De Wageningse Lente

Foto collectie Peter Keet

De Wageningse Lente was de grootste en bekendste bezetting van het Hoofdgebouw van de Landbouwhogeschool uit protest tegen de bezuinigingen en onderwijshervormingen. De bezetting duurde 3 weken, van 5 maart tot 1 april 1980 en eindigde in een ontruiming door de Mobiele Eenheid. De bezetting van 1980 staat bekend als de Wageningse equivalent van de Maagdenhuisbezetting in Amsterdam.

“De Bezetting was het omslagpunt van de studentenactie.” Het zijn de eerste woorden die Simon Vink kwijt moet als ik hem spreek over het geruchtmakende jaar 1980, het jaar waarin het studentenprotest in onze stad volop het nationale nieuws zou halen toen een paar honderd studenten vier weken lang het bestuurscentrum van de Landbouwhogeschool bezet hielden. De reden dat de bezetting van 1980 anders was, heeft volgens Vink in twee redenen. Ten eerste de duur: maar liefst vier weken wisten enkele honderden studenten het pand buiten gebruik te houden. Uiteindelijk duurde het zo lang dat het LH-bestuur de Mobiele Eenheid de bezetters het gebouw uit liet trekken. De andere reden is volgens Vink de ‘democratische aard’ van het protest, wat trouwens ook zijn reden is de de bezetting een keerpunt te noemen, maar daar komen we straks op terug.

De Wageningse Lentewas een een actie waarvan Korne Versluis in 2003 nog schreef dat “De veertigers van nu vochtige ogen krijgen als je er over begint.” Die veertigers van toen, zijn nu bijna zestigers! Toch is het ‘Wageningse Maagdenhuis’ ook vandaag nog in grootte nauwelijks geëvenaard en nog altijd een referentiepunt voor studentprotest. Laten we beginnen met een relativering: een bezetting van het hoofdgebouw was op zichzelf niks bijzonders. Het gebeurde om de haverklap in die tijd. “In mijn WSO bestuursjaar 76-77 hebben we het hoofdgebouw zelfs vijf keer bezet”, vertelt Simon Vink me in 2016. Ook Wim de Vos had me al verteld dat een cursus ‘hoofdgebouw bezetten’ voor studenten in de Algemene Introductiedagen vaste prik was in de jaren 80. Als kritische studenten iets wilden bereiken tegenover de macht van het Hogeschoolbestuur, dan was een bezetting zo ongeveer het enige drukmiddel waar de directie bang voor was. “En bang waren ze ook echt!” zo weet Vink. En toch was de Wageningse Lente anders.

Aanleiding

Bezettingsmanifest 1980, Peter Keet. Een hogere resolutie vind je hier.

Begin 1980 was duidelijk geworden dat de minister van onderwijs Pais vanaf september de twee-fasenstructuur zou gaan invoeren in het hoger onderwijs. Deze nieuwe structuur zou een verkorting van de studietijd betekenen tot maximaal vier jaar, waarna een kleiner deel van de studenten in staat gesteld werd om verder te studeren. Ook werd onderwijs verder gescheiden van onderzoek. Hoewel dit anno 2017 de norm is, was het in die tijd een grote breuk met de wijze waarop de studies waren ingericht. Uiteraard was het ook een bezuinigingsmaatregel, die inging tegen het belang van de studenten.

Als je in die tijd zelfs maar naar het studentenbelang wees, dan kwam je op het terrein van de WSO, de Wageningse Studenten Organisatie. Simon Vink: “De WSO was in de jaren 70 de politieke belangenbehartiger van de studenten in Wageningen. Dat behartigen deden we volgens het vakbondsprincipe. Dat betekent dat we de studenten aanspraken op hun eigen belang, bijvoorbeeld de behoefte aan studentenwoningen, studiebeurs of keuzevrijheid. Vanuit die belangen kun je mensen verenigen en mobiliseren. De WSO trad op als de koepel die daarover dan in gesprek ging met het LH-bestuur. Ja, het was best hiërarchisch, maar het werken vanuit belangenbehartiging was wel de manier waarop wij politiek echt wat voor elkaar kregen.”

Het LH-bestuur was van plan de wet van Pais gewoon uit te gaan voeren. Daarom was het belang van studenten volgens de WSO direct in het geding. Als reactie hielden zij een tweetal ‘prikacties’ waarbij ze eventjes de Pedel, en later het Hoofdgebouw aan het Salverdaplein bezetten en daarna aan de raad van bestuur een Zwartwitboek overhandigden met hun visie op de twee-fasenstructuur.  Het doel van het protest was ambitieus. Vink: “In feite wilden we met onze acties tot op nationaal niveau het beleid beïnvloeden, geënt op het Wageningse voorbeeld. In Wageningen werd immers al jaren nagedacht over de hervorming van het onderwijs, bijvoorbeeld via het zogeheten ‘probleemgericht onderwijs’.”

Tijdens de prikactie van 20 februari nam het bestuur het Zwartwitboek keurig in ontvangst, maar al snel zou blijken dat het daar dan ook bij zou blijven. Het LH-bestuur bewoog niet, de twee-fasenstructuur kwam naderbij en de WSO besloot te doen wat een vakbond altijd doet in zo’n geval: opschalen! In de voorbereidingen was de wijze waarop al uitgedacht. De vraag was alleen nog: “Gaan we direct bezetten, of doen we dat later?” Daarover waren de meningen in de actievergadering van de WSO sterk verdeeld. Vink: “Bij die actievergaderingen op Arion en Jokari was een groot deel van de oude garde aanwezig, de mensen die in de jaren 70 stevig het beleid van de WSO beïnvloed hadden, zoals Han Rutte, Robert-Jan Kroon, Jack Bogers, Henk Spaan en ikzelf. Ja, we waren echt al een beetje de oude garde op dat moment, je zou ons de vakbondskaders kunnen noemen. Ik was zelf in 1974 naar Wageningen gekomen en heb nog veel geleerd van mensen die vanaf 1970 in de WSO hadden gezeten. Er was sprake van een tienjarige en effectieve vakbondstraditie waarbij het LH-bestuur en wijzelf goed wisten wat we aan elkaar hadden. Natuurlijk bespraken we in de actievergadering de kansen van een bezetting van het hoofdgebouw, maar een aantal van ons zag een bezetting niet zitten. Op de dag dat we het zwartwitboek zouden aanbieden waren we er nog niet uit en kozen voor een tussenoplossing: we zouden onze achterban op 5 maart 1980 in het Wiskundegebouw op de Dreijen zelf vragen wat ze wilden. Als daar meer dan 500 mensen aanwezig waren, én de meerderheid was vóór een bezetting, dan zouden we het doen. Anders niet.” 

Tot ieders verbazing stroomden 800 studenten naar het Wiskundegebouw op de Dreijen (collectie Peter Keet).

De Bezetting van het Hoofdgebouw

Aan de vooravond van de raadpleging zaten Vink en zijn WSO-maten nog tot laat in Kafé Troost de voorbereidingen te treffen. “Nee, een bezetting, daar is nu gewoon geen basis voor”, herinnert Vink nog als de belangrijkste gedachte van die avond. Tot hun stomme verbazing stroomde de volgende ochtend een grote groep studenten naar het Wiskundegebouw. De schatting die het comité zelf maakte was ongeveer 800; veel meer dan dat zij van te voren hadden gedacht. De studenten zaten zelfs op de trappen! “Een beetje naar recente voorbeelden hebben we toen de studenten het dilemma voorgeschoteld: ‘Gaan we wel bezetten, of gaan we niet bezetten?’ Tot onze verbazing was een grote meerderheid vrijwel direct vóór! Daarna was er geen houden meer aan, vergaderen over het doel van de bezetting en de aanpak was feitelijk niet eens meer mogelijk. Ik weet nog dat ik in het tumult met een schuin oog verbouwereerd naar Henk Spaan keek, die stukje verderop stond: ‘We gaan Henk, verdorie, we gaan!’ Nog voor iedereen het goed en wel besefte pakten zo’n 400 studenten hun biezen en zakten we de Wageningse Berg af naar het Salverdaplein. In no-time was de bezetting een feit en zaten we in de senaatskamer. De vloer stond gevaarlijk hol van het gewicht van de bezetters. Nog een paar meer en we waren er zo doorheen gezakt.”

De bezetters richtten het gebouw in voor een langdurige verblijf. Uit eerdere acties was immers gebleken dat korte bezettingen niet voldoende effect hadden. Er werden commissies ingesteld met verschillende taken, zoals een coördinatiecommissie, een persgroep, een ordedienst en een wacht die in de gaten moest houden wat er buiten gebeurde en wie er wel of niet binnen mocht. Ook werden er matrassen aangevoerd. “Zelf sliep ik er niet hoor”, vertelt Simon Vink, “Die romantiek is mij nooit ten deel gevallen. Ik sliep liever gewoon in mijn eigen bed en melde me dan de volgende ochtend wel weer. Ik vond het eigenlijk wel heel mooi hoe het zich allemaal organiseerde. Zo’n bezetting kan ook met een klein clubje, maar er waren steeds wel een paar honderd mensen in het gebouw. Er kwamen ook bandjes met muziek bij zoals het ‘Protestorkest’ en andere kulturele akties. Het was heel levendige bedoening.”

De persgroep publiceerde elke drie dagen een ‘Bezettingskrant’ met een oplage van 1600 stuks en elke vijfde dag 45 muurkranten op A1 formaat. Het contact met de landelijke media liep aanvankelijk stroef, maar verbeterde toen de persgroep door kreeg dat korte persberichten meer kans maakten om gepubliceerd te worden dan hele lange. Toch zou de landelijke media-aandacht in aanvang beperkt blijven, omdat de krakersrellen in de Vondelstraat Amsterdam alle aandacht opeisten.

De Radiogroep

De radiogroep riep ondertussen een illegale radiozender in het leven. Deze zond dagelijks uit op 101 FM tussen 6 en 7 ’s avonds. Johan Feenstra was één van de presentatoren: “We hadden de zender boven op de zolder gezet van een studentenhuis een stukje verderop in de Heerenstraat. Ik herinner me vooral het grote plezier dat we hadden in het maken van de uitzendingen. Elke dag brachten we een update van de ontwikkelingen afgewisseld met muziek van Pink Floyd en Bots. We namen de uitzendingen vooraf op en ze werden dan vanaf een cassette de ether in gegooid. Het was een manier om snel een groot deel van de studenten te informeren over wat er gaande was en trouwens ook alle bezetters in het hoofdgebouw zelf.. Illegaal uitzenden was verboden en helaas werden we uiteindelijk gesnapt. Omdat we op zolder zaten was het voor ons lastig in de gaten te houden of er een peilwagen van de politie door de straten reed. Ineens was er gestommel op de benedenverdieping. We wisten direct hoe laat het was. Mijn zend-maat heeft direct de kristallen uit de zender getrokken en is via een achterraampje naar buiten gesprongen. Die kristallen waren meer waard dan alle apparatuur bij elkaar.” De zender werd prompt door de politie in beslag genomen, maar Feenstra wist een stapel cassettebandjes met opnamen achter te houden, al zijn deze helaas nog steeds onvindbaar in het WSO-archief. De inbeslagname stelde de piraten wel voor een economisch probleem, want de zender was geleend! Pas toen bleek hoe populair de uitzendingen echt waren geweest, want met een collecte werd zonder problemen meer dan 450 gulden opgehaald om een nieuwe zender te kopen.

De ommekeer

In de eerste dagen vergaderde de voltallige gemeenschap bezetters – de actievergadering genoemd – over de eisen die zij wilden voorleggen aan het College van Bestuur van de Landbouw Hogeschool en gingen er diverse schrijvens naar het bestuur de deur uit. Bijzonder genoeg zou het WSO-bestuur zich daarbij al snel van de bezetters distantiëren en zich terugtrekken op Arion. Dit deden zij om aan te geven dat deze actie echt democratisch tot stand gekomen was vanuit de studenten zelf, in plaats van bedacht door de kaders van het WSO bestuur. Uit ‘Oh Salverdaplein’  blijkt dat ook in de actievergaderingen de aanwezigheid van WSO-bonzen met onderhandelingservaring bijna werd gezien als een teken van falende democratie. Als de oudere WSO-coryfeeën teveel hun mond open deden, of zitting namen in de onderhandelingsdelegatie, vonden velen dat ze maar beter weer konden vertrekken. De actievergadering wilde ten koste van alles een sfeer van ouwe jongens krentebrood voorkomen, waarin onderhandelaar elkaar schouderklopjes gaven van “Zeg Frerks, we weten toch allebei dat wat jij wilt helemaal niet kan?”  (citaat uit ‘Oh Salverdaplein’).

Hier zit dan ook het tweede punt waarom de Lente volgens Vink anders was dan anders: “De oude WSO van de jaren 70 was echt een vakbond. De WSO-leden werden vertegenwoordigd in de WSO-beleidsraad, met aan het hoofd een WSO-bestuur. Als er dan actie was, dan had dit bestuur, of een aangewezen afvaardiging uit de actievergadering het mandaat om de onderhandelingen te voeren met het universteitsbestuur. Maar tijdens de Wageningse Lente veranderde dat en raakten wij de regie kwijt over wat daar gebeurde. Er kwam een nieuwe, veel ideologischere (nieuwe) WSO naar voren die vond dat elke toezegging van de Hogeschool democratisch door de hele actievergadering moest worden goedgekeurd. Als er maar één iemand tegen was, dan ging het niet door. De bezetters weigerden akkoord te gaan met een gedeeltelijk onderhandelingsresultaat. Het was alles, of niets.”

Onderhandelen in het hoofdgebouw. (collectie P. Keet)

Het boekje ‘Oh Salverdaplein’ doet uitvoerig verslag van het heen en weer gepingel tussen bestuur en bezetters. Steeds als het college een voorstel deed, zei de studentendelegatie dat dit eerst besproken moest worden in de hele vergadering, waarna het werd afgewezen. LH-bestuursvoorzitter Douma begon steeds meer hardop aan te geven dat hij weinig heil zag in verder praten als de delegatie afgevaardigden geen mandaat had. Het is verrassend terug te lezen hoe deze situatie van 1980 grote overeenkomsten heeft met de recente Maagdenhuis bezetting van 2015, waarin bestuursvoorzitter Louise Gunning van de Universiteit van Amsterdam de studenten precies hetzelfde verweet   

De Ontruiming

Op 22 maart 1980, toen de bezetting in Wageningen al 17 dagen duurde, kwam Tweede Kamerlid Van den Anker van de Partij van de Arbeid uit Den Haag om te bemiddelen, maar zonder resultaat. Het overleg liep vast en het Hogeschoolbestuur liet steeds duidelijker weten dat een ontruiming door de Mobiele Eenheid in zicht kwam. Op 30 maart ketste de derde bemiddelingspoging af en later die dag zien waarnemers van de studenten de Mobiele Eenheid in de stad. In no-time wordt het aantal bezetters in het hoofdgebouw met vele tientallen versterkt en de ME vertrekt. Daarna wordt het tijdelijk rustig in de stad. Alles voelt als een stilte voor de storm.

Twee dagen later maakt de buitenwacht van de bezetters ’s nachts haar gebruikelijke ronde door de stad. Op bureau Rustenburg brandt alleen een lichtje bij de wachtcommandant en het gemeentehuis is op één kamer na donker. Alles rustig, zo lijkt het, en een ontruiming wordt al met al niet verwacht. Het blijkt een list want buiten het zicht van de studenten is de ontruiming  elders voorbereid. Als in de vroege morgen plotseling een busje van de NOS verschijnt op het Salverdaplein ruiken de bezetters onraad, maar dan is het al te laat. Op de eerste verdieping drukt een groep politiemannen van de ME om half zeven een ruit in. Glas valt rinkelend op de grond. Enkele bezetters springen met de slaap nog in de ogen uit hun slaapzakken en rennen in hun onderbroek door het gebouw. De fluit van de wacht klinkt schel: ALARM,, ALARM! De ME staat echter al binnen met zijn schilden, wapenstokken en grimmige gezichten.

Spannender dan dit zal het verhaal overigens niet worden. Het besluit tot een vreedzame aftocht in het geval van ontruiming was de vorige avond in de actievergadering al genomen. Een paar uur later verlieten de bezetters één voor een het pand zonder dat er arrestaties werden verricht, al moest de laatste student met stevige hand van het dak worden geplukt. De Bezetting was ten einde, maar de Wageningse Lente ging door, nu geleid vanuit Arion en Jokari.

 

Bronnen:
Interview Simon Vink
Boek ‘Oh Salverdaplein’ WSO 1980
Boek ‘de luis in de toga. 25 jaar universitaire pers in Wageningen’ Cerealis 2003
Gesprekken met Wim de Vos en Johan Feenstra.
Foto’s uit de collectie van Peter Keet.

 

Dit is een tekst in het kader van het project Wageningse Barricaden.

3 gedachten over “De Wageningse Lente”

  1. Het is voor het eerst dat ik deze tekst nu lees. Tsja, het kan best zijn dat Simon Vink zich zo de geschiedenis herinnert, maar tsja, Simon was dan ook in het geheel niet betrokken bij de ontwikkelingen van de voorbereiding en het WSO-bestuur van het studiejaar 1979/1980. Ik wel, ik was voorzitter. Simon had in die tijd al een baan, namelijk als redacteur van de LH-berichten. Hij raakte in mijn herinnering pas voor het eerst geïnteresseerd op 20 februari 1980 toen het Zwart-witboek werd aangeboden aan Faculteitsbestuur en College van Bestuur. En dat hij verbaasd was over de opkomst op 5 maart 1980 verbaast mij dus ook niet: hij was niet betrokken bij de voorbereiding en wist daarom waarschijnlijk niet wat hij kon verwachten. Ook tijdens de bezetting hield Simon enige” professionele” afstand, waardoor sommige details hem kennelijk niet duidelijk zijn geworden, zoals de positie van het WSO-bestuur t.o.v. de actieleiding. In mijn herinnering was ik Simon enkele malen tijdens de bezetting zeer dankbaar voor zijn nuttige adviezen en observaties als “halve buitenstaander”. Daaruit bleek voor mij zijn persoonlijke betrokkenheid.

    Beantwoorden
  2. Ha Mona,
    Leuk weer iets van je te horen.
    Het probleem met oral history en de werking van herinneringen is dat ze altijd een persoonlijk beeld geven van een gebeurtenis. Ik claim dan ook niet dat het verhaal wat ik vertelde de voor iedereen herkenbare feitelijke werkelijkheid is. Wel weet ik dat mijn ‘professionele’ distantie zeker niet zodanig was dat hij voldeed aan de standaard van de moderne journalistiek. (Bij de voorbereidende discussies over 5 maart was ik betrokken en tot diep in de nacht hebben we op 4 maart met (onder meer) vertegenwoordigers van de toenmalige IKB staan te discussiëren over het middel bezetting.) Verder was ik (zeker niet als journalist) bij vrijwel alle actievergaderingen en speelde ik met het protestorkest, het 1 meikoor en gelegenheidsbandjes en de senaatzaal en op het plein. Waardering van verschillende acties/doelen/tactiek en strategie verschilde en er waren verschillende fracties op voor- en achtergrond actief. Maar nogmaals: natuurlijk zijn er verschillende beelden en herinneringen…En ik wil zeker niet de rol van het toenmalig WSO-bestuur bagatelliseren…zeker niet. Ik heb overigens nog een aardige foto van het toenmalig WSO-bestuur in actie tijdens de bezetting. Die zal ik morgen nog even toevoegen 🙂

    Beantwoorden
  3. Beste Simon,
    Jouw reactie klopt met mijn herinnering. Voor wat betreft die lange en intensieve vergadering van 4 maart 1980, daarin heb je zeker gelijk. Ik herinner mij jouw aanwezigheid goed, vanwege je actieve deelname aan de discussie met een doordacht en genuanceerd standpunt. Ook de andere activiteiten die jij in je reactie vermeldt (vergaderingen, protestorkest, 1 mei koor, etc.), herinner ik mij goed.
    De Wageningse Lente markeert voor mij de dubbelslag in het democratiseringsproces. Die kreeg eerst gestalte binnen de WSO (september-december 1979) en werd vervolgens vanaf januari 1980 via de richtingsgroepen verspreid over de studierichtingen. Over dit proces binnen de WSO nam ik vanaf mijn aantreden als voorzitter de regie in handen, aan de hand van het stappenplan dat Theun Vellinga en ik samen hadden bedacht, tijdens ons startweekend in augustus 1979 in een Amsterdams kraakpand. Onze strategische aanpak deed overigens regelmatig de wenkbrauwen fronsen bij het oude WSO-kader, dat ik nogal resoluut tijdelijk aan de kant had gezet. Vanaf de bezetting speelde het oude WSO-kader weer een rol in het democratiseringsproces, maar dan anders dan voorheen. Ook tijdens de bezetting bemoeide ik mij sterk met de regie. Achter de keuze om als WSO-voorzitter niet de woordvoerder van de actievoerende studenten te zijn, zat een bewuste, strategische visie.

    Beantwoorden

Laat een antwoord achter aan Monica Commandeur Reactie annuleren