In 1876 werd de Rijkslandbouwschool in Wageningen gevestigd. De Rijkslandbouwschool startte met een driejarige hbs en een tweejarige kopstudie. De 32 studenten die in het eerste jaar startten kregen les op een perfecte locatie voor landbouwonderwijs, midden op het platteland omringd door zand-, klei- en veengrond.
De school bleek in een grote behoefte te voldoen, maar had ook wat last van de snel veranderende wensen op onderwijsgebied. Uiteindelijk, na tweede eerdere reorganisaties, werd besloten in 1904 de Rijkslandbouwschool weer op te heffen en deze te vervangen door vier zelfstandige inrichtingen, allen gevestigd te Wageningen. Deze inrichtingen werden de Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouwschool, de Rijkslandbouwschool, de Rijkstuinbouwschool en de Rijks Hogere Burger School.
De Rijks Hogere Land-, Tuin- en Bosbouwschool is sindsdien sterk gegroeid en kreeg in 1918 erkenning door een verheffing tot Landbouwhogeschool. De Rijkslandbouwschool maakte ook een sterke groei door. Zij kwam echter wel vlot in de problemen. Niet alleen boerenzonen, met een voorkeur voor de praktijk van de Nederlandse landbouw, stroomden toe, maar ook tal van stedelingen, met een voorkeur voor de tropische landbouw, kwamen naar Wageningen. Deze laatste groep werd uiteindelijk verreweg de grootste, terwijl het onderwijs afgestemd was op de behoefte van de Nederlandse landbouw.
Als gevolg van een herziening van de wet op het wetenschappelijk onderwijs heette de Landbouwhogeschool vanaf 1986 Landbouwuniversiteit.
Het ontwerp van Arboretum De Dreijen dateert van 1895 en staat in direct verband met de totstandkoming van de Rijkstuinbouwschool een jaar later. De aanstaande leerlingen moesten hier kennis kunnen maken met het ‘materiaal van de tuinbouwwetenschap’, in dit geval vooral sierbomen en -struiken.
Door: M. Voerman