Tuinarchitect L.D. Springer, L.H. Baas Becking
Ontwerp/bouwjaar 1895 (uitbreiding 1917)
Bouwstijl Landschapsstijl, gemengde stijl, architectonische stijl
Functie Arboretum
Het Arboretum De Dreijen werd in de eerste aanleg (1,5 ha) ontworpen door de tuinarchitect en dendroloog L.A. Springer (1855–1949), een van de bekendste tuinarchitecten van zijn tijd en van 1897 tot 1900 in Wageningen lector in de tuinkunst. Het ontwerp dateert van 1895 en staat in direct verband met de totstandkoming van de Rijkstuinbouwschool een jaar later. De aanstaande leerlingen moesten hier kennis kunnen maken met het ‘materiaal van de tuinbouwwetenschap’, in dit geval vooral sierbomen en -struiken. Om het verband te leren zien tussen het materiaal en de tuinkunst, ontwierp Springer een arboretum in de voor hem kenmerkende, ‘schilderachtige’ landschapsstijl met gazons, gebogen paden en dichte boom- en heestergroepen, en een enkele solitair om diepte te krijgen. Vaak was dit een bijzondere boom, veelal een exoot. Ook een rotstuin met waterval en een grillig gevormde vijver maakt deel uit van het ontwerp. In feite was de opzet simpel: een slingerend pad volgt de contouren van het terrein, en daartussen zijn enkele gebogen kortsluitingen. De hoofdzichtas, haaks op het hoofdgebouw – het ‘gebouw met de klok’ – loopt over de gehele lengte van het arboretum, met enkele kleinere dwarsassen. De randen zijn gesloten, alleen tegenover de villa Hinkeloord zorgt een open grasveldje voor een visuele relatie naar buiten.
In het oorspronkelijke ontwerp is ook een strakker deel opgenomen rondom het hoofdgebouw, waaruit blijkt dat Springer zich – in de nadagen van de landschapsstijl – ook van de zogenaamde ‘gemengde stijl’ bediende. De aanleg werd in 1909 voltooid door H.F. Hartogh Heys van Zouteveen, die Springer in 1900 ook opvolgde als lector in de tuinkunst. Beiden vonden het arboretum met de sterk groeiende beplanting eigenlijk te klein.
De opvallende eerste uitbreiding van het arboretum is de zogenaamde Baas Beckingtuin, ontworpen door de gelijknamige conservatrice aan het Herbarium van de opleiding. De ongeveer één hectare grote uitbreiding nam ten dele de plaats in van de boomkwekerij en de reservemoestuin, en werd in een formele en symmetrische aanleg met een pinetum (verzameling naaldbomen), een pergola en een geometrische vijver in 1918 voltooid. Aan de kop van de vijver kwam een buste van de beroemde Zweedse plantentaxonoom Linnaeus.
Na de Tweede Wereldoorlog is meer zuidelijk een grote ecologische vijverpartij toegevoegd die een belangrijke rol speelt in de waterhuishouding van de gehele Dreijen. Aan de zuidoostzijde werden een systeemtuin en een kruidentuin aangelegd, ingedeeld door beukenhagen.
In de huidige tuin is een deel van Springers padenpatroon en de hoofdopzet met een doorzicht over de hoofdas van de tuin bewaard gebleven. De zichtas heeft wel geleden aan de overmaat aan beplanting. Ook het oostelijke pinetumdeel is nog aan Springer toe te schrijven, evenals de oorspronkelijke rotstuin met vijverpartij, hoewel die later door Hartogh Heys van Zouteveen is uitgebreid. Het deel ten westen van het gebouw, met onder andere een varentuin, een proeftuin en de kwekerij verdween nog voor de oorlog met de aanleg van de Arboretumlaan. De Baas Beckingtuin is in zijn opzet goeddeels bewaard gebleven. De beplanting aan weerszijden van de vijver heeft plaatsgemaakt voor gras en een rozenverzameling.
Professor Ritzema Bos was één van de eerste directeuren van de Wageningse Rijkstuinbouwschool. Hij woonde in het westelijk deel van het schoolgebouw. Als grondlegger van de plantenziektekunde heeft zijn borstbeeld een plaatsje op De Dreijen verdiend. Tevreden kijkt hij in de richting van het gebouw, waar hij tot aan zijn pensionering gewoond heeft.
Bron: Gids voor archtectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur van de Wageningse Berg en Botanische Tuinen Wageningen Universiteit
Naast een bijzondere collectie van planten en bomen hebben ook veel diersoorten de Dreijen als leefgebied ontdekt. In het Arborerum en de aangrenzende terreinen zijn regelmatig bijzondere vogels, reptielen, amfibieën, en zoogdieren waar te nemen. Met een beetje geluk kunt er één van de mooiste vogels van Nederland, de ijsvogel, of bijvoorbeeld het kleinste roofdier van Europa, de wezel, tegenkomen.