Lubbert Adolph Torck

TorckLubbert Adolph Torck is gedoopt in Den Haag op 6 augustus 1687 en dus hoogstwaarschijnlijk niet in Wageningen geboren, maar hij is vervolgens toch één van Wageningens markantste inwoners geweest. Tot ver in de negentiende eeuw werd het stadsbeeld bepaald door de door hem gebouwde huizen en mede op zijn suggestie aangelegde openbare voorzieningen.

De naam van Lubbert Adolph Torck werd nauwelijks meer gehoord in Wageningen of het moest zijn als het om het parkje bij de gracht gaat dat een paar jaar geleden naar hem is genoemd. In 2012 is gestart met de bouw van Torckdael: een  nieuwe woonwijk. Torckdael komt op de plek waar zich nu nog het politiebureau, verzorgingshuis Rustenburg en het parkeerterrein bevinden.

Ooit gonsde het in de stad van zijn naam. Hij had gezorgd voor verharding van de straten in de stad, hij liet straatverlichting aanleggen, plaatste her en der pompen voor zuiver drinkwater. De kerk werd mede door zijn drijven gerestaureerd, zijn vrouw schonk een nieuwe preekstoel. Hij verfraaide het stadhuis en bekroonde het met een schitterende Vrouwe Justitia. Maar bovenal bouwde hij een groot aantal statige huizen op en nabij het kasteelterrein en haalde rijke lieden over hier te komen wonen. Wageningen lag er in die dagen uitstekend bij en het volk vereerde Torck om zijn weldaden.

Maar Torck was tegelijk een gewiekste politicus en zakenman. Hij stapelde functie op functie: kasteelheer, burgemeester, landdrost van de Veluwe, lid van de Admiraliteit van Amsterdam en lid van de Raad van State in Den Haag., enzovoort, enzovoort. Uit al die functies haalde hij forse inkomens. Hij erfde niet alleen het kasteel van Wageningen, maar ook het veel imposantere Rosendael in Velp. En dan trouwde hij ook nog met een superrijke Amsterdamse weduwe. De Torck’s behoorden tot de allerrijkste families van het land.

Wageningen trouw
Ondanks zijn expansieve optreden in het hele land bleef Lubbert Adolph Torck het kleine stadje Wageningen trouw. Hij ging weliswaar uiteindelijk op Rosendael wonen, om niet te zeggen: resideren als een zonnekoning, maar hij wilde perse in Wageningen begraven worden.

Zelf woonden de Torcks als ze in Wageningen waren in een van de herenhuizen aan de latere Heerenstraat, op de hoek van de Kasteelse Gang. Dit is het huidige studentenhuis H6 (sinds 1917).|
Aan de Achterstraat zoals de Heerenstraat toen nog heette bouwden de Torcks met het kapitaal van Petronella tussen 1738 en 1744 drie huizenblokken met elf herenhuizen : één in 1738 direct aan de straat – de `Rosendaalse huizen’ – een blok van twee huizen aan de Kromme Hoek in 1742 – ‘Huize Torck’ – en een in 1743 iets verder naar achteren – de `Bassecour’, het middendeel van het Hoofdgebouw van de latere Landbouwuniversiteit. De huizen werden verhuurd aan gepensioneerde officieren van de Verenigde Oost-Indische Compagnie en andere gefortuneerde lieden.

Zo werd de Bassecour onder anderen bewoond door Pieter Adriaan van de Branden, kapitein Joost Sels, burgemeester Van Hogendorp, burgemeester Weckke, de Hattemse burgemeester Jean Louis van Alderwerelt, majoor Roeleman Ferdinand graaf van Bylandt, kolonel Spieringh, kapitein Andries Hartsinck van de Admiraliteit van Amsterdam, kolonel Verschuur, schout bij nacht Willem baron van Wassenaer en kapitein Renes.

Lubbert Adolf werd op 16 oktober 1758 begraven in de kerk van Wageningen. Torks graf is in de laatste oorlog met alle ander puin uit de kerk verwijderd. Van zijn kasteel zitten nog slechts wat resten onder de grond. Zijn trotse huizen zijn afgebrand, uitgewoond of tot appartementengebouw omgetoverd. Zijn laatste stenen pomp is niet zolang geleden stilletjes verdwenen. In het Wageninger museum is nog wel de bijbel van Torck te zien.

In 2008 verscheen het boek:
Lubbert Adolph Torck. Een veelvermogend Wageninger
Eppink L. & J. van den Burg (Wageningen, Historische Vereniging Oud-Wageningen, Museum De Casteelse Poort en bblthk, 2008) ISBN: 9789080015630

Bron: persbericht boek & wikipedia

Door: B. van Houten

Gerrit Zegelaar

Bij de meeste straatnamen in Nieuw Kortenoord zijn er Wageningers die de kunstenaar nog hebben gekend. Ze leefden namelijk medio vorige eeuw. Gerrit Zegelaar is echter een oude meesterschilder uit de 18e eeuw. Hij werd geboren in Loenen aan de Vecht, werkte een groot deel van zijn leven (1719-1794) in Amsterdam, daarna in Utrecht en kwam op latere leeftijd naar Wageningen.

Op 15-jarige leeftijd begon hij met schilderen en tekenen. Hij schilderde dagelijkse taferelen, portretten en landschappen. De portretten waren vaak van werkende mensen, zoals een boer, een voerman, een dienstmaagd, een visverkoopster. Hij schilderde ook behangdecoratie, onder andere in een huis in Haarlem, in opdracht van de heer Quarles van Ufford. Naast schilderijen bestaan er ook aquarellen en krijttekeningen van Zegelaar.

Gerrit kreeg de bijnaam ‘de stomme’ vanwege zijn doofstomheid. In 1788 is Gerrit met zijn vrouw Maria van der Steen in Wageningen gaan wonen, misschien wegens financiële problemen en in Wageningen had hij familie. (Zijn vader was een Wageninger.) Maar Belle van Zuylen schreef in 1789 in een brief aan haar broer dat volgens haar Gerrit Zegelaar zijn verstand had verloren, want door zijn vertrek uit Utrecht was hij alle zorg en hulp kwijtgeraakt.

Hij was een getalenteerde meester. Hij komt ook voor in de Geschiedenis der Vaderlandsche Schilderkunst dat tussen 1816 en 1840 verscheen. De beroemde 18e eeuwse kunstverzamelaar Braamcamp had twee schilderijtjes van hem in zijn verzameling. Zijn werken worden nu nog regelmatig geveild en leveren dan enkele duizenden euro’s op. Een paar van zijn werken zijn als poster uitgebracht.

Door: Pauline Schakenbos

Schatten van de eng

Iedereen heeft het wel eens gezien, gebukte mensen, lopend over de akkers met een metaaldetector. Zo nu en dan gebukt gravend in de akkergrond. Vaak ‘s ochtends vroeg op de Eng. Maar waar zijn ze nou precies naar op zoek? En waarom juist daar?

Zeer waarschijnlijk zijn ze op zoek naar munten en andere oude voorwerpen, als horlogesleutels, vingerhoedjes, kledinghaakjes of andere ouderwetse gebruiksvoorwerpen. Het mooiste is natuurlijk oude munten, zogenaamde duiten uit de 17e of 18e eeuw worden er het meest gevonden. Maar ook veel buitenlandse munten uit Duitsland, België of zo nu en dan Frankrijk worden geregeld gevonden op de Wageningse akkers. Al deze munten komen hier terecht doordat vroeger de akkers bemest werden met mest uit de riolen van de stad. En omdat mensen wel eens iets in de wc laten vallen komt dat dan op de akkers te recht, want het komt wel eens voor dat er per ongeluk een muntje uit iemands broekzak rolt, zo de WC in. De meeste munten zijn dus eigenlijk niet per ongeluk ergens verloren tijdens het wandelen ofzo, maar komen dus eigenlijk uit de stads riolen. Dus als iemand dus een muntje vind met zijn of haar detector komt deze waarschijnlijk uit de poep, gelukkig is dat na verloop van de honderde jaren natuurlijk lang niet meer merkbaar. Dit verklaart natuurlijk ook waarom juist de zoekers op deze akkers zoeken! Maar lang niet alle akkers liggen boordevol met oude munten, de meeste goede zoekplekken liggen dicht bij de binnenstad. Hoe dichter bij de stad hoe ouder. Want in die tijd gingen ze vanaf het centrum van de stad uitbreiden, steeds een rij akkers er bij, verder van de stad af. En ook op akkers die vroeger nooit akkers zijn geweest zul je dus minder snel oude munten vinden.

Maar hoe weet men nou of een akker vroeger ook akker was? Dat kun je soms al meteen zien aan de oude potscherven die op de akkers liggen, deze zijn ook net als de muntjes via de wc op de akkers gekomen. Want als men iets weggooide deed men dat wel eens via de WC en kan er dus weleens een pot kapot breken. Ook kun je oude kaarten van de stad opzoeken, hier kun je goed op zien wat wanneer akker was en wat niet. Deze kaarten staan in een topografische geschiedenis atlas of zijn soms te vinden op www.watwaswaar.nl. Maar dan is het natuurlijk nogsteeds niet logisch dat hier oude buitenlandse munten liggen. Want hier in Nederland betaalden ze vroeger niet met Duitse Marken of Belgische Centimes. Deze munten komen hier doordat er in Wageningen, en ook in andere steden veel tabak werd verbouwd. Deze tabak werd bemest met duivenmest, deze mest kwam meestal van landgoederen uit België of Duitsland. En de mensen op de landgoederen verloren dan wel eens muntjes of andere voorwerpen die in de duiven mest te recht kwam. En zo hier op de akkers…

Wil je nou zelf gaan zoeken met een metaaldetector, vraag dan wel even toestemming aan de eigenaar van het land!

Door: Marcello de Vos

Stadswapen het Wageningse wiel

Het wapen van Wageningen werd op 7 oktober 1818 door de Hoge Raad van Adel vastgesteld: ‘een rood schild beladen met een rad van zilver, waarvan de rechtopstaande spaak een kruis vormt. Aan weerszijden vastgehouden door een klimmende leeuw en gedekt met een gouden kroon’. Maar het bestond al veel eerder, daarom staat in de akte ook dat het wapen ‘bevestigd’ is.

Dit gemeentewapen is afgeleid van het oude ‘geheimzegel’, dat al in de vijftiende eeuw in gebruik was. Daarin staat hetzelfde rad, maar dan met zes spaken. Pas vanaf het eind van de achttiende eeuw, tekende men twaalf spaken in het wiel. In de tekst van de akte van de Hoge Raad van Adel staat trouwens helemaal niets over het aantal spaken, maar op de tekening van het wapen, die in het midden van de akte staat, zijn wel twaalf spaken getekend. Eigenlijk zou je niet ‘rad’ moeten zeggen, maar ‘wagenwiel’. Dan begrijp je het verband met de naam Wageningen veel beter.

De letterlijke tekst luidt: ‘Zijnde een rood schild, beladen met een rad van zilver, waarvan de regt bovenstaande staak een kruis is. Het schild gedekt met eene gouden kroon en ter wederzijde vastgehouden door een klimmenden gouden leeuw’.

In 2006 werd er een nieuwe huisstijl ingevoerd in de gemeente Wageningen. Het wapen is toen opnieuw gestileerd en gemoderniseerd. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt op het briefpapier van de gemeente.

Bron: wageningen.nl

Door: Cultuur in Wageningen

tag: 1818