Muurschilderingen in de Heerenstraat

Prof-MolkenboerMastegerant-vd-Kroeg-tot-1932

In het oude Heerenstraatje
Aan de boezem der LH
Lag de kroeg van Sint Franciscus
Onze steun en toeverlaat

(op de wijs van: Aan de oever van de Rotte)

Voordat ze in 1967 verhuisden naar Sociëteit Cantil op de Stadsbrink hadden de studenten van KSV Sint Franciscus Xaverius hun kroeg in de Heerenstraat, direct links van de huidige Bassecourt. Ze betrokken dat pand in 1928. Maar hoe maak je van een oude pastorie een gezellige kroeg ? Eppo Doeve (Bandung 1907 – Amsterdam 1981) speelde daarbij een cruciale rol. In 1927 was hij aangekomen uit Nederlands Indië om aan de Landbouwhogeschool Koloniale Landbouw te gaan studeren. Maar meer nog dan landbouwstudent was Eppo Doeve een magistraal tekenaar die zijn talenten vrijelijk heeft kunnen botvieren op de nog lege muren. In 1932 vertrekt hij naar Amsterdam waar hij zich in de loop der jaren ontwikkelt tot Nederlands bekendste en meest geliefde tekenaar. Het Persmuseum in Amsterdam organiseert van 14 juni tot 14 juli a.s. een grote overzichtstentoonstelling van zijn werk. Surf naar www.eppodoeve.nl.

Bijgaande foto’s zijn rond 1935 genomen door Antoon Kromwijk. We zien afbeeldingen van de moderator Prof. Dr. B.H. Molkenboer O.P., de heer Maste, gerant van de kroeg tot 1932, en van een spraakmakend lid van de vereniging.

Thijs-Evers

Door: Henk van Wijk, Bennekom

WAGENINGEN Petite ville modeste des Pays-Bas

Hoeveel odes aan Wageningen zijn er bekend? Deze lag nog in de la.
Mevrouw Le Bich Chau (centraal op de foto) schreef bijgaand gedicht kort na haar aankomst in Wageningen in mei 1983. Zij was een van de zeven deelnemers aan een korte cursus (Lansvita) rond het thema vitamine A.
Lansvita83-groepsfotoLê Bich Chàu VIETNAM

deelnemersWAGENINGEN

Petite ville modeste des Pays-Bas
Aux beaux jardins et petits parcs,
Entourant les maisons bien entretenues
qui bordent les petites vieilles rues.

Au grand matin les oiseaux gazouillent:
Moineaux, merles et coucous se brouillent.
Leur chant si doux et interessant
Dit salut au soleil, au jour qui commence…

Le-Bich-Chau-manuscriptL’air est paisible ici, il me semble
Les claires fenêtres, décorées gentiment
Et innombrables sont les belles fleures
Fraîches et éclatantes, harmonie de couleurs !

Comme dans une fête où les jeunes filles
se rassemblent, toutes gracieuses et jolies,
on ne peut choisir si aisément
Laquelle qui est la plus charmante !

Tulipes, oeillets, chrysanthèmes et roses
A peine épanouies ou encore closes
Par ci, par là vous montrent leur teint
comme si VAN GOGH qui avait paint !

Les modernes voitures sillonnent les routes
Tout le monde est pressé, sans doute
Mais on aime pourtant à pédaler à bicyclette :
Simple et commode moyen pour ceux qui restent

Une chose très typique encore
Devinez quoi ? – Les animaux – on les adore
J’ai vu les chiens et les chats vivant à l’aise
C’est une petite part de la vie hollandaise

Mais le ciel très souvant nuageux
Peut changer soudain, climat «capricieux»
On doit sortir avec prudence
Avec ombrelle ou paraverse en tout temps.

Wageningen, petite ville aux étudiants,
Reçoit à bras ouverts les participants
venus de tous pays du monde entier,
Pour leur travail de recherche ou pour étudier.

Et le reste,c’est à vous de découvrir
Je ne suis pas poète, bien sûr !
Ce n’est que ma première impression
Que j’espère, qui n’est point illusion !

Mes premiers jours
à Wageningen – Mai 1983
B. CHAU
(Participant au cours LANSVITA 83 – ICFSN)

Door: Henk van Wijk, Bennekom

Scouting in Wageningen

De eerste vereniging voor scoutswerk in Wageningen is opgericht in 1911, hij bestond uit 30 tot 40 leden.
In 1916 kwamen er in Wageningen studenten bijeen om opnieuw een vereniging voor scoutswerk op te richten. Doordat deze groep te groot werd, is hij opgesplitst in 2 groepen. Groep 2 is op 7 augustus 1916 koninklijk goedgekeurd, en het begin van scouting in Wageningen is hiermee echt begonnen. Deze groep had een paarse das.
Eén van de eerste leiders was Vaandrig Heeroma en na zijn overlijden in 1920 is de groep ter nagedachtenis de Heeromagroep naar hem genoemd.

Tijdens de oorlog waren velen geëvacueerd, en werd scouting verboden. Met een paar mensen gingen ze wel door bij iemand thuis.
De eerste activiteit na de bevrijding was de airborne wandeltocht. Deze wandeling wordt nu nog steeds door de leden gelopen.
In die tijd groeide de groep uit tot 3 kleinere groepen; Heeroma I bleef Heeroma heten (met paarse das), Heeroma II werd de Belmontegroep (met groene das) en Heeroma III werd de Dorschkamp (met kaki das met groene rand). In 1949 word de Dorschkampgroep weer opgeheven.

In 1983 zijn door omstandigheden de Heeromagroep en de Belmonte groep samen gaan draaien. De naam van de groep werd ‘de Belmonte Heeroma Combinatie’ (BHC). Zij fuseerde op 1 januari 1984. Vanaf 11 februari 1985 heet de groep Stichting scouting ‘Die Wiltgraeff’. Bij de fusie waren ook de Stichting Padvinders Troephuizen en de Rk St. Cunera betrokken. Ook werden er leden van de opgeheven meisjesgroep ‘de Zonnegroep’ opgenomen.
De kleuren van de huidige das zijn hiervan afkomstig: het grijs van de Belmontegroep (door het niet meer leveren van kaki is dit in de jaren 60 grijs geworden) en het paarse randje van de Heeromagroep.

In 2016 zal scouting Die Wiltgraeff het 100jarig bestaan van scouting in Wageningen vieren!

Door: Scouting Die Wiltgraeff

Wageningse bijdragen aan het Nederlands

Toen het me duidelijk werd, dat het Belmonte Arboretum zijn naam ontleent aan de familie die daar begraven ligt, herinnerde ik me opeens nog een paar verhalen over bijdragen van Wageningse families aan het Nederlands.

Om te beginnen de familie Kleine, die haar naam gaf aan het Kleine Arboretum. Deze familie had een heel klein landgoedje op die plaats, met allemaal heel kleine boompjes. (De Japanners hebben die techniek later voortgezet als bonsai!) Helaas was het landgoedje zo klein dat niemand meer kan zeggen waar precies. Daarom heeft men het hele Kleine Arboretum maar naar die familie genoemd. Het zekere voor het onzekere nemend.

Het verhaal van de smid Wiel Viets, die ons edele stalen ros zijn naam meegaf, is zo bekend, dat ik het hier niet zal herhalen. Dikke boeken zijn erover volgeschreven, ik zal bescheiden zwijgen.

Onbekender is het verhaal over de herkomst van het woord spijker. Welnu, dat komt van een leerlooier die aan het Spijk woonde. Zijn naam is ons niet overgeleverd, maar zijn arbeid wel. Na het looien van de huiden moeten ze gespoeld worden en vervolgens worden ze te drogen gehangen. Langs de lange geven van de huisjes aan het Spijk ontstaat door trechterwerking al snel een stevige wind en het kwam regelmatig voor dat de halfdroge vellen leer de uiterwaarden inwoeien of juist aan een rondvlucht over de stad begonnen. De onbekende leerlooier bedacht daar wat op: met een stevig stuk ijzer aan een stok sloeg hij ijzeren pennen door de vellen leer in de balken waarover die hingen. Dat voorkwam veel rondvliegend leer. Vanwege de herkomst werden deze pennen al snel Spijkers genoemd, waarmee men zo veel bedoelde als “afkomstig van het Spijk”. Omdat het ijzer in die tijd nog niet zo hard was, kregen de pennen na verloop van tijd een platte kop, waarmee ook de vorm verklaard is.
En passant vond de leerlooier nog de inkt uit. Als gevolg van ene reactie tussen het ijzer van de pennen en restanten looizuur op de vellen, ontstond er een blauwzwarte vloeistof, waarmee men uitstekend kon schrijven. Eindelijk kon hiermee de uitvinding van het schrift handen en voeten gegeven worden. Geen kleitabletten meer of uitgehakte letters op zware stenen, maar elegante zwarte inkt op dunne vellen.
Nog een uitvinding van deze geniale, anonieme Wageninger is overgenomen door andere streken van Nederland: de uitvinding van het zwartbonte vee. Immers: de zwarte vlekken op het overigens lichtgekleurde leer vielen zeer in de smaak bij de toenmalige trendwatchers en deze bonte vellen konden dan ook tegen een hogere prijs verkocht worden. Win-win, zogezegd. Met name de Friezen zagen hier wel brood in en probeerden zwartbont vee te fokken. Als de vellen immers van zichzelf al bont waren, kon men de fase van het spijkeren overslaan. Zoals bekend is dit vee inmiddels over de hele wereld bekend. (Schrijnend dat dit nu vaak als Hollands aangeduid wordt, terwijl Wageningen altijd geprobeerd heeft de Hollanders buiten de deur te houden. Maar ja, je kunt niet alles hebben.)

Een heel bijzonder verhaal, waar ik hier ook niet op in zal gaan omdat het zo bekend is, is dat van de pelgrimstocht van Johannes de Doper van zijn kerk hier naar de Jordaan, zo rond het jaar 25. Zoals we allen weten werd hij, waarschijnlijk omdat hij gewoonweg niet verstaan werd, aangezien voor een belangrijk leraar en heeft hij daar jarenlang allerlei volgelingen gedoopt met Jordaanwater.

Maar genoeg borstklopperij!

Ik wil hier nog even een lans breken voor het eren van iemand van buiten die een grote bijdrage geleverd heeft aan Wagenings welvaren.
http://www.speld.nl/2011/09/12/nog-geen-beslissing-over-pechtold-monument/
Ik vind persoonlijk, dat de impasse over dit monument eigenlijk al te lang duurt. Laten we de traagheid en stroperigheid die we nog kennen van de Paal van Bernhard en de Rooseveltweg voor eens en altijd van ons afschudden en een ferme, doortastende beslissing nemen. Dat we als burgerij als één man achter dit standbeeld gaan staan.

Door: Kees Merkx

Verweerschrift van de Stadsgracht

Ik zat te zoeken in de Wageningsche Courant van 1913, toen ik op 5 November 1913 niet alleen een artikel zag over de vervuiling van de stadsgracht door industrie en bevolking, maar ook dit ingezonden gedicht, dat ik U niet wil onthouden.

Verweerschrift van de Stadsgracht tegen de beschuldiging van Stinken

‘t Vuil, door de burgers mij gegeven,
Vergaar ik naarstig in mijn schoot,
Ik wek daaruit gezellig leven,
Bacteriën, microben zweven
Heel knusjes in mijn zwarten schoot.

Wanneer de burgerij mij voedt
Met vuiligheden-overvloed,
Is dan mijn plicht niet, dat ik flink
De boel verwerk, diensvolgens …… stink?

Mijn smaad kan ik niet meer verbijten,
Wat wil men mij nu toch verwijten?
Mijn onverwrikbaar plichtsbesef,
Waarop ik stinkend mij verhef?

Ai, laat mij rustig toch begaan,
Mijn drabbig, borr’lend werk bestaan,
Mysterieus zwart, vol van slik,
Zoo stink ik tot mijn jongsten snik.
V.

Dan is er in 100 jaar toch veel bereikt!

Door: Kees Merkx