Toen ik begin jaren ’80 in Wageningen kwam wonen was Herman de Cowboy een van de meest markante Wageningers. Vergezeld van compaan Jan de Hollander en een plastic tasje – met de nodige alcoholische versnaperingen – was Herman een bekende verschijning in de stad, de Veerstraat waar hij woonde, en onder andere in café Troost. Altijd in voor een praatje en een grap.
Jaren later werkte ik in café de Overkant in de Bevrijdingsstraat en sprak ik Herman regelmatig. Met de kreet ‘hé boy’ zwaaide wekelijks de deur rond etenstijd wel een keer open en stommelde Herman, vaak vergezeld door Jan binnen. Na de gebruikelijke begroetingen (How are you? I’m fine…) kwamen er vaak verhalen over zijn tijd in ‘America’ los. Onsamenhangend en fantasierijk, het is me nooit duidelijk geworden of hij ooit in Amerika geweest was, of dat er meer sprake was van ‘als je er maar genoeg over praat ga je er zelf wel in geloven’.
Op een avond kwam alleen Jan binnen. Hij was hevig ontdaan en snikkend en stamelend vertelde hij dat Herman van z’n bankje was afgevallen: “… bloed in zijn hoofd … hersenbloeding … ambulance.. “. Veel meer was er niet van te verstaan. Duidelijk was wel dat Herman naar het ziekenhuis was gebracht.
Met een collega uit de Overkant ben ik de volgende dag naar het Pieter Pauw ziekenhuis gegaan. Bij de receptie informeerden we naar het kamernummer van Herman de Cowboy. Na tal van aantal gefronste wenkbrouwen en driemaal navragen kregen we de mededeling: “Meneer de Moor is hier gisteren aan een bloedneus behandeld en daarna naar huis gebracht.”
Een paar dagen later zwaaide de deur weer open ‘Hé boy’….
Ik heb geen idee hoe het verder met Herman gegaan is. Volgens een gerucht zou hij in psychiatrisch ziekenhuis Wolfheze zijn opgenomen, en daar zijn overleden… Wie weet er meer?
door: Wim de Vos
Nat
Op een regenachtige dag, ergens halverwege de jaren tachtig, ging ik geld opnemen bij het postkantoor aan het Plantsoen.. De loketten stonden nog aan de rechterhand bij binnenkomst, dus het is al even geleden. Het was druk. Voor mij in de rij stond onze eigen stadscowboy Herman. Na de gebruikelijke begroetingen ( Hi boy… etc ) stak hij een peuk in zn mond en pakte een lucifer.
( je kon toen nog gewoon overal roken ). Hij ging wat opzij van de rij staan, leunde tegen de balie en trok een been op. Vervolgens begon hij met de lucifer richting zn laars te zwaaien. Een hachelijke onderneming bleek al snel want Herman had m al flink om (meestal), en hij viel met veel gekreun om.
Nadat we hem met een paar omstanders op de been hadden geholpen, ging hij weer tegen de balie geleund staan om weer met zn hand mét nieuwe lucifer richting laars te bewegen. Het ging uiteraard weer fout en hij kwam weer ten val. Toen we hem opnieuw overeind probeerden te hijsen zag ik onder zn laars een strookje papier geplakt zitten. Het was afkomstig van een luciferdoosje, de zijkant waarlangs je een lucifer aanstrijkt.
Herman ging in zn cowboy imitatie-act blijkbaar zo ver dat hij de strijklucifers uit bekende westerns wilde imiteren. Aangezien onze zwaluwlucifers daarvoor niet geschikt zijn had hij het aanstrijkgedeelte van het pakje onder zn laars gelijmd. Door de regen was dit nat geworden en mislukte deze cowboy-act jammerlijk.
Toen ik nog in Wageningen woonde was ik bevriend met cowboy Herman. Ik heb zelfs nog een feestje met oude vrienden bij hem georganiseerd. Bijwoonde toen in een klein vrijstaand huisje achter het busstation aan de Stadsbrink. Nog nauwkeuriger, ergens in de buurt van het de studentensociëteit die daar stond. Dat was begin jaren zeventig. Herman dronk in die tijd al stevig, maar was nog zeer aanspreekbaar en kon mooie verhalen vertellen.
Ik was hem al vergeten totdat ik, een jaar geleden met een oude Wageningse vriend oude herinneringen begon op te halen. Hij kende Herman ook oppervlakkig. Hij vertelde met het schokkende verhaal dat hij op dag Herman vond in een oude garage, waarvan de deur open stond, ergens in de buurt van Rustenburg: dood, omringd door lege flessen. Ik hoop dat wie dan ook nog voor een respectvol afscheid heeft gezorgd. Hij was een aardige man, die niemand kwaad deed. Hij heeft rechtig op een waardige nagedachtenis
De eerste helft van de jaren 70 ben ik ook vaak in jongerencafé Troost geweest. Ik draaide er elke maand een film in het zaaltje achter (de voormalige deel van de boerderij) en liet hier ook regelmatig muziekbands optreden. O.a. de band, die later Toontje Lager zou worden en toen nog het Maandverband heette.
Herman de Cowboy (echte naam Herman Mooij) was hier inderdaad een vaak geziene gast. En geliefd bij de overige café bezoekers. Herman heeft mij ooit verteld, dat hij vroeger bij de gasfabriek in Wageningen (op terrein Rustenburg) had gewerkt. Maar door het vaak inademen van gas was hij afgekeurd en in de WAO beland. Het gas van vóór het aardgas tijdperk bestond namelijk uit het giftige koolmonoxide. Een bezoeker van Troost, die op de kunstacademie in Arnhem zat, heeft nog een zeer fraaie en goed gelijke tekening van Herman gemaakt. Deze heeft toen in café Troost aan de muur gehangen en ik heb er in 1976 een foto van gemaakt.