Aan Wageningen
U heb ik lief, mijn Wageningen
Mijn Vaderstad, zoo schoon en goed,
Die onvervaard steeds opwaarts strevend,
Voor niets en niemand onderdoet.
Ik heb U lief als voorspoed, roem en eere,
U juigend volgen op de voet,
Maar meer nog als Uw edel harte,
Van bitter leed en kommer bloedt.
Schenk Heer, deez´stad
Uw rijkste zegeningen,
Behoed haar voor gevaar
Bij ’s werelds wisselingen.
Verhoog haar oude naam,
En houdt haar deugden ter belooning
Uw wakend Vaderoog,
Op haare aardsche woning.
Ontplooi Uw fiere vaan
Gij, pronk van Gel’res steden,
Bied onversaagd het hoofd,
Aan ’s levens tegenheden
Werp neer wat U belaagt,
En blijve tot Uw glorie,
Met gulden stift, Uw Naam,
Gegrift in ’s lands historie.
De woorden van het lied AAN WAGENINGEN werden geschreven door oud-burgemeester mr. H.F. Hesselink van Suchtelen en werden getoonzet door W.Roussel. Bij gelegenheid van het 25 jarig bestaan op 6 april 1933 van de mannenzangvereniging ‘Werkmanslust’ werd dit lied aangeboden als ‘Stedenlied’
Bron: Zwerftocht door Wageningen, Ad Rietveld, december 2001.
Door: Anneke Rot / H.M. Bitter