Tichelgaten in de Wageningse uiterwaarden

Onderaan de Westbergweg vind je een heel reliefrijk uiterwaardengebied.

In de zomermaanden is het niet erg zichtbaar door de vele opgaande begroeiing maar zodra de herfst haar intrede doet zie je allerlei hogere en lagere heuveltjes met daar tussen, als het water hoog staat, plassen in verschillende vormen. Het is een typisch verschijnsel dat zich veel voordoet in gebieden waar steenfabrieken stonden. Door de winning van klei ontstonden allerlei gaten. Afhankelijk waar de klei voor werd gebruikt spreken we van tichelgaten of kleiputten.

Een kleiput of een tichelgat?

De namen worden veel door elkaar gebruikt. Als je kijkt naar de ontstaansgeschiedenis is er toch sprake van een verschil. Wordt de klei gebruikt voor het herstel, ophogen of onderhoud van winterdijken dan noemen we de gaten kleiputten. Wordt de klei echter gebruikt in steenfabrieken dan spreken we van tichelgaten. Het woord tichel is afgeleid van het Latijnse woord tegula wat dakpan betekent. De afgravingen in Wageningen stammen uit de 60’er jaren van de vorige eeuw toen er nog veel steenfabrieken stonden.

Door al deze afgravingen bleven er in de uiterwaarden allerlei verschillend gevormde diepe en ondiepe met water gevulde gaten achter waar zich in de tijd hele interessante biotopen voor allerlei planten en dieren hebben ontwikkeld.

Eendenkooi Binnenveld

Midden in het Binnenveld ligt een bosje langs de Grift. Als je er langs fietst valt het niet op, pas vanuit de lucht wordt de vorm van een eendenkooi zichtbaar.

Een eendenkooi bestaat uit een plas waar enkele smalle sloten op uitkwamen. In deze vangpijpen, voorzien van rietschermen, kunnen eenden gelokt worden. Om overvliegende eenden te lokken hield de beheerder op de kooiplas een aantal gekortwiekte ‘staleenden’ die hij dagelijks voerde. Die waren gewend aan de kooiker met zijn kooikerhond.

Het geheel van kooiplas en vangpijpen is omgeven door het kooibos. Vaak zijn in deze bossen hakhout en knotbomen te vinden. Eendenkooien zijn vaak omgeven door een sloot en soms is er nog een kooikerhuisje aanwezig. Eendenkooien zijn typisch Nederlandse elementen, ontstaan in de late middeleeuwen. De kooien werden in voorgaande eeuwen aangelegd om wilde eenden te vangen voor consumptie.

Vroeger waren er in het Binnenveld meerdere eendenkooien: op een kaart uit 1655 zijn twee andere ‘vogelkoijen’ ingetekend.

De Grift waar de eendenkooi aan ligt, is een oud kanaal dat al in de 15e eeuw in opdracht van Bisschop David van Utrecht is gegraven. Voluit heet dit water dan ook de ‘Bisschop Davidsgrift’. De belangrijkste reden om het te graven was de turfwinning.

Meer:

Nieuwe Natuur in het Binnenveld / Gelderse Vallei 
Natuurontwikkeling in het Binnenveld

De Wageningse Eng

Eng Wageningen

De Wageningse eng ligt tussen de bebouwde kom van Wageningen, Bennekom en de Veluwse bossen. Het is een eeuwenoud cultuurlandschap. Er wordt al meer dan duizend jaar landbouw op bedreven. Het is begonnen met kleine akkertjes, die eigenlijk steeds groter zijn geworden. Rond 800 kwamen de eerste nederzettingen, zoals De Peppel, Leeuwen, Dolder en Brakel. Van de Wageningse eng is nog een klein oostelijk deel over, het overige deel is nagenoeg vol gebouwd.

Vroeger werden er op de eng verschillende gewassen geteeld, waaronder rogge, aardappels en tabak. Tegenwoordig biedt de eng ruimte aan verschillende functies zoals paarden- en schapenweitjes, een aantal tuinderijen en heel veel volkstuinen. Ook wordt op verschillende plekken weer oude granen verbouwd voor het brouwen van speciale lokale biertjes.

Veel historische patronen van oude paden en verkavelingsstructuren zijn nog herkenbaar aanwezig. De van oost naar west lopende oude veedriften; de huidige Geertjesweg en Dolderstraat, de blokverkaveling en de oude wildwal langs de Zoomweg.

Mijn Wageningen

Wageningen is mij lief
Uiterwaarden, Eng en Binnenveld
Jonge zwanen, meerkoeten, ooievaars, zelfs schildpadden
Wageningen is mij lief
Mooie mensen, lieve mensen, zo veel zijdig
Wageningen, groot en toch klein
Uiterwaarden, Eng en Binnenveld
Wageningen is mijn lief.

Door: Jolanda Kuenen, Wageningen – Lokale Verhalen 2013.

Uitzichtpunt

Het is allemaal al even geleden. Ik ben 26, Jos 27, en we zijn pas getrouwd …

Omdat ik uit het westen van het land kom, weet ik nog niet zoveel van Wageningen. Jos wel, die heeft hier door zijn studie al 7 jaar doorgebracht. Intussen heb ik het stadje al meerdere keren doorgelopen, de uiterwaarden gezien, Hotel de Wereld bezocht. Vandaag is het tijd voor het Arboretum.
Het is een mooie dag in de herfst. Jos heeft een kort bruin leren jack aan, met een rode gebreide sjaal. Een grappige combinatie. Hand in hand lopen we door het licht glooiende park, genietend van de mooie herfstkleuren. De zanderige paadjes liggen vol met goudgele en rode blaadjes. Na een tijd wandelen word ik moe. Het was niet echt vroeg vannacht. “Zullen we ergens gaan zitten?”, stel ik voor. “Oh, goed hoor. Kijk daar staan een paar bankjes”, antwoordt Jos, “en vandaar heb je een heel mooi uitzicht!” Ik vind het best en loop mee.

“Hè hè”, zucht ik, als ik op een bankje plof. Ik kijk wat om me heen. Het is inderdaad een mooi uitzichtpunt. Maar intussen word ik ook loom van de zon en vallen m’n ogen bijna dicht. Jos kan echter nooit lang stil zijn, dus die begint allerlei dingen op te sommen die hij in de verte ziet.
“Kijk, dat is de Rijn en daar is het pontje naar Zetten”, zegt hij.
“En een heleboel weilanden”, vul ik aan.
“Nee, uiterwaarden”, verbetert Jos me.
Ik kijk mee, maar verlang eigenlijk naar stilte. Dat voelt Jos niet aan. Onverstoorbaar gaat hij door met aanwijzen wat hij ziet.
“Zie je die stad daar in de verte? Dat is Nijmegen.”
“Aha”, zeg ik.
“En verderop naar rechts, zie je die grote pijp en dat grote gebouw? Dat is de kerncentrale bij Dodewaard!” Ik kijk nu iets meer geboeid mee. Inderdaad wel een groot gebouw. En een rare verstoring van het verder zo vriendelijk aandoende Betuwse landschap. Jos praat nog een poosje door over de kerncentrale, maar mijn gedachten dwalen af.

Deze situatie zal ik nog vele keren meemaken. Eerst ben ik het enige publiek. Later zijn het onze kinderen, die we al snel kregen. Ze luisteren geduldig naar steeds weer diezelfde vragen: “Zie je die stad? Dat is Nijmegen. En zie je dat grote gebouw verderop naar rechts? Dat is de kerncentrale bij Dodewaard.” En dan volgt een uitleg over wat dat is. Of het de kinderen boeit of niet, ze zullen weten dat daar een kerncentrale staat!

Intussen zijn we bijna 25 jaar getrouwd. Nog steeds wandelen we geregeld naar het uitzichtpunt in het Arboretum Bel Monte. De kerncentrale  werkt niet meer.  Jos wijst hem ook niet meer aan. En toch kijk ik nog elke keer naar die stad in de verte en naar die niet werkende kerncentrale van Dodewaard.

                                                                                                                                                           Door: Rineke, Wageningen – Lokale Verhalen 2013