Op een vroege woensdagmorgen werd Mientje Meurs wakker van het geronk van vrachtwagens, in de binnenstad. Zijn ze nu nog bezig met het opbouwen van de wekelijkse woensdagmarkt, rond de Grote Kerk, dacht Mientje. Meestal gebeurde dit toch in de late dinsdagmiddag, daaraan voorafgaande. Omdat de slaap niet meer te vatten was, besloot Mientje maar op te staan en tussen de groene gordijnen door te spieden naar alle drukte en kabaal beneden.
Vanuit haar kamer op de achtste etage van woonzorgcentrum Rustige Burcht had zij een prima uitzicht over het centrum van haar zo geliefde Wageningen. Nieuwsgierigheid was haar nooit vreemd geweest en zij mocht graag de wereld buiten (met spionnetjes ondersteund) vanuit haar luie leunstoel aanschouwen. Vaak dwaalden haar gedachten dan af naar vroeger tijden toen haar muiltjes nog rood waren en haar baljurk gebroken wit. Zwieren kon ze namelijk als de beste (met haar vaste tangopartner Joop Heijn) over de dansvloer van de Juniushof, tot ook zo’n zaterdagavond weer als herinnering de zondag zou inluiden.
Mientje meende nu toch echt iets anders te aanschouwen dan een gebruikelijke woensdagmarkt opbouw. Er werden namelijk geen kramen neer gezet maar feestelijke vlaggen opgehangen, in de binnenstad. Het waren grote lappen stof met de tekst Wageningen 750 jaar. Het hele centrum werd onder handen genomen. Mientje had wel iets gelezen in het huis aan huiskrantje “De Waoghe-ningsche Postduif” dat haar stad zoveel jaar stadsrechten zou bezitten, ooit verleend door ene hertog Otto.
Nu het zonnetje zich liet zien en een kerkklok begon te beieren dwaalden Mientjes gedachten niet af naar tango Jopie of naar grote liefde Driesje Bolleman, maar naar die eerste feesten in de stad (net na de Bevrijding). Zo kort na de ondertekening van de Duitse capitulatie in Hotel De Wereld mochten alle geëvacueerde Wageningers weer huiswaarts keren en troffen hun have vaak kapot geschoten of vervuild aan. Toch overheerste een algeheel gevoel van opluchting en vrijgevochtenheid. In die dagen werden dansfeesten op straat gehouden en ontstonden meerdere amoureuze escapades met onze bevrijders, de Canadezen. Mientje kon zich de sfeer en de uitgelatenheid van een ieder nog goed herinneren. Het leek wel een volle zomer te duren (een eeuwigheid voor een kind van acht jaar) en verbroedering was alom.
Soms kon je diezelfde sfeer nog proeven tijdens een stralende Bevrijdingsdag in Wageningen als de bevrijders van toen weer langs kwamen paraderen, voor een zwaaiende en lachende prins Bernhard. Ook dan was er jaarlijks een dansende en hossende menigte rondom het Bevrijdingsbeeld. Ach, wat zou Mientje nog graag een rondedansje om Blote Jan maken, als haar evenwicht het toch maar toeliet. Zij kreeg tegenwoordig een plaatsje op de zittribune aangeboden om haar bevrijders (in een jeep en bus vervoerd) te kunnen toejuichen. Toch bleef zij op zo’n moment liever op haar kamer in het tehuis om op de buis alle festiviteiten beter te kunnen volgen en om zo de drukte te ontwijken. Want hoewel met het klimmen der jaren haar angst om te vallen toenam, wilde zij liever (nog) niet schuivelend achter een rollator worden gezien. Zij verkoos derhalve gekoesterde grandeur boven geaccepteerde beperkingen, laten we maar zeggen.
Binnenkort zou haar woonzorgcentrum Rustige Burcht plaats gaan maken voor nieuwbouw, werd in de recreatiezaal rond gefluisterd. Men was van plan om een geheel nieuwe wijk net buiten de stadsgracht te laten verrijzen. Dezelfde stadsgracht die men ook in het centrum van de stad weer wilde gaan openen, om zo de natuurlijke afbakening van het centrum te laten herleven. Op deze gracht kon je altijd zo heerlijk schaatsen, als het hartje winter was. Met z’n allen achter elkaar onder bruggen door en luid joelend eindigen daar waar je begonnen was. Mientje was met haar wapperende lange jurk en mooie rode haar toendertijd natuurlijk een blikvanger van jewelste geweest. Zij verbaasde zich erover dat er tegenwoordig nog maar weinig werd geschaatst door de jeugd op de gracht in het centrum van de stad.
In het centrum van de stad schijnt ook nog een echte burcht te hebben gestaan, waar het verzorgingstehuis haar bekende naam aan te danken heeft. Deze burcht had tot taak om de stad te verdedigen tegen aanvallers van buitenaf. Wageningen lag natuurlijk strategisch gelegen, tussen twee bergen in (aan een rivier). Geen wonder dat diezelfde hertog van Gelre aan Wageningen stadsrechten gegund heeft, om zich zo nog beter te kunnen verdedigen. Stadsrechten waar Wageningers o zo trots op zijn en zij niet kunnen nalaten om vreemden er nadrukkelijk op te wijzen dat een dorps karakter niet altijd is wat het lijkt.
Het feest in de stad begon nu langzaam hoorbaar en voelbaar te worden en veel studenten waren al vroeg opgestaan om een mooi plaatsje op een zonovergoten terras in het centrum te verkrijgen. De muziekkapel blies schallend voor honderden schoolkinderen die zich hadden verzameld voor het stadhuis, alwaar het scharlaken wagenwiel in top werd gehesen. Mientje besloot op haar balkonnetje mee te gaan genieten van al wat komen ging, want het was weer eens feest in de stad!
door: F. Kaaijk