Krakerscomplex Sportstraat

De sloop van de Sportstraat 1981 (Foto H. Remme)

De Sportstraat was eind jaren 70 vooral bekend om haar kraakpanden aan weerszijden van de straat, net ten noorden van de kruising met de Harnjesweg. Het begon in 1977 met de politieke kraak van Sportstraat 11. In de periode die volgde zou een groot deel van het blok worden gekraakt en werd een bakermat voor krakend Wageningen. De Sportstraat werd ook de thuisbasis voor de Wageningse tak van de Kraakbond. Het krakersbolwerk Sportstraat werd in 1980-1981 stap voor stap verlaten door de krakers en daarna deels gesloopt en gerenoveerd.

 

Een politieke kraak in 1977

Henk voor Sportstraat 11.

Om het verhaal van de Sportstraat te verkennen, spreken we mei 2016 met Henk Remme (1955). Henk was in 1977 één van de twee eerste krakers in Sportstraat 11. Aan het begin van ons gesprek verontschuldigt zich omdat hij weinig kan laten zien: “Na mijn periode in Wageningen ben ik met flink wat Sportstraat krakers in Heveadorp gaan wonen. Helaas is daar brand uitgebroken. Mijn hele archief is daardoor verloren gegaan en zelf ik weet niet alles meer.” Dit voorbehoud blijkt echter niet echt nodig, want al pratend komen we een heel eind. Later stuurt Henk met hulp van zijn kraakvrienden Henri de Jonge en Dick Vuijck per mail nog een aantal belangrijke aanvullingen.

Het verhaal van de Sportstraat gaat als volgt. Midden jaren 70 zijn er nog niet veel kraakpanden in Wageningen. Vermoedelijk was het Hof van Gelderland in 1976 de eerste. “Begin 1977 deed zich een vreemde situatie voor,” vertelt Henk. “Aan de ene kant was er voortdurend een roep om meer woningen voor jongeren en aan de andere kant werden hele straten in Wageningen dichtgetimmerd om vervolgens jaren leeg te staan.” Deze kwestie is natuurlijk voer voor veel discussie in links georiënteerde kringen. Zo ook voor Henk die op dat moment in een flat van de Stichting Studentenhuisvesting (SSH, nu Idealis) aan Asserpark woont. Linkse groepen in Wageningen vinden het oneerlijk dat studenten aanspraak hebben op een SSH-flat, terwijl hardwerkende Wageningse jongeren geen woonplek kunnen krijgen. De groep waar Henk deel van uit maakt komt daarom in actie wanneer men begint om ook de Sportstraat dicht te timmeren. Ze willen het woningprobleem aankaarten door een politieke kraak te zetten en in januari 1977 betrekken ze Sportstraat 11.

Henk vertelt: “De kraak vond ‘s avonds plaats en werd bijna als een bankoverval à la een Hollywoodfilm opgezet. Aan elke kant van de straat stond een team om alarm te slaan als het nodig was. Een paar ‘inbrekers’ openden de achterdeur. Weer anderen zaten paraat in een busje.Het was echt heel spannend allemaal. Na de kraak was het belangrijk dat er een tijd veel mensen in het huis waren en daarom bleven een aantal mensen in het huis bivakkeren (rouleren), terwijl Henri de Jonge en ik ons als permanente bewoners installeerden. Het begin van zo’n kraak is altijd spannend, want je weet niet wat er gaat gebeuren. Er is een kans dat je meteen weer het pand uit gesleept wordt. Al meteen bleek dat de overburen – een nette en gezagsgetrouwe Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) gezinde familie – de politie al bij het eerste krakersgerucht had gewaarschuwd. Deze kwam al gauw een kijkje nemen, maar ging ook snel weer weg. De kraak was gelukt!…maar de politieke strijd begon toen pas.”

‘B&Weesje’

Vrij snel na deze actie informeert de kraakgroep de gemeente. Om hun politieke statement te maken, schrijven de krakers de Wageningse politieke partijen aan om de kraak te steunen en aandacht te vragen voor het probleem van de jongerenhuisvesting. “De meeste hulp en bijval kregen we van de PSP – ik meen van Sake van der Schaaf – en verder van de PPR. Ook raadslid Blankenstein van de PvdA – later wethouder – heeft zich dagenlang in het huis opgehouden, ik denk om een oogje in het zeil te houden.” Door de politieke steun wordt ontruiming moeilijk, maar de verhouding met de gemeente blijft wel gespannen. Henk: “De gemeente heeft echt geprobeerd ons eruit te pesten, bijvoorbeeld door water en gas af te sluiten. Ook hebben ze de stap gezet het dak van het naastgelegen dichtgetimmerde pand nummer 13 te slopen. Dit werd echter door een rechtsprocedure van de bewoners van nummer 15 stop gezet. De studenten die daar woonden waren gewone huurders en hadden bovendien connecties met de PvdA. Door hun optreden is het gelukt om de gemeente te stoppen en het dak weer te herstellen. Na veel onderhandelingen en met hulp van genoemde politieke partijen zijn alle woonrechten onderkend en kregen ook wij weer water en gas. Maar alleen huisaansluitingen, hoor. In de woningen zaten geen gasleidingen behalve bij de keuken en die hebben we dus zelf verder doorgetrokken om kachels te kunnen installeren.”

Volgens Dick Vuijck, ook een kraker van de Sportstraat, was ook de rol van de VVD fractieleider in deze discussies van groot belang voor het voortbestaan van de kraakpanden. Deze koos verrassend genoeg op sommige punten een voor de krakers gunstige positie, waardoor een meerderheidsstandpunt in de gemeenteraad ontstond. Na al deze discussie met de gemeente besluiten de bewoners van Sportstraat 11 hun huis de ludieke naam ‘B&Weesje’ te geven, , en brengen een bord met deze naam aan op de gevel (zie foto)

B&Weesje in de winter. Op het rode bordje staat de kraaknaam van het pand (Foto. H. Remme)

 

De Kraakbond en de SJO.

De Sportstraat wordt ook de thuisbasis voor de Wageningse Kraakbond, een organisatie die de belangen van krakers behartigd. “Tenminste voor zover je van een formele organisatie kan spreken”, voegt Henk toe, “want erg gestructureerd was het allemaal niet.” De Kraakbond organiseert bijeenkomsten over de woningnood in Wageningen en onderhoudt contact met de verschillende Wageningse kraakgroepen, met lokale initiatieven als de Woongroepengroep en met het Landelijk Overleg Kraakgroepen (LOK). Welke resultaten de Kraakbond in die jaren precies allemaal behaalde, kan Henk zich helaas niet meer herinneren. Één ding weet hij nog wel: “De politieke steun die de Kraakbond wist te verwerven zou uiteindelijk leiden tot de oprichting van de Stichting Jongeren Onderdak (SJO). Ik denk dat dit was ergens in 1977 of begin 1978. Deze stichting had ten doel om goedkope huisvesting voor jongeren te realiseren door leegstand tegen te gaan. Jongeren die een plek zochten kwamen op een lijst, en zo gauw er wat leeg stond kon de SJO jongeren plaatsen tegen betaling van een vrijwel symbolische huur.” Nadat de SJO is opgericht, wordt de noodzaak voor een kraakbond minder en al gauw houdt deze op te bestaan.

Het leven in de gekraakte Sportstraat

In eerste instantie zijn Henk en zijn compagnon Henri de enige krakers. Daarna komen er twee bij: “waaronder mijn latere vrouw Anke Milort”, zegt Henk met een glimlach. Het is duidelijk dat de Sportstraat niet gespeend blijft van romantiek. Langzamerhand worden één voor één ook andere huisjes in de straat gekraakt worden: vijf aan de ene en drie aan de andere kant van de straat. Henk schat het totale aantal krakers uiteindelijk rond de twintig. Als in juli 1977 de kap van kraakpand Hof van Gelderland afbrandt komen veel van die mensen in een keer naar de Sportstraat. Dit lag voor de hand omdat er al vriendschappen bestaan tussen de twee bewonersgroepen. Henk speelt bijvoorbeeld met onder andere Dick Vuijck uit Hof van Gelderland in het bandje ‘Flauwekul’.

Interieur, vermoedelijk Sportstr. 11. (Foto H. Remme)

“De relatie met de buurt was zeker niet verkeerd”, aldus Henk. “Vlakbij woonde ‘Opa’, zo noemde wij hem in ieder geval. Opa was een man op leeftijd die zijn hele leven in de Sportstraat had gewoond. Hij moest er uit omdat hij naar een verzorgingshuis moest, maar daar had hij helemaal geen trek in. Die man vond het hartstikke leuk dat wij er zaten. We hielpen hem regelmatig met van alles en nog wat. Uiteindelijk moest Opa toch weg en is daarna binnen een week na de verhuizing overleden. Een heel triest verhaal.” Een wat mindere relatie hebben de krakers met de mensen wat verderop: “Onze SGP-buren hadden in de straat een winkel en vonden het allemaal heel erg eng en verschrikkelijk,” aldus Henk. “Als we in de winkel waren kwamen ze bovenop je neus staan om te kijken of je niks kwam stelen.”

“Aan onze kant van de straat waren geen douches in de huizen. Er was in het hele blok eigenlijk maar één douche in de Sportstraat, op nummer 36. Dus één keer in de week gingen we allemaal naar de overkant om even te kunnen douchen. Ook gingen we nog wel eens naar het badhuis aan de Veerstraat, daar kon je in die tijd voor heel weinig geld even douchen. Een wc in huis hadden wij ook niet. We hadden een schuurtje in de tuin waar het toilet was.”

Het einde van het bolwerk

Voor Henk is er een duidelijk verschil tussen de vroegere krakers in de Sportstraat en krakers van na 1980: “Voor ons was de sfeer vooral ludiek en gemoedelijk. Als je de notulen van de kraakbond ziet dan gebruikten wij daarin wel vooral voornamen, maar volgens mij was dat meer gemak, dan om onze identiteit te verbergen zoals in de jaren 80 werd gedaan. In die tijd verharde de sfeer in steden als Amsterdam.”

Het politieke doel van de kraak van de Sportstraat wordt, met de oprichting van de Stichting Jongeren Onderdak in feite gerealiseerd. Er is vanaf dan ook niet meer sprake van echte kraak in de wijk, maar meer van een voorloper van wat nu anti-kraak zou heten. In 1981 hebben de krakers de Sportstraat vrijwillig verlaten en wordt het blok deels gesloopt en deels gerenoveerd. Een groot deel van de Sportstraat krakers vindt een gezamenlijk nieuw onderkomen in Heveadorp.

 

Notulen Kraakbond


Dit is een tekst in het kader van het project Wageningse Barricaden

 

 

 

Droevendaal

droefboekje_4Droevendaal is een studentenhuisvestingscomplex gelegen aan de Droevendaalsesteeg in Wageningen.  Tussen 1977 en 1982 bouwde de Landbouw Hogeschool en Stichting Studentenhuisvesting (SSHW) hier respectievelijk 24 en 15 houten barakken voor tijdelijke bewoning. Eind jaren 80 is er een levendige en autonome cultuur van bewoning ontstaan met 90% vegetariërs en studenten uit de ‘groene’ opleidingen als biologie, tropisch landgebruik en bosbouw. Als de SSHW en Landbouw Hogeschool in 1991 besluiten tot sloop volgt een activistische strijd van de bewoners, met als positieve uitkomst dat het complex behouden blijft. De huidige 33 wooneenheden dragen nog altijd de geuzennaam ‘barak’ en bieden een thuis aan ongeveer 200 studenten.

Droevendaal, het begin

Midden jaren 70 doet de Wageningse Studenten Organisatie (WSO) fel haar beklag bij het bestuur van de Landbouw Hogeschool omdat deze te weinig doet aan de woningnood bij studenten. Het aantal nieuwe eerstejaars loopt elk jaar op en de SSHW houdt het met bouwen niet bij.

droefboekje_5
Droevendaal, jaren 80. Bron: ‘In gebonden anarchie’

De WSO dreigt met harde acties en wordt daarbij ondersteund door verschillende hoogleraren. Ook de hogeschool ziet wel in dat er snel iets moet gebeuren. In 1976 is er voor het eerst sprake van een ‘barakkenplan’, dat moet leiden tot de bouw van een tijdelijk studentencomplex. Het idee is om 24 houten barakken te bouwen op het proefveld aan de Droevendaalsesteeg  tussen de Mansholtlaan en de Wildekamp. De kosten voor dit plan zouden dan betaald worden door de Landbouw Hogeschool zelf. Van september 1977 tot en met 1978 worden inderdaad 24, als tijdelijk bouwwerk bedoelde houten barakken gebouwd met elk acht kamers, waarbij de WSO zich nog druk bemoeit met de constructiewijze door regelmatig zelf met de aannemer te bellen. Studentenhuisvestingscomplex Droevendaalsesteeg  – al snel afgekort tot Droevendaal of simpelweg ‘Droef ’ – is geboren.  In 1982 worden er door de SSHW nog eens 15 nieuwe barakken met zes kamers aan toegevoegd. Het begrip ‘oude’ of ‘nieuwe barak’ zal 17 jaar lang een begrip blijven op Droef.

Op Droevendaal beschikken de bewoners over iets dat weinig andere studenten gegeven is: ruimte! Het complex ligt ver van de stad, mist de massale en gestapelde opzet van de reguliere studentenflats en er is uitgebreid plaats om te tuinieren of te ondernemen. In het begin gaat het op Droevendaal  allemaal nog heel ordentelijk. De universitaire afdeling ‘Botanische Tuinen, Bouwgroen en Sportvelden’ verdeelt nog zelf de tuintjes onder de bewoners.  Die eerste jaren houden de Droevendalers zich ook netjes aan de afspraken, maar geleidelijk gaan zij, waar het uitkomt, stukjes van het open terrein erbij betrekken, of plaatst iemand zonder toestemming een rij wilgentenen, die in no-time uitgroeit tot een metershoge haag. Dan weer vertrekken mensen op stage – of als afgestudeerden – waardoor de tuintjes veranderen in een onbeheerde wildernis. Waar het beheer van de Hogeschool in eerste instantie nog probeert dit allemaal in goede banen te leiden en consequent maait of snoeit, raken zij samen met de SSHW– ongetwijfeld mede door bezuinigingen – langzaam de grip kwijt. Of anders gezegd, men gaat  steeds meer toestaan.

Het Droevendaalgevoel

Langzaam worden de verworven vrijheden deel van een subcultuur, die vanaf de jaren 90 steeds vaker wordt aangeduid met ‘het Droevendaalgevoel’. “Je gaat gemakkelijk bij je buren op bezoek, je eet samen, [er] zijn kampvuurtjes op zomeravonden. Het is gewoon een klein dorp”, vertelt oud Droef-burgemeester Linda Docter hierover in 2000 in het boekje ‘In gebonden anarchie’. Er is veel vrijheid: wie op een ochtend wakker wordt en denkt ‘ik wil een vijver in de tuin’, kan diezelfde middag nog beginnen met graven. Al snel lopen  er geiten op de grasveldjes en heeft elke barak zijn eigen kippen en katten. In sommige hoeken groeit een aardig bosje wietplanten. Het stereotype beeld van studenten van de Landbouw Universiteit als langharige jongens en meiden met zelfgebreide truien en dito sokken op bergschoenen wordt in de jaren 80 en 90 door de Droevendalers het meest van alle studenten belichaamd en zal latere studenten nog decennia achtervolgen.

mini-droefboekje002Maar er zijn ook nog andere bijzonderheden: elk SSHW-complex heeft een studentenvertegenwoordiger die contact met de SSHW onderhoudt. Dat was op Droef niet anders, maar hier krijgt deze al snel de titel ‘Burgemeester’. Ook krijgt het complex een eigen krantje, de Droevendalia, waarin nieuws en wetenswaardigheden over het complex worden verteld. En elk jaar in september is er het illustere Droef-feest, met optredens van vele bandjes en DJ’s uit de regio, een traditie die tot op de dag van vandaag voortleeft. En natuurlijk zijn er de bijnamen van de barakken, zoals Moebarak, de BinkenBunker, Postzicht tegenover de brievenbussen, de Watermeloen, vanwege het rode interieur en de groene buiengevel, Slootgravers BV en Dolby-C.

De naam van barak Dolby-C, is wat dit betreft wel een heel creatieve vondst, die een uitleg waard is. De bewoners delen namelijk hun barak met het kantoor van de opzichter van de SSHW, Martin Ruijs. De bewoners noemen zichzelf daarom ludiek ‘de Ruijsonderdrukkers’ en als gevolg daarvan heet de barak Dolby-C, een verwijzing naar het in die tijd bekende ruisonderdrukkingssysteem voor cassettespelers.

Actie voor het behoud van Droevendaal

Het leven op Droef lijkt dan wel onbezorgd en vrij, maar in 1991 slaat de stemming om. De Landbouw Universiteit heeft genoeg van de onrendabele exploitatiebegroting van het complex en de SSHW kijkt aan tegen de hoge kosten voor onderhoud van de inmiddels zwaar afgetakelde barakken die immers nooit gebouwd zijn om lang te blijven staan. Het Droevendaalgevoel gaat dan ook al lange tijd gepaard met de welbekende Droevendaalgeur van schimmel in je kamer en je kleding. Tot schrik van de Droevendalers valt  het besluit tot sloop, omdat de beheerders /eigenaren niet van plan zijn  de exploitatievergunning te verlengen. Begin 1992 wordt een huurstop ingesteld  Dit wordt het begin van een spannende tijd waarin de gemoedelijke anarchie van Droevendaal zich ook zou moeten bewijzen op de barricaden.

Bron: 'In gebonden anarchie'
Bron: ‘In gebonden anarchie’

In beeld bij de VPRO

Het eerste wat de bewoners verzinnen is om op slimme wijze via de VPRO zendtijd te bemachtigen door met zoveel mogelijk mensen lid te worden van deze omroepvereniging, waardoor leden via een speciale actie ruimte konden krijgen op de buis. Met deze uitzending trekt het complex landelijk aandacht nog zonder dat de problematiek echt aan de orde komt. Ook wordt de Werkgroep Behoud Droevendaal opgericht en beginnen de onderhandelingen met SSHW en gemeente en de gesprekken met de achterban. Hierbij vervullen de burgemeesters van Droevendaal een belangrijke rol. . Voor opeenvolgende  Droef-burgemeesters Eric de Greef, Linda Docter, Arnoud de Vries, Patrick Jansen, Menno van Zuijen en Maarten van Steenis  zal het gevecht veel van hun tijd vragen want ze worden geconfronteerd goed ingevoerde gesprekspartners bij de LU en SSHW

De lobby heeft effect

Na een spannend jaar waarin de toekomst van Droef aan een zijden draadje hangt, ontstaat eigenlijk vrij snel toch ruimte voor een plan tot ‘verlengde exploitatie’. Cruciaal  is de bijdrage van D66 wethouder Harry Geenen, die voldoende politieke steun weet te mobiliseren om behoud van Droef vanuit het bestemmingsplan mogelijk te maken. Droevendaal zelf heeft ondertussen ook de Universiteitsraad bewerkt en ook de SSHW begint te voelen voor behoud van het complex als onderdeel van een nieuwe huisvestingsstrategie met een meer gevarieerd woningaanbod. Eind 1992 gaat de gemeente overstag en staat de continuering van Droevendaal toe in een gedoogregeling op de bestemming als ‘proefveld’, want dit is de feitelijke bestemming van het terrein. Dit wordt in 1995 omgezet naar een definitieve woonbestemming.[1]  Dankzij de acties van de bewoners zal Droef blijven bestaan!

Leegstand, asbest en de sloop van zes barakken

Toch heeft deze overwinning voor de bewoners een bijsmaak, waardoor ze ook de komende jaren steeds het gevoel zullen houden dat er toch, ondanks het besluit, aan hun levenswijze wordt getornd. Al snel krijgen zij bijvoorbeeld te maken met leegstand, want de eerder genoemd huurstop blijft ook in 1993 van kracht. De SSHW wil vasthouden aan de sloop van de zes barakken die er bouwkundig het slechtst aan toe zijn, dus er moeten hoe dan ook mensen uit. Dit beleid wordt voor de bewoners voelbaar, want met minder mensen draaien de barakken nu eenmaal minder goed. Als reactie op de leegloop wordt het al snel gebruikelijk dat Droevendalers hun huur niet meer opzeggen bij stage of vertrek, maar illegaal gaan onderverhuren, zodat het formele aantal huurders niet langer daalt. In een latere fase laten ze ook krakers oogluikend toe in de lege kamers, al zouden de Droef-onderhandelaars nog lang ontkennen deze praktijk te hebben gesteund.

In 1993 gaan barak nummer 37 en 69 als eerste tegen de vlakte. Tot voordeel van de bewoners ontdekt Droef-burgemeester Docter asbest in het puin, waardoor de sloop van de andere barakken wordt uitgesteld. Hoofd onderhoud en exploitatie Geert Nicolai van de LU concludeert nors dat de bewoners het asbest alleen maar aangrijpen om de boel te vertragen.

Niet heel lang daarna worden nog eens vier barakken gesloopt. Alleen de betonnen fundamenten blijven achter in het terrein, maar verdwijnen door begroeiing al snel uit het zicht  tot zij in de nieuwsbouw worden hergebruikt.

Van behoud barakken naar behoud Droef

mini-droefboekje003
Bron: ‘In gevonden anarchie’.

Aan de onderhandelingstafel legt  Droef-burgemeester Patrick Jansen vanaf 1994 (tot 1998) als lobbyspecialist  samen met de bewonersvereniging steeds meer de nadruk op behoud van Droevendaal als complex, in plaats van alleen het behoud van de oude barakken. Niet alle bewoners staan hier achter want ze zijn bang dat zij met z’n allen eerst weg moeten vóór de eerste nieuwe barakken worden gebouwd. Ook vrezen ze dat Droef na de vernieuwing een tuttig bungalowpark wordt met rechte geknipte hegjes en ‘suffe AIO’s’ (PHD- studenten) met kinderwagens, die alom begrepen worden als het teken dat het leven voorbij is. Een kleine groep bewoners komt daarom zelfs in opstand tegen de eigen bouwcommissie.

In 1995 komt er ook nog protest vanuit andere onverwachte hoek. Wageningse milieugroepen starten een procedure  bij de Raad van State tegen de nieuwe woonbestemming. Volgens  hen staat een nieuw Droevendaal in de weg van de ecologische hoofdstructuur. Zoals later ook een landinrichter zou bevestigen lijkt Droef aan de oppervlakte door alle bomen wel een qua biodiversiteit rijke wildernis, maar is dit door eenzijdig beheer, overbemesting en eenzijdige beplanting helemaal niet het geval. De procedure bij de Raad van State zou de plannen uiteindelijk alleen vertragen, maar wel een onderbouwing geven om het nieuwe inrichtingsplan ook ecologisch vriendelijk te maken.

Duurzaamheid Centraal

In 1998 gaat de strijd om het behoud van Droevendaal haar  laatste fase in. Het besluit tot volledige nieuwbouw is inmiddels al genomen. De oude barakken zullen verdwijnen.  .  Het aantal bewoners ondertussen gedaald tot net boven de honderd.  “Toch hadden we niet het gevoel dat het leeg was”, vertelt een bewoonster over die periode. “Er waren wat lege kamers, en een paar barakken waren onbewoonbaar verklaard, maar de sfeer was er nog wel.”

De overgebleven bewoners gaan de strijd aan om invloed houden in de bouw- en inrichtingsplannen  en nemen actief deel aan de zeer betrokken bewonerscommissie. Frequent vindt er overleg plaats over de plannen maar dat gebeurt lang niet naar ieders tevredenheid. De architecten van Griffioen, landinrichter Van Eerenbeemt en ook de SSHW hebben er moeite mee dat de Droef-vertegenwoordigers alle keuzes in het bouwoverleg  eerst willen terugkoppelen naar de bewoners, waardoor een besluit vaak pas mogelijk is na een dag of tien. Aan de andere kant leidt de manier waarop de SSHW op haar beurt over het ontwerp communiceert tot wantrouwen en ergernis bij de bewoners. Een bewoonster vertelt: “Het was heel duidelijk voor ons dat de SSHW probeerde via het plan haar invloed sterk te vergroten op punten waar ze naar ons idee niks over te zeggen hadden. Ze grepen de nieuwbouw aan om bijvoorbeeld te eisen dat alles op het terrein aan een nieuwe nette sfeer moest voldoen. Dat leidde tot gekke dingen. We kregen bijvoorbeeld  een brief in de bus die zei dat ons kippenhok zou worden gesloopt, omdat het niet voldeed aan de eisen voor de nieuwe inrichting. Maar het is toch ons kippenhok en dus ons eigendom in onze eigen tuin?”

De bewoners maken er een sterk punt  van en na stevige discussie met de SSHW blijven veel kippenhokken alsnog staan. Op andere punten vinden de bewoners de invloed van de SSHW wel nuttig. Een bewoner die liever anoniem blijft merkte op: “Er zaten in op Droef op het eind nog heel wat ‘ouwe lullen’ die niet meer studeerden en er echt al te lang zaten. Dat de SSHW er hard op inzette dat die mensen niet terug kwamen, heeft de boel flink opgefrist en is de sfeer in het nieuwe Droef sterk ten goede gekomen.”

Er wordt  gekozen voor nieuwe ‘stenen barakken’ met een zadeldak met in elke barak een grote centrale keukens  Als de bouw van het nieuwe Droef na 2 maart 1999 eindelijk start weet de bouwcommissie nog net kozijnen te onderscheppen die tegen de afspraken toch in tropisch hardhout worden geleverd.

Het nieuwe Droef

In april 2000 wordt het nieuwe Droef geopend. De Wageningen Universiteit, SSHW, de gemeente en zeker ook de bewoners keken terug op een lange en soms felle strijd, maar met een voor alle partijen gunstige uitkomst. Voormalig PUDOC-kraker en journalist Arno Boon mag er van de SSHW zelfs een boekje over schrijven waarbij hij de oud-Droef-burgemeesters uitgebreid interviewde.

Een deel van de oude bewoners keert terug naar hun nieuwe thuis, dat ook in zijn stenen uitvoering de geuzennaam ‘barak’ zal behouden. Ook de dieren komen terug op Droef. De jaarlijkse telling van huisdieren op de website van het complex telt in 2006 alweer 74 kippen, 41 katten, 6 konijnen en één hangbuikzwijn, naast vele exotische in aquaria gehouden geleedpotigen. In 2016 is het aantal kippen alweer verdubbeld. Opvallende afwezige in het rijtje terugkerende huisdieren zijn de geiten, maar ook de geitenwollen sok siert het Droevendaalse straatbeeld wat minder dan in de dagen van weleer. Tijden veranderen.

Door de wijzigingen in visie bij de WUR zal in de jaren na de opening vrijwel de gehele universiteit zich verplaatsen van o.a. de  en de Costerweg naar een nieuwe campus aan de Droevendaalsesteeg. In plaats van een afgelegen locatie ver van het centrum, verandert Droevendaal hierdoor in een hippe groene oase in het hart van de universiteit met een groot aantal internationale bewoners. Ook nieuw is dat de bewoners het coöptatierecht hebben verkregen: ze mogen zelf hun nieuwe bewoners kiezen als iemand vertrekt. Het traditionele Droef-feest wordt ook in het nieuwe Droef gevierd zoals vanouds, al vraagt de organisatie tegenwoordig wel netjes een evenementenvergunning aan bij de gemeente. Wie anno 2016 op het spektakel rondloopt op Droevendaal, herkent tussen alle jonge studenten nog steeds heel wat ouwe koppen van mensen die nog even terug zijn gekomen om te kijken wat er na alle strijd in de jaren 90 van hun Droef is geworden.

Bronnen

Boon, A., 2000. In gebonden Anarchie. Droevendaal 1977-2000. Van Strijdpunt tot Speerpunt. Stichting Sociale Huisvesting Wageningen

Enkel bewoners (op verzoek anoniem geciteerd)

www.droevendaal.nl

www.wikipedia.nl

Youtube en Filmpjes.nl

Noten

[1] De provincie verklaart deze regeling echter ongeldig, waardoor de gemeente gedwongen is in 1995 de bestemming van het terrein toch van ‘proefvelden’ naar ‘bewoning’ om te zetten. Dit is natuurlijk gunstig voor Droef.

Datum tekst: oktober 2016.

De Homogroep in de Wilde Wereld

Shout poster voor een feestavond
SHOUT poster voor een feestavond

De Homogroep Wageningen was een vereniging voor homofiele, lesbische bi- en transseksuele Wageningers. De eerste aanzet werd gegeven eind jaren 60. Pas in de jaren 80 wordt de Homogroep formeel een vereniging en vindt een vaste standplaats in de Wilde Wereld in de Burgtstraat. In 2010 veranderde de Homogroep na bijna 30 jaar haar naam in SHOUT Wageningen.

De geschiedenis van de Homogroep in Wageningen

Volgens de eigen website ligt het allereerste begin van de Homogroep Wageningen in de turbulente jaren 60, als er in de zich ontpoppende cultuur van jeugd en protest ook behoefte ontstaat bij homoseksuele studenten om zich meer uit te spreken en te organiseren. In 1968 wordt daarom de Wageningse Studenten Werkgroep Homoseksualiteit (WSWH) opgericht en bij het gemeentelijk postkantoor een postbus geopend. ‘Postbus 89’ zal decennia lang een begrip zijn voor homoseksueel Wageningen en is tot op de dag vandaag in werking – ware het niet dat tegenwoordig vrijwel niemand nog brieven schrijft.

In 1972 verandert de WSWH haar naam in Wageningse Werkgroep Homoseksualiteit (WWH), vermoedelijk omdat men bedenkt dat er ook onder de niet universitaire bevolking van de stad behoefte is aan een ontmoetingsplek. De WWH organiseert in de jaren 70 ontmoetingsavonden in huiskamers van de leden, of in het Wijkhuis, Jokari,  Kafé Troost, Unitas, restaurant Zeezicht of een flatje in Pomona dat gemoedelijk werd omgedoopt te ‘Homona’.  Een vaste standplaats is er niet, noch een echte verenigingsstructuur, maar blijkbaar is daar ook gewoon geen behoefte aan.

In 1978 begint de Homogroep met de zogeheten ‘Troika avonden’ in Kafe Troost. Troika staat voor ‘Troost Integratie Kaffee’ en wil hetero’s en homo’s laten integreren. De avonden zijn een groot succes en gaan daar gevoeglijk ook aan ten onder. Er komen zoveel hetero’s op af komen dat er nauwelijks nog sprake is van een homoactiviteit en dat was dan toch weer teveel van het goede. Zoals bij wel meer initiatieven in de kleine studentenstad heeft ook de Homogroep te maken met een sterk fluctuerend en niet al te groot ledenaantal. De frequentie en intensiteit van de activiteiten hangt sterk af van de inzet van de steeds veranderende kerngroep. Er zijn jaren dat de Homogroep niet veel meer is dan alleen de postbus, maar dit was kennelijk voldoende om toch altijd iets van continuïteit te houden.

Jaren 80 tot 2010

De jaren 80 zijn voor de Homogroep een tijd van veranderingen. Na een periode van weinig activiteit komt de landelijke koepel COC – de Nederlandse vereniging tot integratie van homoseksualiteit  – polshoogte nemen in Wageningen en organiseert een informatieavond. Dit zorgt voor hernieuwd elan. De Wageningse homoseksuelen en lesbiennes vinden dat er wel eens wat meer mag gebeuren in de stad, maar in een samengaan met het COC hebben ze geen trek. De vrees bestaat dat dit enkel zal leiden tot een dwingende en verlammende verenigingsstructuur en zoiets is begin jaren 80 al bepaald niet populair. Net zo als de krakers en de anarchisten willen ze het liever ‘zelf doen’ en blazen in 1981 de beweging onder de naam ‘Homogroep Wageningen’ nieuw leven in.[1]

De Wilde Wereld, 2016
De Wilde Wereld, 2016

Voor de nieuwe Homogroep is nu wel echt een eigen plek nodig en die wordt in 1985 gevonden in het gebouw ‘De Wilde Wereld’, een voormalige school aan de Burgtstraat “waar eens de rooms-katholieke meisjes met devote schreden, onder de hoede van de priorin, van leslokaal naar leslokaal schuifelden, [maar] nu activiteiten plaats [vinden] die tot doel hebben de wereld een beetje op z’n kop te zetten”, zo vermeld de website. De Wilde Wereld was een kollektief dat na het einde van Kraakpand Tien Zilverlingen speciaal voor dit doel bevochten was. Omdat er in de wilde Wereld ook huur betaald moet worden, is het nodig om ook formeel een vereniging met statuten en op te richten. Een voordeel daarvan is de Homogroep nu ook voor haar initiatieven subsidie kan aanvragen bij de gemeente.

Met de groei van Wageningen als studentenstad blijft ook de Homogroep rond de jaren 90 gestaag groeien. In 1988 komt het eerste exemplaar van ‘Roze bericht’ uit, het eigen tijdschrift ban de Vereniging. In 1989 vind het eerste homocafé plaats in de Wilde Wereld, een plek die later ook onder hetero’s bekend wordt als de gezelligste disco in de stad.

homo_top_50
De homo-top 50 stond eind jaren 90 bekend als de leukste disco van de stad. Het feest wordt ook door het huidige SHOUT nog steeds georganiseerd (foto: SHOUT Wageningen).

Maar het tij blijft in de Homogroep toch altijd een beetje op en neer gaan. In 1997 gaat de aparte Vrouwengroep van de Homogroep bijvoorbeeld ter ziele wegens te weinig belangstelling. In 1998 krijgt de homogroep haar eerste website bij De Digitale Stad en in 2000 krijgt ze subsidie voor een betaalde medewerker.

Na een opleving in de eerste jaren van de 21 eeuw raakt de homogroep even later weer in het slob. De subsidie voor de betaalde kracht komt in 2006 te vervallen. Bovendien ontstaan er buiten de Homogroep om nieuwe, losjes georganiseerde homo-initiatieven. zoals bijvoorbeeld  rond de ‘Don’t Tell Mum-feesten’ op Jongerenvereniging Unitas. De nieuwe generatie homo’s, lesbo’s  transgenders en bi’s blijkt steeds minder geïnteresseerd in de vroegere ‘problematiek’ van de homo-emancipatie en richt zich liever op de leuke kanten.  Je zou kunnen zeggen dat de homo-emanicipatie zich voor deze jongeren een feit is, iets wat andere homo’s en lesbo’s steeds blijven bestrijden.

In 2010 komen de verschillende initiatieven toch weer samen onder de naam ‘SHOUT’, een nieuwe vereniging voor Wageningse homo’s, lesbo’s, biseksuelen en transgenders (HLBT’s). De naam ‘Homogroep’ maakt zo, na dertig jaar plaats voor een nieuw, moderner elan.

Locatie

Noten

[1] Webtekst is tegenstrijdig of de rechtspersoon ‘vereniging’ nu in 1981 of in 1985 wordt opgericht.

Bronnen:

SHOUT Wageningen: www.shoutwageningen.nl – ook enkele foto’s zijn overgenomen van de SHOUT website.

De Wilde Wereld: http://www.theaterdewildewereld.nl/

Resource, 18-6-2009: Homo’s in Wageningen kunnen weer feesten

http://resource.wageningenur.nl/nl/show/HOMOS-WAGENINGEN-KUNNEN-WEER-FEESTEN.htm

 

Dit is een tekst in het kader van de Wageningse Barricaden.

 

 

 

Blote Billen in het Hoofdgebouw

blote_billen_1_e4166_00021
Blote Billen in de senaat, 1969. Foto WUR Archief, met dank aan Wim ter Beest.

Op 9 juni 1969 wordt de senaatvergadering in het hoofdgebouw van de Landbouw Hogeschool aan het Salverdaplein verstoord door studenten die strijden voor meer zeggenschap. Bij deze actie gaan de studenten schaamteloos uit de kleren en halen daarmee internationaal het nieuws. De Blote Billen Actie wordt alom gezien als de eerste linkse (studenten)actie in Wageningen en als ijkmoment voor de sociale beweging uit de jaren 70 en 80.

De aanloop tot de Blote Billen Actie

Tijdens het interview vraag  ik het de initiatiefnemer Niek Koning (1948), nadrukkelijk: “Was dit echt de eerste linkse actie in Wageningen?” Niek Koning antwoordt bevestigend. Vóór de Blote Billen Actie was de interesse in politiek bij de Wageningse studenten tamelijk minimaal geweest. De studenten leefden in die tijd “[…] in een besloten wereldje [waar] ze zich vermaakten met jolijt, drank, onderlinge hiërarchie en geïnstitutionaliseerde vrouwenminachting”, schreef Ko ter Hofstede daar later over en Niek Koning bevestigd grotendeels dit beeld. Studenten waren in de jaren 60 lid van studenten-gezelligheids­verenigingen – Ceres, KSV, Unitas en SSR – die er vooral waren voor het naschools vermaak. Politiek bewustzijn was na een opleving in de Tweede Wereldoorlog snel weer ingeslapen.

Op de golven van de maatschappelijke veranderingen in Nederland begint eind jaren 60 het tij te keren. In 1963 wordt landelijk de Studenten Vakbeweging (SVB) opgericht, die zich inzet voor de belangen van studenten en voor democratisering van het onderwijs. In Wageningen heeft de SVB een lokale afdeling. Daarnaast is er in Wageningen de WaStRa, voluit de Wageningse Studenten Raad. De WaStRa bestaat uit een gekozen afvaardiging uit de vier studentenverenigingen en dient als klankbord voor het universiteitsbestuur. Nadat de SVB in 1964 succesvol een verdubbeling van het collegegeld weet tegen te houden, verwerft de Wageningse afdeling van de SVB drie van de vijftien zetels in de WaStRa.

Niek Koning in de WaStRa

Ondanks de landelijke successen is Niek Koning weinig positief over de Wageningse SVB wanneer hij zich in 1967 meldt als eerstejaars student niet-Westerse Sociologie: “De afdeling Wageningen bleek op dat moment een halfdood clubje te zijn van een man of vijf. Het waren een beetje alternatieve lieden uit de sfeer van Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. Ze waren ook geen lid van de verenigingen. Ik had me in september als SVB-lid ingeschreven, maar pas in februari hoorde ik voor het eerst iets van ze.”

blote_billen_2
Niek Koning in 2016. Foto; J. Wijnen.

Zijn kritiek weerhoudt hem er niet van zich in 1968 – een paar maanden na de Parijse studentopstand – als kandidaat  op te geven voor de SVB zetel in de WaStRa verkiezingen. In september dat jaar wordt hij gekozen en mag als ‘secretaris onderwijs’ optreden in de WaStRa. “Als secretaris had ik direct overleg over de onderwijsvernieuwing met het bestuur van de Hogeschool op het Salverdaplein. Daarnaast begon ik me te bemoeien met de bestuursstructuur. De SVB leden in de WaStRa waren daarbij een opstandig groepje en vonden dan ook steeds minder aansluiting  bij de andere WaStRa leden, die vooral geïnteresseerd waren in sherry drinken met de hoge heren. Zo langzamerhand begon zich een losse verzameling studenten rondom ons te verzamelen met gelijksoortige ideeën.”

Commissie Breedspoor en het ‘Plan Polak’

In het voorjaar van 1969 hangt er verandering in de lucht. Nadat de landelijke SVB de onderwijsvernieuwingen heeft weten tegen te houden, vraagt de minister van onderwijs in januari 1969 in een brief aan alle Hogescholen om zelf aan te geven wat zij belangrijk vinden bij een reorganisatie van het onderwijs en het onderzoek. In Wageningen gaat de commissie Breedspoor aan de slag met de vragen van de minister. Niek Koning neemt, met twee andere studentleden zitting in deze commissie.

Na een aantal succesvolle discussieavonden met studenten en personeel is de commissie Breedspoor het begin 1969 over een aantal zaken eens. Men vindt onder andere dat ook het niet-wetenschappelijke personeel van de Hogeschool en ook de studenten in de nieuwe structuur moeten kunnen meebeslissen over het beleid. Tot dan toe was dat een recht dat enkel voorbehouden was aan professoren en lectoren.

Na 23 mei neemt de spanning in de commissie echter sterk toe. Op die dag komt voorzitter professor Polak met een zelfgeschreven plan om een ‘voorlopige universiteitsraad’ in te stellen. Volgens Polak komt hij daarmee zo goed mogelijk tegemoet aan alle meningen in de commissie Breedspoor. Maar de studenten rond Niek Koning geloven daar helemaal niets van: “Wij vermoedden dat Polak iets had bekokstoofd met de minister. Dat er bij het opstellen van zijn plan enige telefoontjes naar Den Haag waren geweest, zeg maar.” Bovendien vinden de studenten dat het helemaal niet de taak is van de commissie om zelf met voorstellen te komen over de nieuwe (tijdelijke) bestuursstructuur. Dat is iets waar nu juist de studenten en het personeel democratisch over moeten meebeslissen.

Ook stoort het Niek en zijn achterban mateloos dat de Senaatvergaderingen en de commissie vergaderingen niet openbaar zijn. De SVB studenten eisen daarom dat de volgende commissie vergadering van 4 juni wel openbaar is en dat ook de pers wordt uitgenodigd. Als dat verzoek door het bestuur wordt  afgewezen, is de maat voor de studenten vol. Ze besluiten met een radicale actie de eerstvolgende Senaatvergadering open te breken.

Uit de kleren

Voormalig Redi Doti aan de Veerweg, december 2016.
Voormalig Redi Doti aan de Veerweg, december 2016.

Op 9 juni 1969 wordt de actie voorbereid in het gebouw van Surinaamse studentenvereniging Redi Doti aan de Veerstraat. Niek Koning: “We hadden de hulp ingeroepen van acteur Peter de Baan van het toen bekende ‘Theater Terzijde’. Met hem hebben we een toneelstukje ingestudeerd met de titel ‘Polak’s Lakspel’ en dat een paar keer geoefend.”

Dan, aan het begin van de avond, verzamelen ongeveer twintig studenten zich in de bosjes in het Torqpark achter het hoofdgebouw van de Landbouw Hogeschool. Na het afgesproken teken rennen ze hard naar een achterdeur, waar iemand deze opent met een clandestien verkregen sleutel. “Hoe ik aan de sleutel kwam ga ik je niet vertellen, dat lijkt me niet verstandig…” zegt Niek Koning tijdens het interview, “…maar de conciërges die op het tumult kwamen afgerend, waren er in ieder geval volledig van overtuigd dat het onmogelijk was dat we een sleutel hadden.” De volgende dag verklaren ze dan ook dat de studenten met een geheimzinnig elektromagnetisch apparaat de deur ontsloten hadden: “Er was een flits en de deur was open.” Dat een fotograaf met een flitser foto’s maakt van het hele gebeuren was hen kennelijk in het tumult ontgaan.

Een van de deuren van het hoofdgebouw in 2016. Of dit de bewust deur is, kan Niek koning zich niet herinneren.
Een van de deuren van het hoofdgebouw in 2016. Of dit de bewust deur is waardoor de activisten binnendrongen, kan Niek Koning zich helaas niet met zekerheid herinneren.

De studenten banen zich langs de ontzette conciërges naar de eerste verdieping en de senaatskamer. Daar ziet rector prof. Hellinga de bui al hangen en reageert direct: hij sluit met een hamerslag snel de vergadering en veel hoogleraren maken dat ze weg komen. Op hun pad vinden ze echter de studenten die nu juist door dezelfde deur naar binnen komen. Volgens de Telegraaf van 10 juni 1969 vallen hierbij enige rake klappen, maar Niek Koning kan zich daarvan niets herinneren.

blote_billen_4
Voormalig hoofdgebouw Landbouw Hogeschool, Salverdaplein.

Na de worsteling voeren de studenten hun toneelstuk op voor het geslonken gezelschap. “Op het hoogtepunt van de actie gingen we uit de kleren met op ons blote lijf protestteksten als ‘Lak aan Polak’ en ‘Niets om het lijf’. Zo lieten we zien dat wij het plan maar niks vonden. We waren ook zo slim geweest die fotograaf mee te brengen.” De foto’s van de blote studenten – waaronder ook een studente, in die tijd natuurlijk al helemaal schandalig – verschenen de volgende dagen tot in India in de kranten.

De volgende dag al verklaart rector Hellinga – tot groot genoegen van de actiegroep – dat de senaatvergadering vanaf dat moment openbaar zal zijn. Wel vindt hij dat het juist de actiegroep zelf is geweest die zich schuldig heeft  gemaakt aan ondemocratisch handelen. Voor Hellinga is de actie onbegrijpelijk , omdat een voorstel tot het openbaar maken van de senaatvergadering nota bene die avond besproken zou worden. De actiegroep viert ondertussen hun overwinning

In de rest van de Wageningse studentengemeenschap zijn de reacties echter niet onverdeeld positief. De WaStRa distantieert zich al direct, volgens Niek Koning omdat zij het vertrouwen van de senaat niet wilden verliezen. Een dag na de actie ondertekenen 200 studenten een petitie waarin zij aangeven niet achter de  SVB te staan, omdat deze “afbreuk doet aan de image van de student”. Later die maand nog stappen Niek Koning en de andere twee SVB studentleden definitief uit de commissie Breedspoor.

‘De Actiegroep’

In de periode na de Blote Billen Actie verzandt de landelijke SVB in ideologische verdeeldheid en valt uit elkaar. In Wageningen was de binding van de groep rond Niek Koning met de SVB toch al niet meer zo stevig en al snel gaat zij volledig onafhankelijk verder. De groep groeit tot een stuk of veertig studenten en zet een hoofdletter voor haar geuzennaam: vanaf nu zou zij bekend staan als ‘de Actiegroep’.

Die zomer vindt de Actiegroep een vergaderplek in de woning van de sympathiserende hoogleraar sociale psychologie Jan van Leent aan de Selterskampweg in Bennekom. Van hieruit begint ze allerlei initiatieven te ontplooien. Wat opvalt is dat deze initiatieven zich nu niet langer op de interne wereld van de Wageningse Hogeschool richten, maar ook daarbuiten:

  • De oprichting van Café Troost in 1969, waarbij ook professor Van Leent betrokken zou zijn, noemt Niek Koning als een van de vruchten van de Actiegroep. Het doel van Troost is om een open jongerencafé te zijn, waar de scheiding tussen studenten en andere Wageningers niet langer bestaat. Het café is ook bedoeld als politiek actiecentrum.
  • Daarnaast ontstaat in het najaar Wereldwinkel ‘de Uitbuyt’ als een uitvloeisel van (leden van) de Actiegroep. Koning en onder andere ook Neeltje Hennevelt (van het huidige Breicafe) nemen zitting in het bestuur.

De Actiegroep, die Koning beschrijft als “aanvankelijk diffuus links georiënteerd, maar bovenal antiautoritair met een nog weinig uitgekristalliseerd wereldbeeld” groeit vanaf 1970 steeds verder en gaat zich ideologisch vormen. “We raakten al snel geïnteresseerd in die zaken die het gezag juist zo vervelend vond. Ik ging bijvoorbeeld ‘Das Kapital’ van Marx van kaft tot kaft uitlezen”, vertelt Niek. Kort daarna zou hij een inleiding tot het Marxisme publiceren bij de Uitbuyt.

De voormalige SVB leden hergroeperen zich in 1971 tot de USU, de Universitaire Socialistische Unie. Ze keren zich daarmee verder af van de WaStRa, die meer op het spoor van de belangenbehartiging van studentebelangen blijft zitten. De leden van de Actiegroep – en de USU, want het begint hier allemaal een beetje door elkaar te lopen – stromen ook steeds meer door in wat later de ‘buitenuniversitaire groepen’ is gaan heten, zoals de Boerengroep, het Imperialisme Kollektief en het 1 Mei koor.  De Actiegroep komt als organisatorische eenheid steeds meer op de achtergrond en zal op den duur, zonder formele opheffing, verdwijnen.

De Wageningse Barricaden

Het gaat te ver om te stellen  dat al het activisme in de jaren 70 in Wageningen direct zijn bron vindt in de Blote Billen Actie. Er was ten slotte in heel Nederland – en daarbuiten – sprake van grote maatschappelijke veranderingen. Ook zonder de Actiegroep was Wageningen er ongetwijfeld niet aan ontkomen. Wel is de Blote Billen Actie het moment waarop de kentering voor het eerst in Wageningen zo duidelijk in zichtbaar werd, het begin van de Wageningse Barricaden.

Tot slot: hoe kwam Niek Koning nu eigenlijk aan die sleutel van het Hoofdgebouw? “Ach, na zoveel jaar kan ik dat misschien wel vertellen”, geeft hij uiteindelijk toe. “Ik ben op een doordeweekse dag gewoon dat gebouw binnen gelopen en heb in een lege, niet gebruikte kamer een pin van een schuifraam half uitgetrokken. Vervolgens  zijn we ‘s nachts met drie mensen via de brandladder naar dat raam geklommen en zijn naar binnen geklauterd. Er was geen bewaking en een alarm bestond toen nog niet. In het conciërgehokje zagen we drie reserve sleutels van de achterdeur. Daar hebben we de achterste van meegenomen. Ze hebben nooit ontdekt dat er eentje weg was, omdat ze van het aantal reservesleutels geen administratie hadden.” Tegenwoordig zouden zoiets een ‘hack’ noemen. Een simpele doch zeer doeltreffend hack …en begin van het Wagenings studentenactivisme.

Waar vond de actie plaats?

Bronnen

  • Interview met Niek Koning, 28-1-2016.
  • Oele et al. 1980 ‘Oh Salverdaplein’
  • Van der Haar, 1993. ‘De Geschiedenis van de Landbouw Hogeschool’
  • Van Maanen, 2007. Serie ‘Oude Koeien uit de archieven van Wageningen UR’ aflevering ‘Bloot op de Bres voor de democratie.’ Resource #34 – 2007

Dit is een tekst geschreven in het kader van het project Wageningse Barricaden.

Spuugzat

barricaden-boer_leonard_spuugzat_600dpi_002‘Spuugzat’ was van 1986 tot 1989 een kraakpand aan de Bornsesteeg 79 in Wageningen. De leegstaande boerderij werd gekraakt door een groep die vooral afkomstig was van het PuDoC complex. Het vormde vier jaar lang een anarchistische vrijstaat met levende have, een motorwerkplaats en een fotolaboratorium.

Het begin van Spuugzat

Leonard in 2016
Leonard in 2016.

Al vrij snel nadat Leonard den Boer in 1982 naar Wageningen kwam, had hij het in zijn studies Voeding en Sociologie bekeken. De vroege jaren 80 waren een tijd van bruisende activiteiten die voor hem veel interessanter waren om te verkennen dan een studie. Het kraken vierde hoogtij in Wageningen. In 1983 zag Leonard zijn kans schoon en betrok hij een ruimte in het gekraakte voormalige PuDoC complex aan de Marijkeweg.[1] “Er waren twee woongroepen op het PuDoC terrein. Ik kwam eerst terecht in een groep met mensen met een sterke ideologische grondslag die nog wortels had in de jaren 70. Zij lazen de boeken van Habermas en meer van dat soort werk. Al snel verhuisde ik naar de andere groep. Deze leefde vooral voor de vrijheid en was meer anarchistisch, zou je kunnen zeggen. We wilden ons eigen ding doen, meer dan alleen de wereld verbeteren.”

Na iets meer dan twee jaar op het PuDoC terein gewoond te hebben, begint het Leonard en zijn huisgenoten te kriebelen. “We waren toe aan iets nieuws, een nieuw project. Het was voor de krakers toen een pittige tijd met veel verliezen: de Tien Zilverlingen was ontruimd, Wanders en het Delpad waren ontruimd, de kraak van pakhuis America, een boerderijtje aan de Vergersweg en een pand in de Boeslaan waren mislukt. Bij onze groep deed dit de vastberadenheid alleen maar toenemen. Toen we getipt werden over de leegstaande boerderij aan de Bornsesteeg 79 hadden we zoiets van ‘Nou gaan we der in en we blijven der in!’”

Barricaderen van de vensters
Barricaderen van de vensters.

Aan de foto’s die wijlen Hans van Rijst maakte van de kraak in de zomer van 1986 is goed te zien dat de kraakgroep met groot materieel uitpakte. Er worden gereedschap, balken en bedspiralen aangesleept om het pand te barricaderen. Eerdere ervaring had geleerd dat barricaderen met bedspiralen de beste manier is om een ontruiming tegen te gaan. Waar al dat materiaal vandaan kwam kan Leonard zich niet herinneren: “Ik denk dat die spiralen uit Arnhem kwamen, maar dat weet ik eigenlijk niet zeker. Ze waren er gewoon. Misschien kwamen ze wel van de Emmaus. Na verloop van tijd gingen ze ook weer weg, naar een andere kraak.”

Dit zegt ook iets over hoe de kraakbeweging in die tijd werkte. Als er een kraak was, kwam er uit alle hoeken en gaten hulp, maar hoe de lijnen precies liepen was lang niet altijd even duidelijk. Het was een soort gemoedelijke chaos, waarin alles via via werd geregeld. Tegelijk hadden de krakers er ook belang bij niet overal open over te zijn. Het kraken zelf was dan wel legaal, maar had ook veel tegenstanders en er gebeurden zaken in een grijs en soms zwart circuit. De krakers hadden daarom liever niet dat het personeel van Politiebureau Rustenburg wist hoe het precies allemaal zat. Ook dat was een reden om de lijnen vaag te houden.

Die eerste dag aan de Bornsesteeg werden niet alle bedspiralen aan de muur getimmerd. Een deel was ook gewoon nodig om op te slapen. Ze werden over grote gaten in de vloeren gelegd, die de eigenaar –vermoedelijk de Landbouw Hogeschool of de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)- had gemaakt om kraak te voorkomen. Zo brachten de krakers de eerste nacht door direct boven het zand uit de kruipruimte. De volgende dag was het spannend: werd er groot uitgerukt door de politie, of bleef het stil? Uiteindelijk kwamen twee agenten even polshoogte nemen, maar gingen ook snel weer weg om niet meer terug te komen. De kraak was gelukt!

Tijdens de kraak in de deel.
Tijdens de kraak in de deel.

Wonen en leven in Spuugzat

De foto’s van Van Rijst behoren tot de fraaiste die in het project Wageningse Barricaden zijn verzameld. Ze werden ontwikkeld en afgedrukt in de eigen donkere kamer die de vijf bewoners al snel gemaakt hadden. De sfeer van die tijd druipt af van de taferelen van de groepjes krakers die bij gebrek aan meubilair eerst op de grond zitten in de stallen, en later zelfgemaakte pizza eten op bijeen geraapt meubilair met op de achtergrond het antieke behang van de vorige bewoners. Sfeervol is ook de foto van de voorzijde van het kraakpand, waar twee krakers bij het portaal zitten en een naambord is aangebracht op de gevel: “Hier Herverherbouwen BierenCo. Bv Multifunreleks Terapiecollectief Spuugzat”. Leonard: “Die naam was natuurlijk ludiek, een soort anarchistisch afzetten tegen de cultuur waar we zelf uit kwamen en tegen de rest van de samenleving.” Leonard doelt hier op de ideologische en soms dogmatische kraakbeweging waar zij zichzelf geen onderdeel van vonden. Er was daarnaast breed maatschappelijk een tendens dat namen en organisatielogo’s ineens ‘modern’ moesten overkomen in de jaren 80. Een goed voorbeeld is de huisstijl van de Stichting Vrouwenhuis die we in het project Wageningse Barricaden al tegen kwamen en die in 1987 ineens omslaat van een zelfgetekend logootje naar een complexe geometrische figuur. Dat soort ontwikkelingen, daar dreven de bewoners van Spuugzat de spot mee.

In de jaren die volgen wordt Spuugzat een plek van ongebreidelde creatieve ontplooiing. De stal wordt gevuld met nieuwe dieren, waaronder zelfs een paar ezels. Er komt een werkplaats waar wordt gesleuteld aan motorfietsen en oude auto’s en er was de eerder al genoemde donkere kamer gemaakt voor het ontwikkelen van zwartwit foto’s. Geïsoleerd gelegen tussen de groene velden had Spuugzat niet te maken met veel omwonenden. De kassen van DLO vormden de enige direct aangrenzende buren. Na een periode van gewenning was de relatie met het personeel daarvan overwegend goed. Af en toe schoten de krakers de kassen zelfs te hulp. Leonard: “Er is een avontuur dat ik me nog goed herinner. Er was een enorme storm. Op die kassen lagen golfplaten die losraakten en als projectielen met grote snelheid wegvlogen. Levensgevaarlijk, ze gingen een halve kilometer verder zelfs de Mansholtlaan nog over. We zijn toen aan de rand van de kas gaan staan en elke keer als er een plaat dreigde los te laten pakten we hem snel op en zetten hem vast in de struiken. Het werd al snel een soort spel met wind en bepaald geen ongevaarlijk spel!”

Zelfredzaamheid

Begin jaren 80 was een periode van landelijke recessie. De cultuur waarin het kraken in die tijd plaatsvond was er een van weinig perspectief op carrière en een overheid waar je niet op hoefde te rekenen, vonden velen. Er ontstond bij de krakers een zelfredzaamheid, waarbij geen meer rekening werd gehouden met ‘hoe het hoort’ of de belangen van de gemeente of ‘rijke bedrijven’. Veel krakers, waaronder ook enkele op Spuugzat, hadden een bijstandsuitkering en gaven daarom een ander woonadres op dan de plek waar zij werkelijk woonden. Als de gemeente er achterkwam dat je kraakte – en dus geen huur betaalde- werd je namelijk direct gekort op je uitkering.

 

Als er echt geen geld was, zat er soms niks anders op dan ‘proletarisch’ te gaan winkelen. Daarover heeft Leonard een opmerkelijk verhaal: “Op een dag kwam er iemand in Wageningen langs met een doos drukwerk. Die doos zat vol met V&D cadeaubonnen. Waar ze vandaan kwamen wist niemand. We zijn toen eerst naar de Emmaus gegaan om nette kleren te kopen, zodat we niet zouden opvallen. Daarna zijn we vroeg met een busje op pad gegaan. We waren wel zo slim niet een V&D om de hoek te kiezen en kwamen uit in Den Haag. Het plan was om om beurten de winkel door te gaan, spullen te pakken, af te rekenen met de bonnen en dan snel naar de bus. De eerste ronde ging goed, maar toen zagen we hoe iemand anders – van een andere groep – door een bewaker werd weggeleid. Het spel was uit. Wij stapten daarom rustig uit de rij bij de kassa, legden de spullen terug in de schappen en liepen de winkel uit. Achteraf hoorden we dat de V&D rond 12 uur door had dat er op grote schaal iets aan hand was en alle winkels in het land waarschuwde voor het inwisselen van cadeaubonnen. “Waar die bonnen vandaan kwamen zou ik werkelijk niet meer weten en als ik het wel wist zou ik het natuurlijk ook niet zeggen. Het was een landelijke actie, het was ergens bedacht en gecoördineerd. In de kraakwereld deden velen mee. Eigenlijk was het een ludieke actie tegen het grootkapitaal (haha). De boorkolom is nog jaren goed van pas gekomen. Achteraf denk ik dat je erg moet uitkijken met dit soort acties die ook een persoonlijk gewin hebben.”

Doordat de kraakbeweging het niet zo nauw nam met de regels kregen ze het regelmatig aan de stok met de autoriteiten. Ook voor de politie in Wageningen waren de krakers een groep waar ze lastig controle over kregen, wat ongetwijfeld aanleiding zal zijn geweest voor de nodige frustraties. Zeker tegen de achtergrond dat in steden als Amsterdam en Nijmegen de kraakbeweging sterk geradicaliseerd was en op ware voet van oorlog stond met de overheid. In Wageningen was de sfeer veel rustiger en beter, maar soms liep de spanning toch op, of zelfs uit de hand. Leonard: “Daar heb ik wel voorbeelden van. Een keer was ik met een vriend posters aan het plakken in de binnenstad. Achter theater de Junushoff liepen we een agent tegen het lijf liepen. Die man schrok zo dat hij direct zijn pistool trok en ons dwong te gaan liggen. Zwaar overtrokken natuurlijk.”

De afloop

De krakers in Spuugzat waren dan wel antiautoritair, ze hadden het als je Leonard nu hoort, goed voor met de wereld die ze vooral zelf wilden inrichten. Dat zal ook de reden zijn dat Spuugzat in relatieve rust vier jaar kon blijven bestaan. Ze zaten tussen de akkers eigenlijk niemand in de weg.

Ook het einde van Spuugzat verloopt zonder heftige ontruiming. Tegen 1989 besluit de eigenaar van het pand het te verkopen. De krakers hebben even de illusie dat ze kans maken het over te nemen. Terugkijkend noemt Leonard dit naïef: “We hadden ons bij een makelaar laten adviseren over de prijs die we moesten bieden, maar het lijkt er op dat we daarbij gewoon niet scherp zijn geweest over hoe die wereld werkt. We werden geadviseerd niet boven een zeker bedrag te gaan, terwijl we eigenlijk bereid waren nog wat meer te bieden. Vervolgens verkreeg via een contact van een andere makelaar iemand het pand door net boven onze prijs te gaan zitten. Dat was voor ons een erg pijnlijk verlies. Maar ja, zo gaat dat in die wereld, we hadden alerter moeten zijn.”

Maar ook zonder de verkoop was Spuugzat in ander vaarwater gekomen. Een aantal van de bewoners was ondertussen al uit Wageningen vertrokken. Uiteindelijk zijn alle krakers in 1989 gewoon vertrokken. Ook Leonard pakte zijn boeltje en reisde met een aantal vrienden met oude auto’s door de Sahara naar West-Afrika, het avontuur tegemoet. Spuugzat bleef leeg achter, kreeg nieuwe bewoners en bleef zo behouden tot de dag van vandaag. Zonder de krakers was het gebouw waarschijnlijk al lang geleden gesloopt.

barricaden-boer_leonard_spuugzat_600dpi_001
De motorwerkplaats.

barricaden-boer_leonard_spuugzat_600dpi_018

Dit is een tekst geschreven voor het project Wageningse Barricaden, door Jobbe Wijnen

 

Bronnen

Interview met Leonard den Boer, maart 2016

Foto’s van Hans van Rijst †

Noten

[1] Het Publicatie en Documentatie Centrum van de Landbouw Hogeschool dat gehuisvest was in deze barakken was verhuisd naar het Jan Kopshuis aan de Generaal Foulkesweg.