerrit Sluis en secretaris Antonie te Wechel. Namens de gemeente tekende burgemeester Wouter Hendrik van den Brink, handelende ter uitvoering van het door den burgemeester van Wageningen ter waarneming van de taak van de raad der gemeente, uitvoering verordening 152/1941.

Vanaf begin 1942 was er schriftelijk overleg tussen de secretaris-generaal K.J. Frederiks van het departement van Binnenlandse Zaken en  burgemeester IJzerman van de gemeente Wageningen over het centraliseren van het onderhoudswerk van alle in de gemeente bestaande woningwetwoningen teneinde te komen tot een meer economisch onderhoudsbeheer dan bij de tot op heden gevolgde gesplitste wijze van werken mogelijk is.

De gewenste centralisatie van het onderhoud vormde de aanleiding om tot oprichting van een gemeentelijke woningstichting te komen.

De Stichting Centraal Woningbeheer werd opgericht bij besluit van het gemeentebestuur van Wageningen dd. 25 januari 1944. Goedgekeurd op 2 februari 1944 door het provinciaal bestuur van Gelderland.

Bronnen: Gemeentearchief Wageningen

door:  HMBitter

Roode Dorp – Volkswoningbouw I

Op 11 september 1899 dienden de ministers van Binnenlandse Zaken, Financiën en Justitie, mr. H. Goeman Borgesius, mr. N.G. Pierson en mr. P.W.A. Cort van der Linden het wetsontwerp voor de Woningwet in.

Het doel van de Woningwet was om bewoning van slechte en ongezonde woningen onmogelijk te maken en de bouw van goede woningen te bevorderen. Het wordt algemeen beschouwd als het begin van de overheidsbemoeienis met de volkshuisvesting in Nederland

De oprichting in Wageningen van de vereniging Volkswoningbouw (VWB) vond plaats op 17 april 1912. De statuten werden bij Koninklijk besluit van 12 september 1912 goedgekeurd.

Voorzitter van VWB was R. van Eck, de secretaris A.C. Ide.

Deze vereniging, met aandeelhouders, had het plan om op grote schaal arbeiderswoningen te gaan bouwen.

In oktober 1913 kwamen afgevaardigden van verschillende arbeidersverenigingen bijeen om een gezamenlijk verzoek te formuleren aan de gemeenteraad van Wageningen om, in het belang van de volksgezondheid, de zedelijkheid en de groeiende werkgelegenheid een ruim aantal arbeiderswoningen te laten bouwen met een huurprijs tot 2 gulden per week.

In februari 1913 begon de VWB de onderhandeling om een perceel grond in haar bezit te krijgen. In maart 1914 werd twee percelen grond aangekocht ten noorden van de Lawickse Allee van de weduwe W.G. van Rijn-Herbert te Utrecht en van A.B.W.A. Hof-Steuk te Nijmegen. Deze percelen waren gelegen tussen de Lawickse Allee, de Haagsteeg en de Dijkgraaf.

De plannen van VWB werden op 7 maart 1914 voorgelegd aan de gemeenteraad van Wageningen en werden goedgekeurd. Het raadslid Van Lonkhuizen had enige bezwaren betreffende de plaats van bouwen omdat het gebied in een zak lag, een laagte in het terrein met hoge grondwaterstand en was volgens hem en anderen niet geschikt voor woningbouw. Uiteindelijk ging de raad met de plannen akkoord.

VWB vroeg en kreeg, met toestemming van Gedeputeerde Staten op 8 april 1914 een voorschot van f 174.500.- met borg door de gemeente om het plan uit voeren.

De eerste opdracht een stratenplan met 83 woningen te ontwerpen werd gegeven aan de Wageningse bouwkundige L. Vonk. Volgens Vonk zou het moeilijk worden een plan te verwezenlijken binnen de bestaande bouwverordening en de ongeschiktheid van het terrein. De woningen zouden voor de werkman te duur worden. Vonk werd door de VWB van zijn opdracht ontheven.

Vervolgens werd de opdracht gegeven aan het Rotterdamse architectenbureau Roos en Overeijnder. Dit bureau was ook betrokken bij de bouw van volkswoningen in Arnhem, Assen, Delft, Veendam en Voorburg.

De aanbesteding van de bouw vond plaats op maandag 23 november 1914 ten huize van J.H. van der Laag in de Nieuwstraat. Het werk werd gegund aan de aannemer Albert Haar uit Wageningen, die de huizen ging bouwen voor f 135.531.-.


Zaterdag 8 januari 1916 werden de 83 woningen in de wijk van Volkswoningbouw in aanwezigheid van verschillende genodigden door mr. H.F. Hesselink- van Suchtelen, burgemeester van Wageningen, geopend.

Het was het begin van de wijk Volkswoningbouw, in wijk C zonder straatnamen, wat toen nog gebruikelijk was. In de volksmond kreeg de wijk al snel de naam: ‘Roode Dorp’.

Bronnen: Gemeente archief Wageningen

door: HMBitter

De Wageningse haven & transport

Vanuit de Wageningse haven is in de loop van de jaren letterlijk veel beweging ontstaan. Vooral vanuit de vele familiebedrijven zijn mooie ondernemingen ontstaan. Vanaf 1920 vervoerd Ruijsch vanaf Wageningen al bouwmaterialen door geheel Nederland. Inmiddels is het bedrijf uitgegroeid tot een grote logistieke dienstverlener voor bouwvervoer met autolaadkraan.

Geavanceerde systemen reduceren de gereden kilometers en innovatieve oplossingen geven een CO2 reductie van 30%.
Zo heeft Wageningen ook historische wortels voor duurzame logistiek.

Door: Jan Ruijsch

 

LH-campus op de berg

Rond 1920 had de landbouwhogeschool het plan om zich op één plek te gaan concentreren: een campus op de Westberg, vanaf Hinkeloord tot en met de huidige Dreijen.

Dat plan had een paar overeenkomsten met het idee achter de huidige Born-campus. Ook toen meende men dat zo’n concentratie efficiënt zou zijn. Men zou de inefficiënte panden in de binnenstad af kunnen stoten en het zou de samenwerking tussen hoogleraren vergemakkelijken en de loopafstanden voor de studenten tussen de verschillende college- en practicumzalen beperken.

Op de tweede plaats lag de toen beoogde campus ook buiten de stad. In 1920 was men al wel aan het bouwen aan Nassauweg en Hinkeloordse weg, maar verder was de berg (op een enkele villa na) vrijwel onbebouwd.

De aanleiding tot het toenmalige campus-plan was dat de landbouwschool in 1918 een universitaire status had gekregen: het was een heuse Hogeschool geworden. Dat betekende dat er meer studenten zouden komen èn een nieuwe lading hoogleraren die baanbrekend wetenschappelijk onderzoek moesten gaan doen om de Nederlandse landbouw op te stuwen in de vaart der volkeren.

Eén zo’n nieuwe hoogleraar was Anton Hendrik Blaauw, die als hoogleraar zijn onderzoek moest doen in een donker en onhandig pand in de binnenstad, waar je al mocht lachen als de WC het weer eens deed. En dùs knokte Blaauw keihard voor een eigen laboratorium. Zó hard hij – en zijn collega Söhngen  –  rond 1924 als eersten een pand kregen op de nieuwe campus: het Schip van Blaauw en Microbiogie.

En toen was het op: de crisis diende zich aan, de overheid deed de hand op de knip, en het zou tot ver na de tweede wereldoorlog duren voor de LH weer iets bouwde op de berg.

Blaauw stelde indertijd veel eisen aan zijn laboratorium: hij wilde licht op het zuiden én licht op het noorden én licht van boven, en hij wilde de mogelijkheid om bepaalde constante temperaturen te kunnen handhaven (daarom heeft het pand veel kelderruimte). Hij heeft het allemaal gekregen. En hij heeft er ook wat mee gedaan! In betrekkelijke stilte heeft Blaauw op de berg de methode om bloembollen te ’trekken’ geperfectioneerd. De mogelijkheid om door warmte- en koude-behandeling het bloeimoment van bolbloemen te beïnvloeden. Dit maakte het mogelijk om alle mogelijke klanten in de hele wereld op elk moment van het jaar van bloemenpracht te kunnen voorzien. Een onopvallende prestatie die de Nederlandse economie miljarden heeft opgeleverd. Alleen daarom al is dit pand een monumentenstatus waardig.

De opvolger van Blaauw heeft dat blijkbaar ook gevonden want hij is altijd heel kien geweest op het in een oorspronkelijke staat houden van dit naar latere maatstaven onhandige gebouw. Ook de huidige eigenaren koesteren het pand zoals het ooit was bedoeld.

Door: Leo Klep