Het Pleistoceen is de periode van 2,4 miljoen tot 10.000 jaar geleden. Kenmerkend voor deze periode is dat er sprake is van grote klimaatschommelingen. IJstijden werden afgewisseld met relatief warmere tussenperioden. Op dit moment leven we in het Holoceen (10.000 jaar geleden tot nu) in een warmere tussenperiode.
Het Saalien, de een na laatste ijstijd, duurde van 200.000 tot 125.000 jaar geleden.
De rivier de Maas stroomde in die tijd in noordelijke richting af via de Gelderse Vallei en had grote hoeveelheden aan zand en grind achtergelaten. In deze periode breidde het landijs zich langzaam uit vanuit Skandinavië helemaal naar Nederland.
Ongeveer 150.000 jaar geleden schoof de ijslob door de Gelderse Vallei tot aan de plek Wageningen (Wageningen bestond toen uiteraard nog niet). Deze ijslob gleed als het ware over het land en zorgde ervoor dat de bevroren rivierafzettingen (zand en grind) werden opgestuwd tot de huidige stuwwallen. De grens van het landijs reikte in Nederland maximaal tot de lijn Nijmegen, Wageningen, Utrecht en Haarlem.
De dikte van het landijs wordt wel geschat op enkele kilometers in Skandinavië tot 100 m bij Wageningen. Zo ontstonden aan de rand van deze ijslob de stuwwallen van de Utrechtse Heuvelrug en de Veluwe (waaronder de Wageningse berg).
Het landijs en de stuwwallen zorgden ervoor dat de Rijn en de Maas niet meer in noordelijke richting konden afstromen. Deze verlegden hun stroomrichting naar het westen, langs het met de ijslob bedekte gebied (stromingsrichting Arnhem, Wageningen, Rhenen).
De Rijn erodeerde de zuidkant van de stuwwal en heeft uiteindelijk een deel van de stuwwal weggevreten. Daarom ontbreekt het gedeelte van de stuwwal tussen De Wageningse berg en de Grebbeberg. Dit verklaart ook waarom de Wageningse berg aan de zuidzijde veel steiler is!
Het ijs is afgesmeld, de stuwwallen zijn gebleven.
Door: Theo Balk