Aan de Harnjesweg in Wageningen staat al meer dan 100 jaar molen De Vlijt (1879). et is een stellingmolen of hoge windmolen. De molen staat op een hoge stenen voet want anders zou hij in de bebouwde kom te weinig wind vangen.
Door gebruik te maken van de wind wordt de maalsteen in beweging gebracht. Voor het malen van het graan zijn twee stenen nodig. De onderste steen, de ligger, ligt vast en de bovenste steen de maalsteen, ook wel de loper genoemd, draait rond. Het graan wordt zo vermalen tussen de twee grote molenstenen. Molenstenen kunnen wel meer dan 1000 kg wegen.
De molen heeft een geschiedenis met ups en downs gekend. In de begin jaren werden er voornamelijk granen gemalen die dienst deden als veevoer. Er kwamen steeds minder boeren en noodgedwongen moest er worden omgezien naar andere inkomsten. In de oorlog werd de molen flink beschadigd maar in de jaren daarna toch weer opgebouwd. In 1972 kocht de gemeente Wageningen de molen en werd er na verloop van tijd met Hans Dobbe een gepassioneerd molenaar aangetrokken. In een tijdspanne van meer dan 30 jaar zette hij de molen en het ambacht van molenaar weer stevig op de kaart. De Wageningse molen is inmiddels een van de grotere ambachtelijk molenbedrijven in Nederland waar uitsluitend biologisch geteelde granen worden gemalen.
Hergebruik dient niet alleen een economisch belang
De jonge architect C. J. Blaauw (1885-1947) ontwierp drie laboratoria in Wageningen waarvan zich er twee op de Wageningse berg bevinden. Het Microbiologisch Laboratorium en het Laboratorium voor Plantenfysiologie (Schip van Blaauw) zijn in 1922 gerealiseerd in een voor die tijd spraakmakende architectuur en hoge kosten. Het Laboratorium voor Tuinbouwplantenteelt (Haagsteeg 4) zou een jaar later in (1923) in een versoberde, zakelijkere vorm worden uitgevoerd wegens overschreden bouwkosten van de twee voorgangers.
Opmerkelijk aan de gebouwen is het met name voor onderwijsgebouwen afwijkende, op plasticiteit en decoratieve vormgeving gerichte uiterlijk. Daarbij is gebruik gemaakt van verschillende materialen als hout en kalksteen, waarbij in de expressieve vormgeving duidelijk estethische kwaliteiten op de voorgrond treden.
Binnen de rijke vormentaal van de Amsterdamse schoolstijl is vervolgens de (veelal expressieve) toepassing van baksteen kenmerkend, het horizontale karakter (gekoppelde ramen met zwaar uitgevoerde dorpels) met speelse verdelingen van diverse elementen over de gevels onder forse dakoverstekken, de brede opzet en sierlijke paraboolvormige bogen gecombineerd met gevelbeelden. Deze zijn van de hand van Johan Polet (1894-1971), die voor veel gevelbeelden aan Amsterdamse schoolgebouwen in hout of steen, verantwoordelijk is geweest.
De oorspronkelijk tuin werd ontworpen door de beoemde tuinarchitect L. Springer. Aan de achterzijde is nog steeds een pad zichtbaar dat langs door de nieuwe woonwijk voert. De aanleg valt niet onder de rijksbescherming door de te geringe mate waarin deze bewaard is gebleven.
De Vakgroep Tuinbouwplantenteelt verruilt in 1950 het oude pand voor een mooi nieuw ingericht laboratorium gesitueerd achter het oude gebouw. Thans is in dat laboratorium sportinstituut de Plataan gevestigd. Vanaf de vijftiger jaren zetelde de vakgroep Veevoeding ( later de Leerstoelgroep Diervoeding) in het oude laboratoriumgebouw aan de Haagsteeg.
Sinds het vertrek naar Zodiac in 1997 is het gebouw in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw voor meerdere bedrijven: “Hergebruik dient niet alleen een economisch belang. Ook is het vaak een goed middel om het monument in goede staat te behouden en indien nodig te restaureren” Meer informatie www.amsterdamseschoolwageningen.nl
In de voormalige RK Cunera meisjesschool aan de Burgtstraat vind je nu het woon-, werk-, cultuurpand ‘De Wilde Wereld’. Er wonen 12 mensen in 3 woongroepen, er zijn verschillende werkplaatsen en kantoorruimtes, een galerie en een mooie theaterzaal.
Het pand is eigendom van Woningbouw Vereniging Gelderland (WBVG) en wordt zoveel mogelijk in zelfwerkzaamheid beheerd.
Geschiedenis In juni 1904 geeft het Rooms Katholieke kerkbestuur in Wageningen opdracht tot het aanbesteden van een schoolgebouw. Binnen een jaar verrijst er aan de Burgtstraat een hoog, statig maar ook enigszins streng ogend, uit baksteen opgetrokken schoolgebouw, met daarin vier grote klaslokalen verdeeld over twee verdiepingen: de Cunera Meisjesschool is een feit. Het onderwijs aan de school wordt toevertrouwd aan de zusters van Onze Lieve Vrouw congregatie uit Amersfoort, die zelf in een verbouwd herenhuis ‘Het Cunerahuis’ aan de markt gaan wonen.
Neogotiek De school is gebouwd in neogotische stijl, een stijl die teruggrijpt op de tijd van de gotiek uit de middeleeuwen. Stijlkenmerken van neogotiek zijn onder andere spitsboogvormige ramen, steunberen, luchtbogen, opengewerkte balustraden, stenen vensterharnassen, pinakels maar ook de hoogte van een gebouw wordt als een belangrijk stijlkenmerk gezien, het reiken naar onmeetbare verte en onpeilbare hoogte. De neogotische stijl kwam tot bloei in de tweede helft van de 19de eeuw. In Nederland verschenen er naast landhuizen en fabrieken vooral veel rooms katholieke kerken in deze stijl. Dit had te maken met het feit dat rooms katholieken in het overwegend protestantse Nederland weer kerken mochten bouwen. Neogotiek wordt daarom ook wel gezien als een katholieke bouwstijl.
VBO-school Door de tijd heen wordt de school aan de Burgtstraat meerdere malen uitgebreid en technisch verbeterd. In 1962 wordt het een gemengde VBO-school maar naarmate de tijd verstrijkt vindt de onderwijsinspectie dat het gebouw niet langer voldoet aan de eisen van haar tijd. Er wordt nog wel een poging ondernomen om op dezelfde plek nieuwbouw te plegen maar dat stuit op zoveel bezwaren dat het een zeer langdurige kwestie dreigt te worden. Inmiddels zijn er nieuwe scholen buiten het stadscentrum gebouwd waar kinderen in grote getale naar toe gaan. Onvermijdelijk sluiten de deuren van de Cuneraschool, na 70 jaar dienst te hebben gedaan, in 1975.
Nieuwe bestemming Het gebouw staat dan enige jaren leeg totdat in 1984, na een korte tijd gekraakt te zijn geweest, Woningbouw Vereniging Gelderland het pand koopt. In Wageningen zijn de meeste kraakpanden ontruimd maar er is een grote groep jongeren actief die een eigen woon-werk gemeenschap willen realiseren. In samenwerking met architect Pieter Roza worden plannen ontwikkeld en 1986 gaat de verbouw van de school, in zelfbeheer van bewoners en gebruikers, van start. Op de boven verdieping worden twee woongroepen gehuisvest. Op de tussenverdieping en de begane grond is ruimte voor allerlei kleinschalige activiteiten en een theaterzaal. De Wilde Wereld wordt in 1987 in gebruik genomen en bestaat inmiddels meer dan 30 jaar. Het pand is een begrip geworden in de Wageningse samenleving. Een grote verscheidenheid aan mensen en organisaties hebben er een deel van hun geschiedenis liggen waaronder de Homogroep Wageningen, diverse theatergroepen zoals Lens, 30+ Dance, klussers in de fiets- en motorwerkplaats; tot aan de dag van vandaag wordt het pand intensief gebruikt.
De voormalige Rijks Hogere Burger School is een karakteristiek pand op de hoek van de Wilhelminaweg en de Gen. Foulkesweg.
Het complex van de voormalige Rijkshogere Burgerschool is na 1897 in fasen tot stand gekomen en werd ontworpen door architect en rijksbouwmeester Jacobus van Lokhorst. Het bestaat in totaal uit drie panden: op Wilhelminaweg nr. 1 het hoofdgebouw, op nr. 3 de conciërgewoning en op nr. 5 het gebouw voor gymnastiek en tekenen dat in 1919 werd voltooid. Het gebouw is rijk uitgevoerd in de voor hem kenmerkende combinatie van neogotische en neorenaissance-details. Andere karakteristoeke panden van van Lokhorst zijn het Internaat van de Rijkslandbouwschool op Duivendaal (schuin tegenover de Junushoff) en het voormalige Labortarium voor Zaadcontrole aan de Binnenhaven.
Het gebouw is van cultuurhistorisch belang als voorbeeld van een schoolgebouw dat is gebouwd naar de in die tijd vernieuwende, door de overheid opgestelde, opvattingen waarin bij de bouw en inrichting van lokalen rekening werd gehouden met de hygiëne, de lichamelijke ontwikkeling en de gezondheid van leerlingen.
Aan de zuidzijde van het gebouw bevind zich een opvallend detail dat nog herinnerd aan de scheikundelessen in de school: een zonnevenster. Dit zonnevenster bevatte een draaibare cilinder met een instelbare spiegel waarmee zonlicht kon worden opgevangen en via de gerichte spiegel omgezet in een sterke lichtbundel die kolven en reageerbuizen op de laboratoriumtafel doorlichtte en helder kon worden gepresenteerd.
Iets verderop ziin aan de zuidgevel nog sporen uit de tweede wereldoorlog zichtbaar: In de weken na 17 september 1944 lag Wageningen voortdurend onder vuur. In de muur zijn de granaatinslagen nog duidelijk zichtbaar.
In 1968 sloot de HBS op deze locatie, en verhuisde de school naar de nieuwbouw aan de Hollandseweg: de huidige Regionale Scholengemeenschap Het Pantarijn.
Een gedeelte van het voormalig lyceum werd verbouwd tot muziekschool. Het hoofdgebouw en de dependace zijn jarenlang in bebruik geweest bij ceratief centrum Keo-werkwinkel, (1963-1990). De dependance voor ‘Teekenen en Gymnastiek’ is in 2014 door de gemeente verkocht en heeft een woonbestemming. Het hoofdgebouw is nog steeds in gebruik als Centrum voor Kunstzinnige Vorming: ’t Venster.
Het laboratorium voor landbouwscheikunde werd in 1932 in gebruik genomen. Het is een beetje een eigenaardig sober Rijksgebouw met nog wel enkele kenmerken van de Amsterdamse Stijl maar zeker niet zo uitbundig als bijvoorbeeld het Schip van Blaauw en het gebouw van Microbiologie. Het ontwerp wordt met grote zekerheid toegeschreven aan Rijksbouwmeester G.C. Bremer.
In de nadagen van de tweede wereld oorlog wordt het gebouw getroffen door het bombardement op de Sahara, de oorlogsschade is groot. Het gebouw wordt opgelapt en behoud zijn laboratorium functie tot ongeveer 1955, daarna wordt het meer gebruikt als onderwijsgebouw dan als laboratorium.
In de 90-er jaren verkoopt de universiteit het gebouw aan een projectontwikkelaar. Deze wil op de ‘A-lokatie’ aan de Diedenweg de boel platgooien en er een nieuw appartementen complex neerzetten. Daar wordt echter een stokje voor gestoken. Verschillende actieve burgers bepleiten bij de gemeente de waarde van het gebouw en dringen aan om in actie te komen. Het gebouw heeft kwaliteit en is uniek in zijn soort. De gemeente onderkent dit en het gebouw krijgt een monumenten status. De tijd vliedt echter voorbij en er gebeurt weinig tot niets om het leegstaande gebouw te beschermen tegen de elementen. Verval en uiteindelijke sloop dreigt alsnog. Inmiddels vele doorverkopen verder ziet uiteindelijk een projectontwikkelaars er toch brood in en wordt het gebouw onderhanden genomen.
En het resultaat mag er wezen. Werd het vroeger gezien als schuur, men noemde het ook wel een kippenhok, inmiddels zijn er 4 woningen in gehuisvest waarop de voorgenoemde benaming echt niet niet meer op van toepassing is. Conclusie van dit verhaal: een gebouw herbergt vele verhalen en mogelijke gebruiksvormen. Het is aan de creatieve geesten om die naar te tillen door nieuwe invullingen van een gebouw te onderkennen en er kansen in te zien. Als dit gebouw was afgebroken was er een een uniek stukje cultureel erfgoed verloren gegaan. Nu is het een aanwinst voor de stad!