Wageningse bijdragen aan het Nederlands

Toen het me duidelijk werd, dat het Belmonte Arboretum zijn naam ontleent aan de familie die daar begraven ligt, herinnerde ik me opeens nog een paar verhalen over bijdragen van Wageningse families aan het Nederlands.

Om te beginnen de familie Kleine, die haar naam gaf aan het Kleine Arboretum. Deze familie had een heel klein landgoedje op die plaats, met allemaal heel kleine boompjes. (De Japanners hebben die techniek later voortgezet als bonsai!) Helaas was het landgoedje zo klein dat niemand meer kan zeggen waar precies. Daarom heeft men het hele Kleine Arboretum maar naar die familie genoemd. Het zekere voor het onzekere nemend.

Het verhaal van de smid Wiel Viets, die ons edele stalen ros zijn naam meegaf, is zo bekend, dat ik het hier niet zal herhalen. Dikke boeken zijn erover volgeschreven, ik zal bescheiden zwijgen.

Onbekender is het verhaal over de herkomst van het woord spijker. Welnu, dat komt van een leerlooier die aan het Spijk woonde. Zijn naam is ons niet overgeleverd, maar zijn arbeid wel. Na het looien van de huiden moeten ze gespoeld worden en vervolgens worden ze te drogen gehangen. Langs de lange geven van de huisjes aan het Spijk ontstaat door trechterwerking al snel een stevige wind en het kwam regelmatig voor dat de halfdroge vellen leer de uiterwaarden inwoeien of juist aan een rondvlucht over de stad begonnen. De onbekende leerlooier bedacht daar wat op: met een stevig stuk ijzer aan een stok sloeg hij ijzeren pennen door de vellen leer in de balken waarover die hingen. Dat voorkwam veel rondvliegend leer. Vanwege de herkomst werden deze pennen al snel Spijkers genoemd, waarmee men zo veel bedoelde als “afkomstig van het Spijk”. Omdat het ijzer in die tijd nog niet zo hard was, kregen de pennen na verloop van tijd een platte kop, waarmee ook de vorm verklaard is.
En passant vond de leerlooier nog de inkt uit. Als gevolg van ene reactie tussen het ijzer van de pennen en restanten looizuur op de vellen, ontstond er een blauwzwarte vloeistof, waarmee men uitstekend kon schrijven. Eindelijk kon hiermee de uitvinding van het schrift handen en voeten gegeven worden. Geen kleitabletten meer of uitgehakte letters op zware stenen, maar elegante zwarte inkt op dunne vellen.
Nog een uitvinding van deze geniale, anonieme Wageninger is overgenomen door andere streken van Nederland: de uitvinding van het zwartbonte vee. Immers: de zwarte vlekken op het overigens lichtgekleurde leer vielen zeer in de smaak bij de toenmalige trendwatchers en deze bonte vellen konden dan ook tegen een hogere prijs verkocht worden. Win-win, zogezegd. Met name de Friezen zagen hier wel brood in en probeerden zwartbont vee te fokken. Als de vellen immers van zichzelf al bont waren, kon men de fase van het spijkeren overslaan. Zoals bekend is dit vee inmiddels over de hele wereld bekend. (Schrijnend dat dit nu vaak als Hollands aangeduid wordt, terwijl Wageningen altijd geprobeerd heeft de Hollanders buiten de deur te houden. Maar ja, je kunt niet alles hebben.)

Een heel bijzonder verhaal, waar ik hier ook niet op in zal gaan omdat het zo bekend is, is dat van de pelgrimstocht van Johannes de Doper van zijn kerk hier naar de Jordaan, zo rond het jaar 25. Zoals we allen weten werd hij, waarschijnlijk omdat hij gewoonweg niet verstaan werd, aangezien voor een belangrijk leraar en heeft hij daar jarenlang allerlei volgelingen gedoopt met Jordaanwater.

Maar genoeg borstklopperij!

Ik wil hier nog even een lans breken voor het eren van iemand van buiten die een grote bijdrage geleverd heeft aan Wagenings welvaren.
http://www.speld.nl/2011/09/12/nog-geen-beslissing-over-pechtold-monument/
Ik vind persoonlijk, dat de impasse over dit monument eigenlijk al te lang duurt. Laten we de traagheid en stroperigheid die we nog kennen van de Paal van Bernhard en de Rooseveltweg voor eens en altijd van ons afschudden en een ferme, doortastende beslissing nemen. Dat we als burgerij als één man achter dit standbeeld gaan staan.

Door: Kees Merkx

Verweerschrift van de Stadsgracht

Ik zat te zoeken in de Wageningsche Courant van 1913, toen ik op 5 November 1913 niet alleen een artikel zag over de vervuiling van de stadsgracht door industrie en bevolking, maar ook dit ingezonden gedicht, dat ik U niet wil onthouden.

Verweerschrift van de Stadsgracht tegen de beschuldiging van Stinken

‘t Vuil, door de burgers mij gegeven,
Vergaar ik naarstig in mijn schoot,
Ik wek daaruit gezellig leven,
Bacteriën, microben zweven
Heel knusjes in mijn zwarten schoot.

Wanneer de burgerij mij voedt
Met vuiligheden-overvloed,
Is dan mijn plicht niet, dat ik flink
De boel verwerk, diensvolgens …… stink?

Mijn smaad kan ik niet meer verbijten,
Wat wil men mij nu toch verwijten?
Mijn onverwrikbaar plichtsbesef,
Waarop ik stinkend mij verhef?

Ai, laat mij rustig toch begaan,
Mijn drabbig, borr’lend werk bestaan,
Mysterieus zwart, vol van slik,
Zoo stink ik tot mijn jongsten snik.
V.

Dan is er in 100 jaar toch veel bereikt!

Door: Kees Merkx

 

Het Schimmelpenninck lied

SchimmelpenninckBij het 12 ½ jarig bestaan van het bedrijf in 1937 werd het Schimmelpenninck lied geschreven.

Schimmelpenninck worde grooter,
Schimmelpenninck boven alles,
Schimmelpenninck bloeide steeds,
Schimmelpenninck moet het zijn!
Laat men overal ze rooken,
Die sigaren zijn zoo lekker
Ziet hoe men ze rookt nu reeds.
Die sigaren zijn zoo fijn!
Schimmelpenninck, Schimmelpenninck,
Schimmelpenninck, Schimmelpenninck
Waar smaakt men het rookgenot,
Groeien moet ge, telkens weer,
Als van U, zoo zacht, zoo geurend
Laat men Schimmelpenninck rooken
’t Beste zij altijd Uw lot.
En genieten – telkens weer.

Schimmelpennincks zijn zoo heerlijk,
Schimmelpenninck is ons dierbaar
Schimmelpennincks zijn zoo goed,
Schimmelpennincks geve ’t werk,
Dat men ze wel rooken moet,
Aan steeds meedre mannen, vrouwen
Schimmelpenninck, Schimmelpenninck
Naar de spits moet eens ons merk
moet omhoog en moet gekend,
Schimmelpenninck, Schimmelpenninck,
Want wie z’eenmaal heeft genoten,
Heeft ons hoofd en heeft ons hart
Rookt geen andre – is verwend,
Iedre dag weer geeft ons werk
Zorg en vreugd van elk een part.

Hulde aan onze Directie
Dankbaar zijn wij ook met U,
Dat de zaak zoo in perfectie,
Werd tot wat ze zijn mag nu,
Wees verzekerd, aan Uw zijde
Staat een staf, die ook als Gij,
’t Beste zoekt voor Schimmelpenninck,
Dat wilt U – dat willen wij.

Bron:
Schimmelpenninck……fijn….die ken ik!
De Wageningse jaren 1924 – 2001
Ad Rietveld
Uitgave ter gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in museum De Casteelse Poort 2001.

Door: H.M.Bitter

Pieter Pauw

Pieter Pauw en het ziekenhuis.

Pieter Pauw werd op 7 september 1859 in Purmerend geboren.
Vanaf 1894 was Pieter Pauw gemeenteraadslid en in 1902 wethouder in Zaandam.
Tijdens zijn ambtsperiode kreeg Zaandam een ziekenbarak en werd de eerste schoolarts aangesteld.
Pieter Pauw was een fel bestrijder van kinderarbeid, tevens werkte hij aan de verbetering van de arbeidsvoorwaarden voor gemeentewerklieden en stichtte een tehuis voor bootwerkers.

Zijn slechte gezondheid dwong hem te stoppen met zijn werkzaamheden en hij vestigde zich op 23 december 1907 in Wageningen in de villa Over Betuwe aan de Rijksstraatweg.
Pieter Pauw overleed op 14 december 1908 in Wageningen, 49 jaar oud.
Hij werd in Edam begraven.
Zijn weduwe Elisabeth Margaretha Jacoba Pont verhuisde na zijn overlijden naar Amsterdam.

In 1911 schonk mevr. E. M. J. Pauw- Pont haar villa Over Betuwe met erf en toebehoren aan de gemeente Wageningen om deze te gebruiken ten behoeve van de nieuw op te richten: ‘Pieter Pauw Stichting Ziekenzorg’. Op 7 mei 1912 werd het ziekenhuis ‘Ziekenzorg’ aan de Rijksstraatweg geopend. Deze naam was op verzoek van mevr. Pauw.
Vanaf 1950 waren er plannen om de oude villa te verbouwen tot een modern ziekenhuis. Op 14 januari 1958 volgde de officiële (her)opening.

In 1974 werd op de ‘berg’ een nieuw ziekenhuis in gebruik genomen, het Pieter Pauw ziekenhuis.
Na de fusie op 1 juli 1987 van de ziekenhuizen Ede, Bennekom en Wageningen, ontstond in januari 1990 de naam Stichting Ziekenhuisvoorzieningen Gelderse Vallei waarbij ook het Julianaziekenhuis van Veenendaal zich aansloot. De naam Pieter Pauw ziekenhuis verdween. In Ede werd het nieuwe regionale ziekenhuis De Gelderse Vallei gebouwd. Op 26 september 2000 werden de patiënten van de vier ziekenhuizen overgebracht naar het nieuwe ziekenhuis.
In 2008 werd begonnen met de sloop van het voormalige Pieter Pauw ziekenhuis in Wageningen.

Gelijk met de opening in 1974 van het Pieter Pauw ziekenhuis werd, in hetzelfde gebouw, het verpleeghuis voor geriatrisch-psychiatrische patiënten De Pauwenhof geopend. In 1987 werd De Pauwenhof een zelfstandige stichting.
In 2003 verhuisde De Pauwenhof naar de nieuwbouw aan de Costerweg en werd de naam veranderd in stichting PIETER PAUW.

Door: HMBitter

Tabakstripperij in Wageningen

‘America’ was een voormalig pakhuis waarin miljoenen ponden tabak werden opgeslagen ten behoeve van de tabakstripperij.

Tabakstrippen voor de export

Tabakstrippen is het verwijderen van stelen en hoofdnerven van het tabaksblad uit de tabaksbladeren. In de tabaksindustrie werd dit blad gebruikt als dekblad van de sigaar.

Deze tabakstripperij had niets te maken met de tabaksteelt in Wageningen en omgeving en de sigarenindustrie in de verschillende grote en kleine fabriekjes in de stad. Tabak werd tot ca. 1890 in de omgeving verbouwd, maar door concurrentie van overzeese tabak was de teelt na 1890 vrijwel verdwenen en gingen de handelaren  handelen in buitenlandse tabak. De in Wageningen gestripte Indische en Amerikaanse tabak was bestemd voor de uitvoer naar Engeland. In Engeland bestond namelijk een invoerrecht op de tabak en daarom lieten de handelaren in Wageningen de tabak strippen. Dit scheelde 1/3 van het gewicht.

Tabakstripperij als huisindustrie

Wageningen bleek een geschikte plaats voor het strippen omdat hier de aller-goedkoopste arbeidskrachten waren. Noodgedwongen gebeurde het tabakstrippen vanwege de bittere armoede door het gezin, in kleine stoffige huisjes. De Wageningse bevolking had een afschuw van het strippen en noemde het wel ‘de zwijnderij’. In 1909 werd in Wageningen het strippen beoefend door ongeveer honderd huishoudens, die in dienst stonden van twee Wageningse tabakshandelaren: Koch en De Voogt. De strippers verdienden twee en een halve tot drie en een halve cent per pond. Hoe laag zo’n loon is, kan men pas begrijpen, wanneer men weet, dat een pond afgeleverde tabak vier a vijf kwartier werk kostte. Het loon voor het strippen leverde meestal een kleine aanvulling op de vaak zeer schamele verdiensten van het hoofd van het gezin. Gewoonlijk werd het strippen door de gezinnen van de steenfabriekarbeiders gedaan. In de winter waren deze werkeloos vanwege het hoge water in de uiterwaarden. In die tijd hield de arbeidsinspectie, na gealarmeerd te zijn door het onderwijs,  tweemaal een onderzoek en kwam tot de conclusie dat kinderarbeid in Wageningen veel meer voorkwam dan in andere plaatsen. De tabakstripperij werd in feite door kinderarbeid in stand gehouden. Zij begon haar strijd tegen kinderarbeid in Wageningen. Vele rechtszaken later kreeg zij geen gelijk. De huisindustrie ging onveranderd door. Tijdens de 1e Wereld Oorlog lag de stripperij stil omdat de tabakshandel stillag. Na de oorlog is er meer industrie waarin het hele jaar werk was te vinden. Hierdoor verdiende men genoeg om geen tabak meer in huis te halen. De tabakstripperij als huisindustrie was alsnog ten einde.

Schimmelpenninck sigarenfabrieken

america_WageningenVoor de machinale tabakstripperij werd in 1964 het voormalige tabakspakhuis “America” in gebruik genomen door Schimmelpenninck sigarenfabrieken. In die tijd kende het bedrijf Schimmelpenninck nog een grote groei. In de zestiger jaren trad echter langzamerhand verandering op. De sigaret werd, vooral bij jongeren, populair. Ook de in die tijd, nogmaals, ingezette anti-rookcampagnes deden de sigaren industrie geen goed. De sigarenmarkt zakte tegen het eind van de jaren zestig langzaam in. Om te trachten de markt te behouden kwam in die tijd de eerste mechanisatiegolf op gang. Veel handwerk werd door machines overgenomen. Aan het eind van de zestiger jaren behoorde het handmatig maken van sigaren min of meer tot het verleden. In 1974 werd bij Schimmelpenninck besloten tot concentratie over te gaan en concentreerde alles zich in het gebouw aan de Nude.

Nadat “America” niet meer nodig was en Wageningen behoefte had aan stadsuitbreiding, werd in 1984 het voormalige pakhuis afgebroken. De foto is genomen net nadat een schuur die voor dit pakhuis stond was gesloopt en net voordat het pakhuis ten onder ging. Daarna is hier de wijk “de Bleijk” gebouwd.

Met het vertrek van Schimmelpenninck in 1985 naar België kwam er een einde aan de rijke historie van tabaksverwerking in en rond Wageningen.

Bronnen:

Boek: “Kent u ze nog ….. de Wageningers”, door A.G. Steenbergen
Boek: “Kinderarbeid en het tabakstrippen als huisindustrie in Wageningen, 1900-1914” door A. Hoogmoed-Bakker in “Gezicht op de geschiedenis van Wageningen”, 1983.
Blad: “Het einde van de Wageningse tabak” door Rik Nijland, Wagenings Hogeschoolblad, 15 feb. 1985.
Website: http://www.hetvolkshuis.nl/geschiedenis-arbeidersbeweging/de-sigarenmakers/

Door: Rob Groendijk