Ziekenbedevaart naar onze lieve vrouwe van Renkum, moeder van toevlucht
Dinsdag 28 mei, een volle maan in mei. Maria is gastvrouw vandaag bij Haar beeltenis in de Onze Lieve Vrouwe Kerk in Renkum.
De kerk is aardig vol. Veel grijze hoofden, bijna iedereen is bejaard. Veel vrouwen, ongeveer 10% is man. De mannen voeren het woord maar de bijeenkomst is verder geheel in handen van vrouwen.
“Het is goed verzorgd”, zegt een vrouw in een rolstoel die buiten even een luchtje schept en een sigaret. Ze komt uit Heteren. Ze wilde eerst niet gaan, maar de anderen hebben haar overgehaald en daar is ze nu blij om. Het is een fijne dag.
De zieken zijn hier toch met de stille hoop dat Maria hun lijden zal verlichten, sommigen schrijven een intentie in het grote boek.
De kardinaal leest de plechtige eucharistie, er wordt mooi gezongen; veel Latijn ook, want dat kennen de bejaarde zieken uit hun jeugd, daar genieten ze van. Ook de kardinaal heeft zorgen: De christelijke kerk maakt een geloofscrisis door, die niemand onberoerd laat. Het is een crisis in de ‘gehoor’zaamheid. In plaats van:” Spreek, Heer, Uw dienaar luistert”, zegt men: “Luistert, Heer, Uw dienaar spreekt”. Er zijn nog wel roepingen maar niemand hoort ze meer. De jeugd verdwijnt uit de kerk, de priesteropleidingen lopen leeg. (Ook in de mis is er weinig gelegenheid tot luisteren naar God: De dienaren zijn voortdurend aan het woord.)
De kardinaal heeft een oplossing. Hij brengt het voorzichtig als overweging, maar mij klinkt het cru in de oren: De zieken zouden hun lijden en kruis kunnen dragen als offer voor meer ‘gehoorde roepingen’ voor zijn priesteropleiding.
De kardinaal preekt over Maria, die men wel eens als Godin ziet; over de maand mei die als de maand van het overal in de natuur zichtbare nieuwe leven bij deze Maria zou horen.
‘Dus toch meer dan de Moeder van God en Moeder van de Kerk? Of is dat hetzelfde als de Moeder van de natuur?’, vraag ik mij af.
Een oudere vrouw ontfermt zich over mij en de jonge journalist van een plaatselijke krant. Wij moeten vooral op de versiering letten, zo mooi verzorgd. Trouwens de hele bedevaart straalt toch uit hoeveel aandacht hieraan is besteed. Tien jaar geleden was deze parochie een stoffige boel, pastoor Nijhuis heeft dit allemaal nieuw leven ingeblazen.
Dus toch geen traditie, bedenk ik me, maar telkens nieuwe menselijke initiatieven. Maar waarom dan toch op deze plek? Rond 1000 stond in Renkum een kapel gewijd aan Maria waar wonderen gebeurden. In de 14e eeuw verschijnt in deze kapel op wonderbaarlijke wijze Haar beeld, hetzelfde beeld dat via vele omwegen weer terug is in Renkum.
De mannen doen het woord, maar ze worden voortdurend begeleid en gestuurd door de talloze gastvrouwen – de aardse Maria’s. Zij houden nauwkeurig in de gaten of ieder zieke een hostie krijgt en gezegend wordt. Als de kinderen van de basisschool met hun kaarsen en bloemetjes hun liedje hebben gezongen, zorgen zij ervoor dat iedere zieke een kaarsje krijgt en geen kind met een kaarsje blijft staan. Zij zorgen voor de koffie met koek, de soep, de boterhammen, het saucijzenbroodje en de thee met cake.
De vriendelijke dame heeft besloten dat ook wij (de journalist en ik) mee moeten delen en ondanks ons tegenstribbelen en bijna een ruzie omdat wij toch echt geen strikjes op hebben – het eten is alleen voor de zieken – zitten we toch even later met soep en worden daarna zelfs zeer vriendelijk bediend.
De dame wil weten hoe ik hier gekomen ben. Ik draai er eerst omheen en zeg dan ronduit: “Om te zien hoe de Oermoeder hier aanbeden wordt.” A ha, ik kan dus bekeerd worden. Ze drukt me op het hart om Newman te lezen en de Marianus Cultus, een encycliek van de Paus over Maria. Ze geeft me een boekje waaruit blijkt dat de Kerk heel blij is met al deze dienstmaagden vandaag. Dit is bij uitstek de plaats van de vrouw in de Kerk.
Ik vraag me nog even af waarom de Katholieke Kerk geen aardse vertegenwoordigster heeft als Moeder van de Kerk; een soort wijze raadsvrouwe die bij ernstige conflicten de leiding neemt en na advies van de bisschoppen, een nieuwe Paus kiest.
Nu en dan kijk ik naar het beeldje van Maria in de zijbeuk. Ondanks alle feestelijkheid ter Hare ere staat Ze er wat verloren bij: Iedereen kijkt naar de gebeurtenissen op het hoofdpodium. Een enkeling koopt een klein beeldje van Haar of een prentenbriefkaart. Er worden wel heel veel kaarsen voor Haar gebrand en langzaam maar zeker vult de walm de kerk.
Tijd om op te stappen voor mij, het Lof houd ik voor gezien, ik denk niet dat er nog een wonder gebeurt. Want het is gezellig en aan alles is gedacht, maar voor wonderen lijkt hier geen plaats.
En buiten in de zon vraag ik me af de Moeder wel in een kleine kerk past, overal is Haar leven uitbundig naar buiten gebarsten. De journalist heeft gelijk: Een processie langs de gezaaide velden zoals vroeger zou toch wel op zijn plaats zijn geweest.
Door: Pien van Dael