Oorkonde stadsrecht 1263

Brief van Grave Otto van Nassouw van ’t iaer 1263 waer bij Nieuw Wageningen tot ene Stad werd verheeven1

In den name der heyliger onverscheydelijcker Dryevoldigheyt amen. Ick Otto Greve van Gelren ende van Zutphen, schrijve allen den genen die dese letteren aensien, saluyt ende eewigen vrede. Alle wercken der Sterffelijcker dingen volgen nae den loop der tijdt ende vergaen te samen mitten mijnschen, alsoe die vergaen; wairom datter noit is, datmen die dingen die nae hoerre natueren vcrganckliek zijn, vercieren moet mit vestenisse der brieven, hierom oversiende ick der verstantnisse der tegenwoerdiger menschen, ende den genen die noch namaels koemen sullen, onder den getuych des tegenwoordigen schriftes, dat ick Otto, Greve van Gelren ende van Zutphen, mit voersetten rayde mijnre Edelre vrienden ende mijnre dienstluden, van der machten des Keysers ende des Konincks, ende mit sonderlingh oorloft, hebben gemaeckt vander poirten van Nye Wageningen een Stadt, ende hebben hoer gegeven alle vryheyt, mit alingen hoeren gueden, dat dese Stadt hoer verblijden sall, ende die lude die dair nu in woenen, off namaels in woenen sullen, vander selver vryheyt die een vry Stadt gebruyckt, ende mijn Stadt van Zutphen. Ende ick en sall geen schattinghe noch beloiften in dezer vurseyder Stadt maeken, buyten wijll der burgeren. Oick sette ick, dat dese selve Stadt geregiert sal werden by rayde der tweeleff Schepenen die dair gekoeren sullen werden, off dair eenige saick in hoer ongeordiniert were, dat die overtoigen sullen werden mit voirsynnigen rayde der vorseyder Schepene, ende sullen by hem weder werden gebracht tot eenen gueden staet: Ende alle saicken sullen wesen in der selver Stadt, nae rechten ende gueden gewoenten der Stadt van Zutphen, wtgenomen alleen ‘t gericht, van welcken mijn Riehter genot nemen sal als hy te voeren dede; welcke Richter nochtans richten sal by vondenisse en de rayde der Schepenen. Voirt soe wil ick, dat gheen borger die in der Stadt woenende is, sal werden verwonnen mit kampe, bijnnen den palen mijnte Greefschap ende mijns lands, mer die aenspreker sal gaen mitter saicken die hy tegen den anderen heeft, tot ten Richter ende Sehepenen van ny Wageningen; ende alst hem vertoent is, soe sullen sy dair op riehten en de die saick tot eenen gueden eynde brengen. Voirt, die burgeren sullen vry wesen van allen schattingen ende betalingen van tollen in mijnen lande ende mijnre Graefschap, wtgenomen Lobede ende anders, allen tollen die in den water gelegen zijn; Oick soe en sullen dese burgeren geen erffnisse geven van huysinge noch van wapen. Voirt weren dair eenige vreemde luyden van buyten in koemen woenen, van wat manieren dat sy weren, die noch Heer noch olders en hebben dat der Stadt kondich weer, weert dat sy storven, noch ick noch mijn Richter en sal die erffnisse aenvaen, mer die Schepenen sullen sy onder hem bekummert holden een jaer lanck ende ses weken, ende weert dat dair bijnnen jaers hoer Heer off hoer erffgenamen quamen die hem ‘t recht van dier erffnisse veemeten, soe solden hem die Schepenen vol recht doin; mer weert dat noch Heer noch erffgenamen bijnnen jaars en quamen, die recht heeft in dier erffnisse, soe solde die Greve dat guet vrylick nemen. Voirt die gene die dair koemen mit wagenen ende mit karren ter merckt, hoer guet te verkoopen opten Donredach, weert dat sy quemen des Woensdachs dair te voeren, ende sy des Donredaghs niet ontkummert en weren, soe sullen sy des Vrydages en wech trecken; beholdelick hoers ende hoers guets. Voirt schepen, die dair van boven off van beneden aen koenen mit hoeren gueden, weert dat sy den selven wech weder om trecken die sy quamen, ende niet voirt gevaeren en waren, die sullen sonder tollen en wech trecken. Ende op dat die gedenckenisse des tegenwoirdigen wercks, ende die gracie deser grooter gijften niet gebroicken en werde van mijn noch van mijnre erven, soe heb ick dit mit mijnen Edelen luden ende mit mijnen dienstluyden, die hier nae beschreven staen, mit mijnen eede op die heyligen gevesticht. Die namen mijnre Edelre luyden die dese voirseyde vryheydt gesworen hebben, zijn dese, Gerrit van Batenborch, Claes van Malsen, Wijllem van Hernen Rijdderen; die namen mijnre dienstluyden, ende mijnre luydeu die gesworen hebben dese selve vryheyt, zijn dese, Evert van Hekeren, Goessen van Rochem, Otte van Soelen, Henrick Yseren, Gerijt van Hernen, Constantijn van Halsem Ridders; Henrick Momme, Egbert van Edinckweerde, Wynant ende Gaedert Ingers, Dirck van Ems, Rutger Wtenweerde, Claes van Ophusen, Dirck van Hall, Ian van Well, ende voel andere luyden. Dese bekenninge ende ghijften der waerheyde, heb ick gemaackt der Stadt ende burgeren van ny Wageningen, mitter machten des Keysers ende des Konincks ende mijnre, in den jaere der gebuerten ans Heeren duysent twee hondert ende drye ende tsestich, op ten anderen Idus van der maent van Junio, by ny Wageningen, daer dese tuygen tegenwoirdich waeren, die hier nae beschreven staen, Schepen van Arnhem, als Aerent van den Gruythuys, Ryquijn Ploech, Guedert die Munter, Wolter by den Kerkhoff, Henrick Tegnagel, Goede Noye, Walwijn van der Mercke, Gerrit Gheye, Hugo Prochy paep in Wageningen, Lubbert schoelmeyster, te Arnhem, ende anders voele luyden, ende desenl brief heb ick doin vesten, mit aendruckinge mijns segels.

Bron: G. Goossen Jzn, Geschiedenis van Wageningen tot op dezen tijd bijgewerkt. Arnhemse Herdrukken No. 5 (Tweede druk; Gijsbers & van Loon; Arnhem 1966)
* Voor Otto van Nassouw, lees: Otto (II) van Gelre

LH-campus op de berg

Rond 1920 had de landbouwhogeschool het plan om zich op één plek te gaan concentreren: een campus op de Westberg, vanaf Hinkeloord tot en met de huidige Dreijen.

Dat plan had een paar overeenkomsten met het idee achter de huidige Born-campus. Ook toen meende men dat zo’n concentratie efficiënt zou zijn. Men zou de inefficiënte panden in de binnenstad af kunnen stoten en het zou de samenwerking tussen hoogleraren vergemakkelijken en de loopafstanden voor de studenten tussen de verschillende college- en practicumzalen beperken.

Op de tweede plaats lag de toen beoogde campus ook buiten de stad. In 1920 was men al wel aan het bouwen aan Nassauweg en Hinkeloordse weg, maar verder was de berg (op een enkele villa na) vrijwel onbebouwd.

De aanleiding tot het toenmalige campus-plan was dat de landbouwschool in 1918 een universitaire status had gekregen: het was een heuse Hogeschool geworden. Dat betekende dat er meer studenten zouden komen èn een nieuwe lading hoogleraren die baanbrekend wetenschappelijk onderzoek moesten gaan doen om de Nederlandse landbouw op te stuwen in de vaart der volkeren.

Eén zo’n nieuwe hoogleraar was Anton Hendrik Blaauw, die als hoogleraar zijn onderzoek moest doen in een donker en onhandig pand in de binnenstad, waar je al mocht lachen als de WC het weer eens deed. En dùs knokte Blaauw keihard voor een eigen laboratorium. Zó hard hij – en zijn collega Söhngen  –  rond 1924 als eersten een pand kregen op de nieuwe campus: het Schip van Blaauw en Microbiogie.

En toen was het op: de crisis diende zich aan, de overheid deed de hand op de knip, en het zou tot ver na de tweede wereldoorlog duren voor de LH weer iets bouwde op de berg.

Blaauw stelde indertijd veel eisen aan zijn laboratorium: hij wilde licht op het zuiden én licht op het noorden én licht van boven, en hij wilde de mogelijkheid om bepaalde constante temperaturen te kunnen handhaven (daarom heeft het pand veel kelderruimte). Hij heeft het allemaal gekregen. En hij heeft er ook wat mee gedaan! In betrekkelijke stilte heeft Blaauw op de berg de methode om bloembollen te ’trekken’ geperfectioneerd. De mogelijkheid om door warmte- en koude-behandeling het bloeimoment van bolbloemen te beïnvloeden. Dit maakte het mogelijk om alle mogelijke klanten in de hele wereld op elk moment van het jaar van bloemenpracht te kunnen voorzien. Een onopvallende prestatie die de Nederlandse economie miljarden heeft opgeleverd. Alleen daarom al is dit pand een monumentenstatus waardig.

De opvolger van Blaauw heeft dat blijkbaar ook gevonden want hij is altijd heel kien geweest op het in een oorspronkelijke staat houden van dit naar latere maatstaven onhandige gebouw. Ook de huidige eigenaren koesteren het pand zoals het ooit was bedoeld.

Door: Leo Klep

 

Kinderen, de vergeten oorlogsslachtoffers

Op 4 mei herdenkt Nederland alle slachtoffers die door oorlogsgeweld zijn omgekomen tijdens en na de Tweede Wereldoorlog. In Wageningen herdenkt men, na een Stille Tocht, bij het Joods monument ‘De Levenspoort’ en vervolgens bij het Monument voor de Gevallenen aan de Costerweg.

De Stille Tocht gaat bij de monumenten over in Stil Herdenken.
Bij beide monumenten staan geen namen vermeld.
De Naamlijst die hoort bij het Joods monument ‘De Levenspoort’ hangt in een verborgen hoekje in het museum.
Op die Naamlijst staan drie Joodse kinderen die werden weggevoerd en vermoord.
Louis Hein (11 jaar) en Frederika Henriëtte (9 jaar) van der Woude waren geboren en getogen Wageningse kinderen. Ze werden samen met hun ouders omgebracht in Auschwitz.
Juliana Beatrix Alexander was de dochter van Joods Duitse vluchtelingen. Op 4-jarige leeftijd is zij samen met haar moeder omgebracht in Sobibor.

Op 26 maart 1943 ontplofte een bom op een rij woningen aan de Beekstraat.
Er waren 27 dodelijke slachtoffers, onder hen 6 kinderen.
Gerardus Wilhelmus, 3 jaar en 8 maanden oud.
Felicitas Sophia Didi Maria Elisabeth Caspel 5 jaar oud. Rutgerus 17 jaar en de 10- jarige Theodorus Rutgerus Derksen.
Jupiter van Ginkel 26 maanden oud en de 15 maanden oude Evertje van de Weerd.
Tijdens het geallieerde bombardement van 17 september 1944 op de wijk Hamelakkers (Sahara) werden 40 personen dodelijk getroffen, waaronder 10 kinderen.
Ingeborgh Margarethe Aleida Vale, 14 maanden.
Simon Cornelis Johannes Olivier 19 jaar.
Wilhelmina Tineke van der Lee, 12 jaar raakte zwaargewond en overleed op 22 september. Theodoor Johan Heijdenrijk, 10 jaar. Willem Adriaan Kramer 12 jaar.
Hadewina Maria van der Poel, 18 jaar. Wilhelmus Johannes Versteeg 12 jaar, Maria Johanna Gerarda Versteeg 9 jaar en de 3-jarige Wilhelmina Juliana Beatrix Irene Versteeg.
Gijsbertha Henrika Adriana Veenendaal 13 jaar.
Tijdens de evacuatieperiode 1944-1945 kwamen 11 kinderen om door oorlogsgeweld.
Christiaan Klaas Adrianus Barten, 9 jaar oud.
Antonius Eimers 12 jaar. Maria Grada Schans, 9 jaar. Wilhelmus Wennekes, 8 jaar.
Elisabeth Neeltje Wichards, 6 jaar oud.
Gijsbert 19 jaar en Christiaan 16 jaar oud, Bosman.
Ook in de maanden na de bevrijding vielen er dodelijke slachtoffers. De 16-jarige Meerten Hommerson en de 18-jarige Johannes Marinus Ruisch.
De 16-jarige Gerardus Gijsbertus van Kooten en de 5-jarige Paul Hendrik André Schrijvers.

In het concentratiekamp Neuengamme overleed op 9 januari 1945 de 20-jarige Gijsbert Meurs.

Meer informatie over deze kinderen en andere Wageningse oorlogsslachtoffers is te vinden op www.wageningen1940-1945.nl > burgerslachtoffers.

Door: Wageningen1940-1945

 

Stadswapen het Wageningse wiel

Het wapen van Wageningen werd op 7 oktober 1818 door de Hoge Raad van Adel vastgesteld: ‘een rood schild beladen met een rad van zilver, waarvan de rechtopstaande spaak een kruis vormt. Aan weerszijden vastgehouden door een klimmende leeuw en gedekt met een gouden kroon’. Maar het bestond al veel eerder, daarom staat in de akte ook dat het wapen ‘bevestigd’ is.

Dit gemeentewapen is afgeleid van het oude ‘geheimzegel’, dat al in de vijftiende eeuw in gebruik was. Daarin staat hetzelfde rad, maar dan met zes spaken. Pas vanaf het eind van de achttiende eeuw, tekende men twaalf spaken in het wiel. In de tekst van de akte van de Hoge Raad van Adel staat trouwens helemaal niets over het aantal spaken, maar op de tekening van het wapen, die in het midden van de akte staat, zijn wel twaalf spaken getekend. Eigenlijk zou je niet ‘rad’ moeten zeggen, maar ‘wagenwiel’. Dan begrijp je het verband met de naam Wageningen veel beter.

De letterlijke tekst luidt: ‘Zijnde een rood schild, beladen met een rad van zilver, waarvan de regt bovenstaande staak een kruis is. Het schild gedekt met eene gouden kroon en ter wederzijde vastgehouden door een klimmenden gouden leeuw’.

In 2006 werd er een nieuwe huisstijl ingevoerd in de gemeente Wageningen. Het wapen is toen opnieuw gestileerd en gemoderniseerd. Het wordt bijvoorbeeld gebruikt op het briefpapier van de gemeente.

Bron: wageningen.nl

Door: Cultuur in Wageningen

tag: 1818