Verweerschrift van de Stadsgracht

Ik zat te zoeken in de Wageningsche Courant van 1913, toen ik op 5 November 1913 niet alleen een artikel zag over de vervuiling van de stadsgracht door industrie en bevolking, maar ook dit ingezonden gedicht, dat ik U niet wil onthouden.

Verweerschrift van de Stadsgracht tegen de beschuldiging van Stinken

‘t Vuil, door de burgers mij gegeven,
Vergaar ik naarstig in mijn schoot,
Ik wek daaruit gezellig leven,
Bacteriën, microben zweven
Heel knusjes in mijn zwarten schoot.

Wanneer de burgerij mij voedt
Met vuiligheden-overvloed,
Is dan mijn plicht niet, dat ik flink
De boel verwerk, diensvolgens …… stink?

Mijn smaad kan ik niet meer verbijten,
Wat wil men mij nu toch verwijten?
Mijn onverwrikbaar plichtsbesef,
Waarop ik stinkend mij verhef?

Ai, laat mij rustig toch begaan,
Mijn drabbig, borr’lend werk bestaan,
Mysterieus zwart, vol van slik,
Zoo stink ik tot mijn jongsten snik.
V.

Dan is er in 100 jaar toch veel bereikt!

Door: Kees Merkx

 

1 gedachte over “Verweerschrift van de Stadsgracht”

Plaats een reactie