Feestlied ‘Wageningen 700 jaar stad, tekst: M. Doekes – de Wilde, Muziek: L. van de Leeden
Arrangement, auteur onbekend.
Door: Anneke Rot
Doe mee en geef kleur aan de Wageningse geschiedenis!
Feestlied ‘Wageningen 700 jaar stad, tekst: M. Doekes – de Wilde, Muziek: L. van de Leeden
Arrangement, auteur onbekend.
Door: Anneke Rot
Het is een indrukwekkend boek, de bijbel van Lubbert Adolph Torck, die in De Casteelse Poort wordt bewaard. De uitvoerige titelpagina Biblia dat is de gantsche H. Schrifture omvattende alle de Canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (enz. enz.) moet heftig concurreren met een fors gekalligrafeerd naamdicht op de tegenoverliggende bladzijde. In dat vrome rijmwerk op de naam Lubbert Adolf (hier met f) Tork (zonder c) wordt de man tot een zuivere levenswandel aangespoord. Lees bijvoorbeeld het couplet dat zijn familienaam bezingt:
Toets aan de Schrift alleen gemoed en oordeel
Ontdek u in dit cristalijne glas
Rust niet, maar trek hier uit uw geestlik voordeel
Kiest tot uw loon Die eeuwig blijft en was.
Iemand heeft het kennelijk nuttig geacht deze geestelijke oproep tot de schatrijke en machtige Torck te richten. Het dichtsel is gedateerd in 1723 en misschien is het wel afkomstig van de geleerde dominee Daniël Gerdes, die in dat jaar in Wageningen als derde predikant werd aangesteld. De kerk en de stadskas konden zo’n derde man op de preekstoel niet genoeg betalen en Torck schoof toen 200 gulden ’s jaars naar hem door. Dat kon hij makkelijk doen, want hij was beslist in goede doen. Hij was al eigenaar van het Wageningse kasteel en hij heeft dan net ook Huize Rosendael geërfd. En bovenal, hij is in ’22 getrouwd met de zeer rijke Amsterdamse patriciërweduwe Petronella Wilhelmina van Hoorn, die ruim een miljoen gulden als erfenis had meegebracht. Daarmee was hij nu ook tot de rijke kringen van de hoofdstad gaan behoren, terwijl hij in het Gelderse al hoog in aanzien stond. Een goed moment voor een dominee om de man op de vergankelijkheid van al het aardse te wijzen.
Statenbijbel
De bijbel van Torck is veel gebruikt, om het eufemistisch te zeggen – van Job tot aan de apocriefe boeken is de omslaghoek flink toegetakeld. Trouwens ook de sluiting is grotendeels verloren gegaan. Het is een uitgave uit 1716, een zogenaamde statenbijbel, uitgegeven door drukker Pieter Keur in Dordrecht, in coproductie met drukker Pieter Rotterdam in Amsterdam, die op zijn beurt weer ‘in compagnie’ werkte met collega’s in de hoofdstad. ‘De Keurs hadden praktisch het monopolie op het drukken van de statenbijbel, maar ze probeerden het ondernemersrisico kennelijk wat te spreiden’, aldus bijbeltaxateur Ton Bolland in Amsterdam. ‘Het exemplaar van Torck is beslist niet uniek, maar als de kaarten er allemaal nog inzitten is het niettemin een waardevol stuk. Er moeten vier kaarten zitten bij het oude testament en twee bij het nieuwe.’ Gelukkig zijn alle zes kaarten inderdaad nog aanwezig.
Hoe vroom was Lubbert Adolph Torck? ‘Je kunt natuurlijk nu niet meer in zijn hart kijken’, aldus Torck-kenner bij uitstek Jan Carel Bierens de Haan, ‘en ego-documenten van hem zijn niet bekend. Ik weet dat hij mede is opgevoed door zijn oom Jan van Arnhem, die een bijbelvast man was, wel bijna een theoloog. Die heeft de jonge Lubbert Adolph begeleid en hem ook in de kerk geïntroduceerd.’ En Ton Steenbergen van Oud-Wageningen voegt daaraan toe, dat ‘onze Torck als magistraat ook kerkelijke functies had, zo was dat in die tijd. Iedereen was gelovig, maar Torck was een man van de wereld, hij zal beslist rekkelijk zijn geweest, denk ik.’
Door: Piet Aben
Met de lasershow vond donderdag 10 januari ‘s avonds de aftrap plaats van Wageningen 750. Bijna 4.000 Wageningers, jong en oud, waren samengekomen op de Markt om onder het genot van glühwein en warme chocomelk te proosten op het Jubileumjaar. Zij genoten van een spectaculaire lasershow waarin nagenoeg de hele geschiedenis van Wageningen voorbij kwam (video:Opening Wageningen 750). Ook waren er optredens van onder andere Chris Hordijk en Liesbeth List, die hiermee aandacht vroeg voor Warchild.
Tijdens een bomvol podiumprogramma droeg stadsdichter Laurens van der Zee een gedicht voor: “En die stad dat zijn wij’. Burgemeester Geert van Rumund ontving onder meer Graaf Otto van Gelre en later nog vele andere gasten.
Door: Elisabeth Kristensen
Ziekenbedevaart naar onze lieve vrouwe van Renkum, moeder van toevlucht
Dinsdag 28 mei, een volle maan in mei. Maria is gastvrouw vandaag bij Haar beeltenis in de Onze Lieve Vrouwe Kerk in Renkum.
De kerk is aardig vol. Veel grijze hoofden, bijna iedereen is bejaard. Veel vrouwen, ongeveer 10% is man. De mannen voeren het woord maar de bijeenkomst is verder geheel in handen van vrouwen.
“Het is goed verzorgd”, zegt een vrouw in een rolstoel die buiten even een luchtje schept en een sigaret. Ze komt uit Heteren. Ze wilde eerst niet gaan, maar de anderen hebben haar overgehaald en daar is ze nu blij om. Het is een fijne dag.
De zieken zijn hier toch met de stille hoop dat Maria hun lijden zal verlichten, sommigen schrijven een intentie in het grote boek.
De kardinaal leest de plechtige eucharistie, er wordt mooi gezongen; veel Latijn ook, want dat kennen de bejaarde zieken uit hun jeugd, daar genieten ze van. Ook de kardinaal heeft zorgen: De christelijke kerk maakt een geloofscrisis door, die niemand onberoerd laat. Het is een crisis in de ‘gehoor’zaamheid. In plaats van:” Spreek, Heer, Uw dienaar luistert”, zegt men: “Luistert, Heer, Uw dienaar spreekt”. Er zijn nog wel roepingen maar niemand hoort ze meer. De jeugd verdwijnt uit de kerk, de priesteropleidingen lopen leeg. (Ook in de mis is er weinig gelegenheid tot luisteren naar God: De dienaren zijn voortdurend aan het woord.)
De kardinaal heeft een oplossing. Hij brengt het voorzichtig als overweging, maar mij klinkt het cru in de oren: De zieken zouden hun lijden en kruis kunnen dragen als offer voor meer ‘gehoorde roepingen’ voor zijn priesteropleiding.
De kardinaal preekt over Maria, die men wel eens als Godin ziet; over de maand mei die als de maand van het overal in de natuur zichtbare nieuwe leven bij deze Maria zou horen.
‘Dus toch meer dan de Moeder van God en Moeder van de Kerk? Of is dat hetzelfde als de Moeder van de natuur?’, vraag ik mij af.
Een oudere vrouw ontfermt zich over mij en de jonge journalist van een plaatselijke krant. Wij moeten vooral op de versiering letten, zo mooi verzorgd. Trouwens de hele bedevaart straalt toch uit hoeveel aandacht hieraan is besteed. Tien jaar geleden was deze parochie een stoffige boel, pastoor Nijhuis heeft dit allemaal nieuw leven ingeblazen.
Dus toch geen traditie, bedenk ik me, maar telkens nieuwe menselijke initiatieven. Maar waarom dan toch op deze plek? Rond 1000 stond in Renkum een kapel gewijd aan Maria waar wonderen gebeurden. In de 14e eeuw verschijnt in deze kapel op wonderbaarlijke wijze Haar beeld, hetzelfde beeld dat via vele omwegen weer terug is in Renkum.
De mannen doen het woord, maar ze worden voortdurend begeleid en gestuurd door de talloze gastvrouwen – de aardse Maria’s. Zij houden nauwkeurig in de gaten of ieder zieke een hostie krijgt en gezegend wordt. Als de kinderen van de basisschool met hun kaarsen en bloemetjes hun liedje hebben gezongen, zorgen zij ervoor dat iedere zieke een kaarsje krijgt en geen kind met een kaarsje blijft staan. Zij zorgen voor de koffie met koek, de soep, de boterhammen, het saucijzenbroodje en de thee met cake.
De vriendelijke dame heeft besloten dat ook wij (de journalist en ik) mee moeten delen en ondanks ons tegenstribbelen en bijna een ruzie omdat wij toch echt geen strikjes op hebben – het eten is alleen voor de zieken – zitten we toch even later met soep en worden daarna zelfs zeer vriendelijk bediend.
De dame wil weten hoe ik hier gekomen ben. Ik draai er eerst omheen en zeg dan ronduit: “Om te zien hoe de Oermoeder hier aanbeden wordt.” A ha, ik kan dus bekeerd worden. Ze drukt me op het hart om Newman te lezen en de Marianus Cultus, een encycliek van de Paus over Maria. Ze geeft me een boekje waaruit blijkt dat de Kerk heel blij is met al deze dienstmaagden vandaag. Dit is bij uitstek de plaats van de vrouw in de Kerk.
Ik vraag me nog even af waarom de Katholieke Kerk geen aardse vertegenwoordigster heeft als Moeder van de Kerk; een soort wijze raadsvrouwe die bij ernstige conflicten de leiding neemt en na advies van de bisschoppen, een nieuwe Paus kiest.
Nu en dan kijk ik naar het beeldje van Maria in de zijbeuk. Ondanks alle feestelijkheid ter Hare ere staat Ze er wat verloren bij: Iedereen kijkt naar de gebeurtenissen op het hoofdpodium. Een enkeling koopt een klein beeldje van Haar of een prentenbriefkaart. Er worden wel heel veel kaarsen voor Haar gebrand en langzaam maar zeker vult de walm de kerk.
Tijd om op te stappen voor mij, het Lof houd ik voor gezien, ik denk niet dat er nog een wonder gebeurt. Want het is gezellig en aan alles is gedacht, maar voor wonderen lijkt hier geen plaats.
En buiten in de zon vraag ik me af de Moeder wel in een kleine kerk past, overal is Haar leven uitbundig naar buiten gebarsten. De journalist heeft gelijk: Een processie langs de gezaaide velden zoals vroeger zou toch wel op zijn plaats zijn geweest.
Door: Pien van Dael
Nieuw gezicht op Wageningen
De Wageningse berg is de plaats waar het oude Wageningen lag rond een christelijke kapelletje. Op de plaats van dit kapelletje – ten westen van de Holle weg – ligt nu het graf van de familie Belmonte. Als u over het hek rondom deze begraafplaats klimt, kunt u daar op een gedenksteen lezen dat deze kapel weer op de fundamenten van een voorchristelijk heiligdom staat. Volgens de steen voorspelden de priesteressen hier de toekomst door een brandend wagenwiel in een nog steeds bestaande gleuf (de Holle Weg) te rollen. Bleef het wiel tot beneden overeind, dan voorspelde dit een goed jaar of een goede afloop van de oorlog.
Wat waren dat voor priesteressen, daarboven op die berg, wie aanbaden ze en hoe? Veel is er niet bekend, maar de laatste tijd beginnen er wat inzichten door te dringen, die een heel nieuwe kijk op de vroegere godsdiensten geven.
Het wordt nu algemeen aangenomen dat onze patriarchale cultuur in grote delen van de wereld vooraf werd gegaan door een matriarchale cultuur. In deze cultuur werd een vrouwelijke moedergodin aanbeden. Dit waren niet slechts vruchtbaarheidsriten, het was een verering van het leven in al zijn facetten. De Godin had meestal 3 gestalten:
De levengevende (spint de levensdraad), het lot (weeft draden dooreen) en de het levennemende (breekt de levensdraad). Demeter, Astarte, Inanna, eindeloos veel namen had zij; in elk land, in elke streek, een andere. Deze cultuur was een landbouwcultuur, de ram en de geit waren heilige dieren, wapens werden nooit gevonden.
Hoe was dat in Nederland? Wij kunnen ons amper voorstellen, dat er voor de vrouwenverdobbelende, krijgshaftige Germanen een wat vrouwvriendelijker volk op onze rivierhellingen heeft gewoond. En is er nog wat van over?
Van de oude religie van het voorchristelijke Nederland zijn weinig schriftelijke gegevens bekend, maar het is niet waarschijnlijk dat een godsdienst direct zou uitsterven en geen sporen zou nalaten bij de invoering van een nieuwe godsdienst. De zogenaamde kerstening van Nederland was in eerste instantie een kerstening van de heersers, het gewone volk ging door met haar oude gebruiken onder een vernisje Christelijke riten. Het Christendom drong door de eeuwen heen, geïntroduceerd van bovenaf, langzaam naar beneden, naar het gewone volk. Gedurende dit proces werden de wetten tegen heidense gebruiken steeds strikter naarmate het christendom aan macht won. In de 15e eeuw werd openlijk de oorlog verklaart tegen de laatste resten van het heidendom in de Bul van paus Innocent VIII (1484) en twee Nederlandse monniken schreven de Heksenhamer: de heksenjacht barstte los.
Tegenwoordig wordt ons leven nog steeds voor een groot deel bepaald door voorchristelijke gebruiken, alleen weten we dat vaak niet meer.
Bij de invoering van het christendom was de tegenstand van de heersers in eerste instantie ook nog aanzienlijk. Niet voor niets werd Bonifatius vermoord. Rond het jaar duizend na Christus speelde in deze streken de strijd af van Graaf Wichman en zijn dochters Adela en Luitgarde. De graaf stichtte op zijn oude dag voor zijn zielenheil een klooster in Elten en Luitgarde maakte hij tot abdis. Hij schonk het klooster grote stukken land, onder andere een stuk tussen Wageningen en Renkum. Adela was des duivels. Zij beweerde dat volgens het Saksische erfrecht haar vader dat niet zonder haar toestemming mocht doen en bond na zijn dood de strijd aan met haar zus, die de hulp inriep van de – reeds gekerstende – Duitse keizer Otto II. Waarom die stukjes land zoveel opwinding konden veroorzaken, vertelt het verhaal helaas niet. Het verslag van de gebeurtenissen is opgeschreven door een monnik die natuurlijk partij trok voor Luitgarde; Adela komt er dan ook niet best af. Alle schriftelijke bronnen uit die tijd zijn door monniken geschreven en dat geeft natuurlijk wel een erg scheef beeld. Tot vandaag de dag zijn alle geschiedenisboeken geschreven door christelijke schrijvers die van mening zijn dat de Nederlandse beschaving begint bij het brengen van het licht van het christendom in deze duistere heidense streken.
Slechts enkele bronnen werpen nog wat licht op onze vragen: Archeologische opgravingen, onze sprookjes en volksgeloof.
In de Rijnprovincies en in Nederland heeft men een aantal stenen gevonden die gewijd waren aan Moedergodinnen, die als beschermsters van de rijkdom en voorspoed vereerd werden. Het betreft hier wij- of votiefstenen aan goden, weliswaar in het Latijn gesteld, maar kennelijk van Germanen afkomstig. Zo zijn er in Zeeland een aantal stenen gewijd aan Nehalennia, de plaatselijke naam van de Moedergodin.
In de hele wereld zijn er duizenden beeldjes met vrouwelijke kenmerken opgegraven, een enkele maal hadden ze androgyne kenmerken en uiterst zelden mannelijke.
Een studie van oude bewoningsplaatsen laat zien dat Wageningen al duizenden jaren op een knooppunt van land- en waterwegen lag. In de Romeinse tijd kwam er een extra stroomgeul van de Rijn bij Randwijk in de Rijn, de kortste verbinding tussen Nijmegen en Wageningen. Wie weet was hierdoor de Rijn ter plaatse erg ondiep en was er hier een doorwaadbare plaats. Maar ook het Lexkesveer is al erg oud. Uit opgravingen weten we dat er hier in al die duizenden jaren ook gewoond werd.
In het oude kerkje op de berg ging een groot deel van de bevolking van de Betuwe naar de kerk. In de vorige eeuw werden vele graven vlak bij die kerk gevonden. Zij kunnen op die plaats verantwoordelijk zijn voor de klimop die de bomen welig tiert.
Op 16e-eeuwse kaarten zie je boven op de berg een galg getekend. Plaatsen waar recht gesproken en uitgevoerd werd, veranderden meestal niet.
Een oude plek dus, Wageningen.
Er zijn restanten van de Germaanse godsdienst lang in het volksgeloof bewaard gebleven: geloof in dodengeesten, witte wieven, de Wilde Jacht, Holda, Perchta, reuzen en dwergen, heksen, weerwolven, het midwinterfeest (Sintmaarten, Sinterklaas, Kerstmis, Oud- en Nieuwjaar en Driekoningen), carnaval (Vastellavond), meifeesten, midzomerfeesten en oogstgebruiken.
Witte Wieven zijn in het wit geklede vrouwen, die de bovennatuurlijke gave van de voorspelling bezaten. Men geloofde dat ze rondwaarden bij grafheuvels en moerassen. Zij kwamen in de buurt van Wageningen en Bennekom talrijk voor. Hier gaan de verhalen, dat ze, als je een slecht geweten hebt en in hun buurt komt, je meesleuren in het water van de Renkumse beken.
Archeologen hebben vaak belangrijke grafvondsten gedaan door af te gaan op het ‘bijgeloof’ over witte wieven van de plaatselijke bevolking.
Over heksen en toverfamilies werd hier in de streek verteld, dat de kunst overgaat van de moeder op de jongste dochter en van de vader op de jongste zoon. En over kringen van 12 of 13 dansende katten (heksen) op het kerkhof. Het weerwolven leek het noodlot voor de zevende zoon van de zevende zoon.
Het midzomerfeest was hier in Wageningen altijd erg belangrijk. Nog steeds heet de katholieke kerk in Wageningen naar de gekerstende midzomerheilige: Johannes de Doper, ook het kerkje op de berg was aan Johannes gewijd. De Wageningse kermis werd ook altijd rond midzomer gevierd.
Op St. Jan werd de processie ’ter Heyligen Cruys’ gehouden die naar een kapelletje bij de oude kerk eindigde. Ook speelmannen en zwaarddansers werden door de pastoor betaald. Zwaarddansen is van oorsprong een heilig Germaans gebruik. Dit kapelletje was een populair bedevaartsoord. Na de reformatie probeerde men dit tegen te gaan, net zoals ongeregeldheden op het kerkhof daar met oud en nieuw, het stoken van vuren met Pasen en op Sintmaarten (Sintmaarten is net als Sinterklaas een katholieke versie van Wodan).
Op Vastellavond worden het lopen met rommelpotten en maskerades verboden.
Op Sintmaartensavond werd er altijd veel gedronken. De bisschop van Utrecht maakte hier in 1422 gebruik van om Wageningen te veroveren.
De heidefeesten in Ede, met hun Heidekoningin is een nieuwe opleving van de oude oogstfeesten. De Veluwse Sinterklaaskerel was zwartgemaakt, liep in vrouwenkleren en liet geen vrouw met rust.
We vinden in Wageningen het verhaal van het Lexkesveer, namelijk dat het na twaalf uur ’s nachts gebruikt werd als dodenveer.
In onze sprookjes kunnen wij nog resten vinden van de drie nornen of schikgodinnen, waarvan er een de levensdraad spint, een haar aan een ander bindt en de laatste haar weer doorsnijdt.
In de Germaanse mythologie vinden we Holda, godin van de vruchtbaarheid en van het dodenrijk. Zij heeft ook een spinnewiel.
Holda of Holla kennen we uit het sprookje van vrouw Holle, die in het land onder de waterput woont; die beloont en straft naar gelang je goede of slechte geweten. Van haar is veel bekend: ze is de ‘verbergende’; de godin van de vruchtbaarheid en van geboorte en dood. Gaarne spiegelt zij zich in bronnen en meren terwijl ze haar gouden haren kamt. Zij is de godin van de wolken, zij laat het sneeuwen. Ze woont op een berg, die door een haan bewaakt wordt. Ze is verwant aan Freya (vrijdag), Frigga en Perchta. Ze begeleidt Wodan op zijn Wilde Jacht, waarbij ze de Holden – een groep voortstromende geesten – aanvoerde. De Wilde jacht volgt elk jaar dezelfde weg, vaak vanuit een berg over de Hollweg naar een bron, meer, poel, put: de onderwereld. De Berserkers/weerwolven zijn aan Wodan gewijd, extase, muziek, zang en dans.
De volkeren rond de Noordzee vereerden Nerthus/Holda, moeder aarde.
Aan Nerthus/Holda was in Denemarken (?) een heilig woud gewijd. In dit woud stond haar met doeken bedekte wagen. In de lente bezocht zij haar volk en werd zij in een door witte koeien getrokken wagen langs de velden gereden. Zo bevordert zij de vruchtbaarheid van het volk, vee en de velden. Tijdens de rondtocht wordt al het ijzer weggesloten en is dus ook het gebruik van wapens verboden. Daarna baadden haar dienaren de wagen met de godheid in een heilig meer en werden vervolgens geofferd.
Ommegangen met wagens kennen we in Nederland nog volop van karnaval, en bloemencorso’s en andere optochten.
Aan de Renkumse kant van de Wageningse Berg liggen de resten van een ander oud kerkje met kapel en een oud vrouwenklooster. Het klooster is gesticht in 1405 door hertog Reynald van Gelre. Tegenwoordig staat in de katholieke kerk van Renkum een 14e-eeuws (?) Mariabeeldje dat magische krachten wordt toegeschreven. Nog steeds gaan er gelovigen op bedevaart in de hoop op daadwerkelijke hulp. In de kerk beweert men dat dit beeldje vroeger in de kapel van het klooster bij Renkum stond. De kapel zou omstreeks het jaar 1000 zijn gebouwd. De wonderen zouden verricht zijn door Moeder Gods Maria en haar afbeelding zou daar op wonderbaarlijke wijze in 1380 gekomen zijn, maar ook daarvoor was de kapel al aan Maria gewijd. De hertog die het klooster schonk deed dit vanwege de grote verering die zij voorvaderen hadden tot ‘onzer liever Vrouwen Capellen van Redichem’. Deze kapel is in het bezit van een ‘heilig gloriosen heiligdom’.
Door: Pien van Dael