Kraakpand Hof van Gelderland

In 1976 werd het Hof van Gelderland, het voormalige hotel en restaurant op de kruising Costerweg – Nudestraat, gekraakt door Wageningse jongeren. In het pamflet dat de krakers uitgaven, lichtten zij hun beweegredenen toe: “Wij, een groep jongeren die met woningnoodproblemen zitten, hebben het Hof van Gelderland gekraakt. Dit hebben wij gedaan om te protesteren tegen het falende huisvestingsbeleid van de gemeente en omdat wij in het Hof willen – en kunnen ­- wonen.”

Deze pagina wordt binnenkort verder aangevuld.

De Wageningse Lente

Foto collectie Peter Keet

De Wageningse Lente was de grootste en bekendste bezetting van het Hoofdgebouw van de Landbouwhogeschool uit protest tegen de bezuinigingen en onderwijshervormingen. De bezetting duurde 3 weken, van 5 maart tot 1 april 1980 en eindigde in een ontruiming door de Mobiele Eenheid. De bezetting van 1980 staat bekend als de Wageningse equivalent van de Maagdenhuisbezetting in Amsterdam.

“De Bezetting was het omslagpunt van de studentenactie.” Het zijn de eerste woorden die Simon Vink kwijt moet als ik hem spreek over het geruchtmakende jaar 1980, het jaar waarin het studentenprotest in onze stad volop het nationale nieuws zou halen toen een paar honderd studenten vier weken lang het bestuurscentrum van de Landbouwhogeschool bezet hielden. De reden dat de bezetting van 1980 anders was, heeft volgens Vink in twee redenen. Ten eerste de duur: maar liefst vier weken wisten enkele honderden studenten het pand buiten gebruik te houden. Uiteindelijk duurde het zo lang dat het LH-bestuur de Mobiele Eenheid de bezetters het gebouw uit liet trekken. De andere reden is volgens Vink de ‘democratische aard’ van het protest, wat trouwens ook zijn reden is de de bezetting een keerpunt te noemen, maar daar komen we straks op terug.

De Wageningse Lentewas een een actie waarvan Korne Versluis in 2003 nog schreef dat “De veertigers van nu vochtige ogen krijgen als je er over begint.” Die veertigers van toen, zijn nu bijna zestigers! Toch is het ‘Wageningse Maagdenhuis’ ook vandaag nog in grootte nauwelijks geëvenaard en nog altijd een referentiepunt voor studentprotest. Laten we beginnen met een relativering: een bezetting van het hoofdgebouw was op zichzelf niks bijzonders. Het gebeurde om de haverklap in die tijd. “In mijn WSO bestuursjaar 76-77 hebben we het hoofdgebouw zelfs vijf keer bezet”, vertelt Simon Vink me in 2016. Ook Wim de Vos had me al verteld dat een cursus ‘hoofdgebouw bezetten’ voor studenten in de Algemene Introductiedagen vaste prik was in de jaren 80. Als kritische studenten iets wilden bereiken tegenover de macht van het Hogeschoolbestuur, dan was een bezetting zo ongeveer het enige drukmiddel waar de directie bang voor was. “En bang waren ze ook echt!” zo weet Vink. En toch was de Wageningse Lente anders.

Aanleiding

Bezettingsmanifest 1980, Peter Keet. Een hogere resolutie vind je hier.

Begin 1980 was duidelijk geworden dat de minister van onderwijs Pais vanaf september de twee-fasenstructuur zou gaan invoeren in het hoger onderwijs. Deze nieuwe structuur zou een verkorting van de studietijd betekenen tot maximaal vier jaar, waarna een kleiner deel van de studenten in staat gesteld werd om verder te studeren. Ook werd onderwijs verder gescheiden van onderzoek. Hoewel dit anno 2017 de norm is, was het in die tijd een grote breuk met de wijze waarop de studies waren ingericht. Uiteraard was het ook een bezuinigingsmaatregel, die inging tegen het belang van de studenten.

Als je in die tijd zelfs maar naar het studentenbelang wees, dan kwam je op het terrein van de WSO, de Wageningse Studenten Organisatie. Simon Vink: “De WSO was in de jaren 70 de politieke belangenbehartiger van de studenten in Wageningen. Dat behartigen deden we volgens het vakbondsprincipe. Dat betekent dat we de studenten aanspraken op hun eigen belang, bijvoorbeeld de behoefte aan studentenwoningen, studiebeurs of keuzevrijheid. Vanuit die belangen kun je mensen verenigen en mobiliseren. De WSO trad op als de koepel die daarover dan in gesprek ging met het LH-bestuur. Ja, het was best hiërarchisch, maar het werken vanuit belangenbehartiging was wel de manier waarop wij politiek echt wat voor elkaar kregen.”

Het LH-bestuur was van plan de wet van Pais gewoon uit te gaan voeren. Daarom was het belang van studenten volgens de WSO direct in het geding. Als reactie hielden zij een tweetal ‘prikacties’ waarbij ze eventjes de Pedel, en later het Hoofdgebouw aan het Salverdaplein bezetten en daarna aan de raad van bestuur een Zwartwitboek overhandigden met hun visie op de twee-fasenstructuur.  Het doel van het protest was ambitieus. Vink: “In feite wilden we met onze acties tot op nationaal niveau het beleid beïnvloeden, geënt op het Wageningse voorbeeld. In Wageningen werd immers al jaren nagedacht over de hervorming van het onderwijs, bijvoorbeeld via het zogeheten ‘probleemgericht onderwijs’.”

Tijdens de prikactie van 20 februari nam het bestuur het Zwartwitboek keurig in ontvangst, maar al snel zou blijken dat het daar dan ook bij zou blijven. Het LH-bestuur bewoog niet, de twee-fasenstructuur kwam naderbij en de WSO besloot te doen wat een vakbond altijd doet in zo’n geval: opschalen! In de voorbereidingen was de wijze waarop al uitgedacht. De vraag was alleen nog: “Gaan we direct bezetten, of doen we dat later?” Daarover waren de meningen in de actievergadering van de WSO sterk verdeeld. Vink: “Bij die actievergaderingen op Arion en Jokari was een groot deel van de oude garde aanwezig, de mensen die in de jaren 70 stevig het beleid van de WSO beïnvloed hadden, zoals Han Rutte, Robert-Jan Kroon, Jack Bogers, Henk Spaan en ikzelf. Ja, we waren echt al een beetje de oude garde op dat moment, je zou ons de vakbondskaders kunnen noemen. Ik was zelf in 1974 naar Wageningen gekomen en heb nog veel geleerd van mensen die vanaf 1970 in de WSO hadden gezeten. Er was sprake van een tienjarige en effectieve vakbondstraditie waarbij het LH-bestuur en wijzelf goed wisten wat we aan elkaar hadden. Natuurlijk bespraken we in de actievergadering de kansen van een bezetting van het hoofdgebouw, maar een aantal van ons zag een bezetting niet zitten. Op de dag dat we het zwartwitboek zouden aanbieden waren we er nog niet uit en kozen voor een tussenoplossing: we zouden onze achterban op 5 maart 1980 in het Wiskundegebouw op de Dreijen zelf vragen wat ze wilden. Als daar meer dan 500 mensen aanwezig waren, én de meerderheid was vóór een bezetting, dan zouden we het doen. Anders niet.” 

Tot ieders verbazing stroomden 800 studenten naar het Wiskundegebouw op de Dreijen (collectie Peter Keet).

De Bezetting van het Hoofdgebouw

Aan de vooravond van de raadpleging zaten Vink en zijn WSO-maten nog tot laat in Kafé Troost de voorbereidingen te treffen. “Nee, een bezetting, daar is nu gewoon geen basis voor”, herinnert Vink nog als de belangrijkste gedachte van die avond. Tot hun stomme verbazing stroomde de volgende ochtend een grote groep studenten naar het Wiskundegebouw. De schatting die het comité zelf maakte was ongeveer 800; veel meer dan dat zij van te voren hadden gedacht. De studenten zaten zelfs op de trappen! “Een beetje naar recente voorbeelden hebben we toen de studenten het dilemma voorgeschoteld: ‘Gaan we wel bezetten, of gaan we niet bezetten?’ Tot onze verbazing was een grote meerderheid vrijwel direct vóór! Daarna was er geen houden meer aan, vergaderen over het doel van de bezetting en de aanpak was feitelijk niet eens meer mogelijk. Ik weet nog dat ik in het tumult met een schuin oog verbouwereerd naar Henk Spaan keek, die stukje verderop stond: ‘We gaan Henk, verdorie, we gaan!’ Nog voor iedereen het goed en wel besefte pakten zo’n 400 studenten hun biezen en zakten we de Wageningse Berg af naar het Salverdaplein. In no-time was de bezetting een feit en zaten we in de senaatskamer. De vloer stond gevaarlijk hol van het gewicht van de bezetters. Nog een paar meer en we waren er zo doorheen gezakt.”

De bezetters richtten het gebouw in voor een langdurige verblijf. Uit eerdere acties was immers gebleken dat korte bezettingen niet voldoende effect hadden. Er werden commissies ingesteld met verschillende taken, zoals een coördinatiecommissie, een persgroep, een ordedienst en een wacht die in de gaten moest houden wat er buiten gebeurde en wie er wel of niet binnen mocht. Ook werden er matrassen aangevoerd. “Zelf sliep ik er niet hoor”, vertelt Simon Vink, “Die romantiek is mij nooit ten deel gevallen. Ik sliep liever gewoon in mijn eigen bed en melde me dan de volgende ochtend wel weer. Ik vond het eigenlijk wel heel mooi hoe het zich allemaal organiseerde. Zo’n bezetting kan ook met een klein clubje, maar er waren steeds wel een paar honderd mensen in het gebouw. Er kwamen ook bandjes met muziek bij zoals het ‘Protestorkest’ en andere kulturele akties. Het was heel levendige bedoening.”

De persgroep publiceerde elke drie dagen een ‘Bezettingskrant’ met een oplage van 1600 stuks en elke vijfde dag 45 muurkranten op A1 formaat. Het contact met de landelijke media liep aanvankelijk stroef, maar verbeterde toen de persgroep door kreeg dat korte persberichten meer kans maakten om gepubliceerd te worden dan hele lange. Toch zou de landelijke media-aandacht in aanvang beperkt blijven, omdat de krakersrellen in de Vondelstraat Amsterdam alle aandacht opeisten.

De Radiogroep

De radiogroep riep ondertussen een illegale radiozender in het leven. Deze zond dagelijks uit op 101 FM tussen 6 en 7 ’s avonds. Johan Feenstra was één van de presentatoren: “We hadden de zender boven op de zolder gezet van een studentenhuis een stukje verderop in de Heerenstraat. Ik herinner me vooral het grote plezier dat we hadden in het maken van de uitzendingen. Elke dag brachten we een update van de ontwikkelingen afgewisseld met muziek van Pink Floyd en Bots. We namen de uitzendingen vooraf op en ze werden dan vanaf een cassette de ether in gegooid. Het was een manier om snel een groot deel van de studenten te informeren over wat er gaande was en trouwens ook alle bezetters in het hoofdgebouw zelf.. Illegaal uitzenden was verboden en helaas werden we uiteindelijk gesnapt. Omdat we op zolder zaten was het voor ons lastig in de gaten te houden of er een peilwagen van de politie door de straten reed. Ineens was er gestommel op de benedenverdieping. We wisten direct hoe laat het was. Mijn zend-maat heeft direct de kristallen uit de zender getrokken en is via een achterraampje naar buiten gesprongen. Die kristallen waren meer waard dan alle apparatuur bij elkaar.” De zender werd prompt door de politie in beslag genomen, maar Feenstra wist een stapel cassettebandjes met opnamen achter te houden, al zijn deze helaas nog steeds onvindbaar in het WSO-archief. De inbeslagname stelde de piraten wel voor een economisch probleem, want de zender was geleend! Pas toen bleek hoe populair de uitzendingen echt waren geweest, want met een collecte werd zonder problemen meer dan 450 gulden opgehaald om een nieuwe zender te kopen.

De ommekeer

In de eerste dagen vergaderde de voltallige gemeenschap bezetters – de actievergadering genoemd – over de eisen die zij wilden voorleggen aan het College van Bestuur van de Landbouw Hogeschool en gingen er diverse schrijvens naar het bestuur de deur uit. Bijzonder genoeg zou het WSO-bestuur zich daarbij al snel van de bezetters distantiëren en zich terugtrekken op Arion. Dit deden zij om aan te geven dat deze actie echt democratisch tot stand gekomen was vanuit de studenten zelf, in plaats van bedacht door de kaders van het WSO bestuur. Uit ‘Oh Salverdaplein’  blijkt dat ook in de actievergaderingen de aanwezigheid van WSO-bonzen met onderhandelingservaring bijna werd gezien als een teken van falende democratie. Als de oudere WSO-coryfeeën teveel hun mond open deden, of zitting namen in de onderhandelingsdelegatie, vonden velen dat ze maar beter weer konden vertrekken. De actievergadering wilde ten koste van alles een sfeer van ouwe jongens krentebrood voorkomen, waarin onderhandelaar elkaar schouderklopjes gaven van “Zeg Frerks, we weten toch allebei dat wat jij wilt helemaal niet kan?”  (citaat uit ‘Oh Salverdaplein’).

Hier zit dan ook het tweede punt waarom de Lente volgens Vink anders was dan anders: “De oude WSO van de jaren 70 was echt een vakbond. De WSO-leden werden vertegenwoordigd in de WSO-beleidsraad, met aan het hoofd een WSO-bestuur. Als er dan actie was, dan had dit bestuur, of een aangewezen afvaardiging uit de actievergadering het mandaat om de onderhandelingen te voeren met het universteitsbestuur. Maar tijdens de Wageningse Lente veranderde dat en raakten wij de regie kwijt over wat daar gebeurde. Er kwam een nieuwe, veel ideologischere (nieuwe) WSO naar voren die vond dat elke toezegging van de Hogeschool democratisch door de hele actievergadering moest worden goedgekeurd. Als er maar één iemand tegen was, dan ging het niet door. De bezetters weigerden akkoord te gaan met een gedeeltelijk onderhandelingsresultaat. Het was alles, of niets.”

Onderhandelen in het hoofdgebouw. (collectie P. Keet)

Het boekje ‘Oh Salverdaplein’ doet uitvoerig verslag van het heen en weer gepingel tussen bestuur en bezetters. Steeds als het college een voorstel deed, zei de studentendelegatie dat dit eerst besproken moest worden in de hele vergadering, waarna het werd afgewezen. LH-bestuursvoorzitter Douma begon steeds meer hardop aan te geven dat hij weinig heil zag in verder praten als de delegatie afgevaardigden geen mandaat had. Het is verrassend terug te lezen hoe deze situatie van 1980 grote overeenkomsten heeft met de recente Maagdenhuis bezetting van 2015, waarin bestuursvoorzitter Louise Gunning van de Universiteit van Amsterdam de studenten precies hetzelfde verweet   

De Ontruiming

Op 22 maart 1980, toen de bezetting in Wageningen al 17 dagen duurde, kwam Tweede Kamerlid Van den Anker van de Partij van de Arbeid uit Den Haag om te bemiddelen, maar zonder resultaat. Het overleg liep vast en het Hogeschoolbestuur liet steeds duidelijker weten dat een ontruiming door de Mobiele Eenheid in zicht kwam. Op 30 maart ketste de derde bemiddelingspoging af en later die dag zien waarnemers van de studenten de Mobiele Eenheid in de stad. In no-time wordt het aantal bezetters in het hoofdgebouw met vele tientallen versterkt en de ME vertrekt. Daarna wordt het tijdelijk rustig in de stad. Alles voelt als een stilte voor de storm.

Twee dagen later maakt de buitenwacht van de bezetters ’s nachts haar gebruikelijke ronde door de stad. Op bureau Rustenburg brandt alleen een lichtje bij de wachtcommandant en het gemeentehuis is op één kamer na donker. Alles rustig, zo lijkt het, en een ontruiming wordt al met al niet verwacht. Het blijkt een list want buiten het zicht van de studenten is de ontruiming  elders voorbereid. Als in de vroege morgen plotseling een busje van de NOS verschijnt op het Salverdaplein ruiken de bezetters onraad, maar dan is het al te laat. Op de eerste verdieping drukt een groep politiemannen van de ME om half zeven een ruit in. Glas valt rinkelend op de grond. Enkele bezetters springen met de slaap nog in de ogen uit hun slaapzakken en rennen in hun onderbroek door het gebouw. De fluit van de wacht klinkt schel: ALARM,, ALARM! De ME staat echter al binnen met zijn schilden, wapenstokken en grimmige gezichten.

Spannender dan dit zal het verhaal overigens niet worden. Het besluit tot een vreedzame aftocht in het geval van ontruiming was de vorige avond in de actievergadering al genomen. Een paar uur later verlieten de bezetters één voor een het pand zonder dat er arrestaties werden verricht, al moest de laatste student met stevige hand van het dak worden geplukt. De Bezetting was ten einde, maar de Wageningse Lente ging door, nu geleid vanuit Arion en Jokari.

 

Bronnen:
Interview Simon Vink
Boek ‘Oh Salverdaplein’ WSO 1980
Boek ‘de luis in de toga. 25 jaar universitaire pers in Wageningen’ Cerealis 2003
Gesprekken met Wim de Vos en Johan Feenstra.
Foto’s uit de collectie van Peter Keet.

 

Dit is een tekst in het kader van het project Wageningse Barricaden.

De Uitbuyt

De Uitbuyt, 2016.

De Uitbuyt Wageningen is een wereldwinkel in Wageningen, die eind jaren 60 door linkse studenten werd opgericht. Bij haar oprichting was het doel van de winkel mensen bewust te maken van de ongelijkheid in de wereld door verkoop van eerlijk verhandelde rietsuiker, koffie en rijst. Vanuit haar eerste locatie op Hoogstraat 52 ontwikkelde de winkel zich in de jaren 70 tot een landelijk bekende linkse boekhandel en uitgeverij. Na twee verhuizingen vond De Uitbuyt in de jaren 80 een plek in de Kapelstraat, waar ze nog altijd zit. De uitgeverij-tak is echter opgeheven.

De Uitbuyt als staartje van de Actiegroep

De zoektocht naar het verhaal van de Uitbuyt voor het project Wageningse Barricaden, verliep eigenlijk heel eenvoudig. Zoals wel meer idealistische clubs in Wageningen heeft ook de Uitbuyt haar historie namelijk goed in kaart. Van de huidige secretaris van de stichting, Bram Nottelmans, kregen we een paar boekjes te leen waarin het een en ander wordt beschreven. En daarnaast kan je goed terecht bij het gemeentearchief, waar het hele archief van de Uitbuyt ligt opgeslagen, inclusief de oprichtingsacte. Tot slot hebben we veel gehad aan Jelle de Gruyter (1954), die lange tijd kern-groep lid was in de winkel.

Maar eerst de acte. Daarin staat vermeld dat Stichting Wereldwinkel De Uitbuyt in 1970 in Wageningen officieel wordt opgericht met als doel ‘bij te dragen aan de politieke bewustwording van de ingezetenen van Wageningen’. Er duikt onderaan de tekst een bekende naam op voor de Wageningse Barricaden, want het is Niek Koning – van de Blote Billen Actie  –  die samen met Willem Hamel optreedt als ondertekenaar. De Uitbuyt wordt dus opgericht door leden van ‘De Actiegroep’ en is met Kafé Troost en de Boerengroep één van de Wageningse uitvloeisels van de ‘revolutionaire’ jaren 60: een winkel bedoeld als activistisch protest.

Hoogstraat 52

Uitbuyt in de Hoogstraat – jaren 70. Auteur onbekend.

Na enig onderhandelen met eigenaar mevrouw Rijsemus kan De Uitbuyt zich in september 1970 vestigen in Hoogstraat 52. Wel is het de vraag of mevrouw Rijsemus op dat moment weet wat zij precies in huis haalt. Het lijkt er gezien de latere problemen meer op dat ze dacht vooral een woonplek aan een stel studenten te bieden en De Uitbuyt er ongewild bij krijgt. De gevel van het pand aan de Hoogstraat heeft een klassieke Jugendstil winkelpui die al snel het beeldmerk van De Uitbuyt wordt. De Uitbuyt onderscheidt zich direct van andere wereldwinkels in Nederland, omdat zij weigert zich een ‘Derde Wereldwinkel’ te noemen. Dit zou onterecht een scheiding aanbrengen  tussen de arme en rijke landen, zo vonden de studenten, en bovendien verhullen dat er ook in Europa en Nederland groepen te lijden hebben onder de voortdurende ‘kolonialistiese exspansie van een kapitalistiese ekonomiese orde’. Wageninger en oud-wereldwinkel kerngroep-lid Jelle de Gruyter licht toe: “Ik kwam zelf bij de Uitbuyt in 1971. Toen zaten er nog de mensen die het hadden opgericht, zoals als Niek, Willem en Henk van Holsteijn (†2014). Dat waren de mensen die ook een actieve rol hadden  gehad in de start van de studentenbeweging eind jaren 60. In Wageningen werd de Wereldwinkel dus, in tegenstelling tot in andere steden vooral door studenten gerund. Het was er daardoor veel linker en radicaler dan elders.”

Brief van de Uitbuyt uit 1980, met de pui als beeldmerk (gemeentearchief Wageningen).

Activiteiten van de winkel

Als Wereldwinkel richt De Uitbuyt zich de eerste jaren op de verkoop – zonder winstoogmerk – van producten uit ontwikkelingslanden, zoals koffie, thee, rijst, rietsuiker en chocolade. Jelle herinnert zich nog de Alu-choc, repen uit Suriname met een aluminium wikkel. Het doel van de verkoop is een eerlijk prijs te realiseren voor  boeren in de landen van productie.  Nu zouden we dit ‘Fair-Trade’ noemen. Om de winkel draaiende te houden is er een groep vrijwilligers, waarvan een deel in een kerngroep zit die het bestuur voert over de organisatie. Deze kerngroep houdt de administratie bij, regelt de inkoop bij boeren in verre landen en roostert de verkopers in. Daarnaast zijn er nog allerlei andere groepjes actief, zoals de Uitbuyt toneelgroep die voorstellingen geeft bij bijvoorbeeld de opening van de winkel en bij evenementen of ‘aksies’. Want actie moest er natuurlijk altijd gevoerd worden, bijvoorbeeld tegen ‘Angola koffie’, afkomstig uit het gelijknamige Afrikaanse land waar toendertijd een meedogenloze blanke dictatuur heerste die de bevolking onderdrukte. Jelle herinnert zich de actie in 1973 aan de Stadsbrink: “Het was een landelijke actie tegen de verkoop van Angola koffie door Albert Heijn. Wij stonden in Wageningen bij de AH winkel – het oude pand toen nog, niet het pand dat er nu staat . Wij hadden een spandoek met twee paaltjes in het gemeenteperk gezet. Gewoon omdat het gemakkelijk was, want dan hoefden we dat niet vast te houden. Het was ons wel opgevallen dat er op de Stadsbrink een rood Volkswagentje stond maar we hadden er verder geen acht op geslagen. Op een gegeven moment kwam de politie controleren wat we aan het doen waren en natuurlijk werd er flink gebromd: ‘Whuhuhu, waar zijn jullie mee bezig?’. Want dat spandoek in dat perkje zetten, dat mocht natuurlijk niet. En ja hoor, precies toen die agenten aan kwamen rijden, sprong de lokale persfotograaf Rein Heij uit het Volkswagentje om het op de foto te zetten. Het was die foto die de volgende dag de krant haalde. Voor ons allemaal net iets te toevallig, wij wisten zeker dat Heij omwille van een foto zelf de politie had gebeld.”

De actie tegen Angola koffie in de krant in 1973. (Gemeentearchief Wageningen)

Handelswaar als politiek pamflet

Al vrij snel na de opening van De Uitbuyt reflecteren de vrijwilligers kritisch op hun eigen werkwijze. Jelle: “Een deel van de kerngroep plaatste kanttekeningen bij het concept van een alternatieve handelsstroom. Volgens hen was dit een doekje voor het bloeden, goedbedoelde liefdadigheid. Het moest structureler worden aangepakt. Als we de boeren daar echt wilden helpen, moesten we eigenlijk de schaal vergroten. We hebben discussies gehad over of het nu de bedoeling van de Uitbuyt was om een echte supermarkt te worden waar het om de kwantiteit ging – met winkelwagentjes en zo – of dat die suiker alleen middel was om als het ware een politiek pamflet mee te geven.” Een latere folder voor de fondsenwerving is hier heel helder over: “de productverkoop is zuiver symbolisch, bedoeld om mensen bewust te maken van het onrecht in de wereld.”

Deze visie heeft tot gevolg dat de vanuit economisch oogpunt opmerkelijke keuze wordt gemaakt om de verkoop van succesvolle producten abrupt te staken – [niet bepaald leuk voor de boeren daar! red.]. De Uitbuyt komt bijvoorbeeld in conflict een andere poot van het Wageningse linkse wereldje: de Boerengroep. De Boerengroep vindt dat De Uitbuyt door de verkoop van rietsuiker onterecht de boeren in de ontwikkelingslanden bevoordeelt, omdat de bietsuikerboeren in eigen land het ook niet makkelijk hebben. Interessant detail is dat Niek Koning, oprichter van de Uitbuyt ook lid is van de Boerengroep, om maar even alle verstrengelingen in het linkse Wageningen te illustreren. Hoe hij in de discussie stond hebben we echter nog niet gevraagd, maar de conclusie is in ieder geval dat De Uitbuyt mee gaat in die redenering en stopt met het verkopen van rietsuiker. Het ongemak moeten de klanten – net gewend al hun suiker bij De Uitbuyt te kopen – maar even slikken ten bate van de inhoudelijke discussie. Later zullen ook rijst en de kunstnijverheidsproducten hetzelfde lot treffen en niet meer worden verkocht.

Van Winkel naar Boekhandel en Uitgeverij

Liedboek van de Strijd. Uitgeverij De Uitbuyt, 1980.

Je zou denken dat er voor de Uitbuyt met het wegvallen van de goed verkopende producten weinig meer te doen is. Dat is echter niet het geval omdat de winkel zich steeds meer een rol begint aan te meten als boekhandel en uitgever. Jelle de Gruyter: “Omdat de winkel een activistische insteek had, kreeg het verkopen van pamfletten, krantjes en linkse lectuur voor het studentenpubliek al snel een belangrijke rol. Op Arion (bij de Wageningse Studente Organisatie) stonden stencilmachines waarmee van alles en nog wat vermenigvuldigd werd. Daarvoor zaten we hele avonden te typen op  ‘stencilmoedervellen’, dat is zeg maar het ding dat daarna in de machine gaat en waarmee je dan de afdrukken kon maken. Maar met zo’n stencilmachine kwam je boekwerk geheel losbladig uit de pers. Die bladen moesten we dan op tafels uitleggen en met een groepje gaan ‘rapen’, oftewel rond lopen en met de hand de bladzijdes op volgorde leggen om er tot slot een nietje door doen. Pas dan had je een afgewerkte brochure.”

Als snel ziet De Uitbuyt een gat in de markt voor linkse lectuur, want de Wageningse boekhandels Kniphorst en Vermeer verkopen dat soort publicaties nauwelijks. Ook is er een groeiend aantal linkse clubjes –zoals het Imperialisme Kollektief,  die een plek zoeken om hun dictaten en scholingsmateriaal aan de mens te brengen. “Dus werden we een verkooppunt voor allerlei boekwerken en ook voor bijvoorbeeld de serie van Van Gennep, een belangrijke linkse uitgeverij in die jaren”, vertelt Jelle. “Er was een scene van mensen die specifiek daarvoor bij ons in de boeken kwam neuzen. Uiteindelijk werd De Uitbuyt steeds meer een boekhandel en werd de verkoop van andere producten steeds kleiner. In de hoogtijdagen stonden de werken van Marx en Lenin en zelfs de boeken van Stalin van uitgevers als Pegasus en SUN op de plank [Stalin wordt tegenwoordig gezien als een zeer omstreden dictator. Red].”

Door de verkoop ontstaat er voor de Uitbuyt financiële ruimte om ook zelf boeken uit te gaan geven. “Toen zijn we onder andere de syllabus ‘Inleiding Marxisme’ van Niek Koning gaan publiceren. Deze werd gedrukt bij Stichting Studentenpers Nijmegen (SSN). Zij hadden een offsetpers, dat was veel makkelijker en sneller dan dat eeuwige gestencil in die vieze kelder van Arion! ”

De hele jaren 70 blijft de boekverkoop gestaag groeien. Aan het einde van het decennium is er zelfs plek voor een deels betaalde werknemer: er komt er een dienstweigeraar zijn vervangende dienstplicht vervullen bij de Uitbuyt.  Maar hé, wie weet er anno 2017 nog wat de Vervangende dienstplicht was. Dat is iets dat we voor jongere lezers, geboren na circa 1980, eigenlijk beter moeten uitleggen, maar voor ons gemak verwijzen we alleen even naar wikipedia.

Huisvestingsproblemen

Hoogstraat 52, vermoedelijk net na het vertrek van de winkel in 1980. Foto: gemeentearchief Wageningen.

Dan valt er in 1979 bij de Uitbuyt een lijk uit de kast. De huur van de ruimte op Hoogstraat 52 was contractueel niet goed geregeld en mevrouw Rijsemus wint de gerechtelijke procedure tegen de huurders. Februari 1980 doe de Hoge Raad de uitspraak dat De Uitbuyt zal het pand moeten verlaten.

Toch komt het einde van de huur ook wel als geroepen want de organisatie is in veel opzichten toe aan een opfrisbeurt. Om te beginnen is er in het pand Hoogstraat 52 nooit veel aan inrichting gedaan sinds 1970. De winkel doet het nog steeds met de bruine vloerbedekking van de vorige huurder, zogezegd. Daarnaast staat de Uitbuyt in Wageningen steeds meer bekend als een rommelige, donkere en wat obscure winkel, met vergeelde boeken met koffiekringen en dooie vliegen in de etalage. Klanten voelen zich soms onwelkom, zo vermeld een historische studie over de relatie tussen de winkel en de Wageningers in 1990.  “Maar het is helemaal waar”, is Jelle’s reactie daarop. “Die analyse hadden we ook over onszelf. Op de eerste plaats waren we een gesloten groep. Zo’n clubje opgewonden studenten dat vond dat ze als enige goed bezig waren en de wereld moesten veranderen. Dat stoot andere mensen natuurlijk af. En ook over de sfeer hebben we hebben intern veel discussie gehad. Zo had je pal bij de ingang de tafel met nieuwe aanwinsten en daarachter zat dan de verkoper/ster. Die kreeg dan vriendjes op bezoek en ging daar de hele dag mee theedrinken. Voor een klant die binnen kwam was dat knap bedreigend, want die voelde de blikken uit de theehoek als ‘wat kom jij hier doen?’. Maar als we dit ter discussie stelden, dan zeiden de verkopers: ‘Ja maar ik zit hier wel voor mijn lol zeg, als ik niet meer mag theedrinken met mijn vriendje dan stop ik!’ Het werd de vrijwilligers dan te commercieel.”

Als het pand aan de Hoogstraat definitief moet sluiten breekt bij de vrijwilligers in eerste instantie de depressie uit. Niemand heeft zin in een lastig en tijdrovend verhuisproces. Als via de gemeente het pand ‘Over Engh’ aan de Churchilweg wordt aangeboden, is er de angst dat een vertrek uit het winkelcentrum de nekslag wordt voor de winkel. Voormalig Wagenings student en architect Pieter Roozen – ook de ontwerper van het Liedboek van de Strijd –   brengt daar met een flitsend ontwerp voor de winkel verandering in.  Jelle: “Roozen was vanuit Wageningen naar de Rietveld Academie gegaan. Als een soort stageproject had hij een maquette gemaakt voor de winkel in Over Engh. Het ontwerp was strak, modern, fris en kleurrijk. Toen veerde iedereen op! ‘Als het er zo uit gaat zien, dan hebben we wel zin!’ We waren wel toe aan die verandering.”

Van pieken en dalen tot Wereldwinkel

De Uitbuyt maakt in 1980 een succesvolle doorstart in Over Engh. De bouwmaterialen worden steen voor steen bij elkaar gesponsord. De een betaalt een zak cement, de ander financiert een zak spijkers. In 1981 haalt de winkel de hoogste omzet ooit, maar gek genoeg is dit een laatste stuip voordat ‘de crisis van links’ ook de Uitbuyt begint te raken. De linkse beweging is al een paar jaar rap aan het veranderen en de boekverkoop loopt na 1981 zienderogen terug. Links Wageningen leest en schrijft steeds minder en diverse nieuwe uitgaven lopen minder goed, zoals het Liedboek van de Strijd deel 2. Deel 1 was nog een daverend succes! Met een sanering van het assortiment weet de winkel de handel nog even op te tillen, maar de uitgeverij-poot wordt na een paar jaar toch ontbonden. De relatie met linkse achterban brokkelt af en er komen steeds minder vrijwilligers.

In 1984, of 1985 kan De Uitbuyt niet langer in de Over Engh blijven. In samenwerking met de Wageningse voorloper van GroenLinks, PPCE, vindt ze een plek in de Kapelstraat in het pand dat eerder de biologische winkel Pee Pastinakel was [maar anderen noemen ook wel ‘De Sprankel’. Later werd dit op een andere plek Buys en Ko en tegenwoordig Lazuur. Red]. “Een berg ongedierte die achter die planken vandaan kwam, dat wil je niet weten!” herinnert Jelle zich nog. De locatie wordt opnieuw ingericht en De Uitbuyt weet de relatie met haar achterban te herstellen. Er komen weer nieuwe vrijwilligers.

Wel is de koers van de Uitbuyt veranderd. Waar vroeger kritisch en theoretisch onderbouwd activisme voorop stond, is het nu vooral belangrijk dat het verkopen van duurzame en eerlijke producten ook leuk is om te doen. Ook de tijd van de linkse boekverkoop is definitief voorbij. De Uitbuyt is tegen 1990 steeds meer de ‘gewone’ wereldwinkel voor een breed publiek geworden, iets wat ze tot op de dag van vandaag nog steeds is. Je kunt er nu terecht voor Fair-Trade chocolade van Tony’s Chocolonely, koffie en zeepstenen beeldjes uit Afrika. Marx en de Frankfurter Schule kom je er niet meer tegen.

 

 

Dit is een tekst van Jobbe Wijnen in het kader van de Wageningse Barricaden.
 

Krakerscomplex Sportstraat

De sloop van de Sportstraat 1981 (Foto H. Remme)

De Sportstraat was eind jaren 70 vooral bekend om haar kraakpanden aan weerszijden van de straat, net ten noorden van de kruising met de Harnjesweg. Het begon in 1977 met de politieke kraak van Sportstraat 11. In de periode die volgde zou een groot deel van het blok worden gekraakt en werd een bakermat voor krakend Wageningen. De Sportstraat werd ook de thuisbasis voor de Wageningse tak van de Kraakbond. Het krakersbolwerk Sportstraat werd in 1980-1981 stap voor stap verlaten door de krakers en daarna deels gesloopt en gerenoveerd.

 

Een politieke kraak in 1977

Henk voor Sportstraat 11.

Om het verhaal van de Sportstraat te verkennen, spreken we mei 2016 met Henk Remme (1955). Henk was in 1977 één van de twee eerste krakers in Sportstraat 11. Aan het begin van ons gesprek verontschuldigt zich omdat hij weinig kan laten zien: “Na mijn periode in Wageningen ben ik met flink wat Sportstraat krakers in Heveadorp gaan wonen. Helaas is daar brand uitgebroken. Mijn hele archief is daardoor verloren gegaan en zelf ik weet niet alles meer.” Dit voorbehoud blijkt echter niet echt nodig, want al pratend komen we een heel eind. Later stuurt Henk met hulp van zijn kraakvrienden Henri de Jonge en Dick Vuijck per mail nog een aantal belangrijke aanvullingen.

Het verhaal van de Sportstraat gaat als volgt. Midden jaren 70 zijn er nog niet veel kraakpanden in Wageningen. Vermoedelijk was het Hof van Gelderland in 1976 de eerste. “Begin 1977 deed zich een vreemde situatie voor,” vertelt Henk. “Aan de ene kant was er voortdurend een roep om meer woningen voor jongeren en aan de andere kant werden hele straten in Wageningen dichtgetimmerd om vervolgens jaren leeg te staan.” Deze kwestie is natuurlijk voer voor veel discussie in links georiënteerde kringen. Zo ook voor Henk die op dat moment in een flat van de Stichting Studentenhuisvesting (SSH, nu Idealis) aan Asserpark woont. Linkse groepen in Wageningen vinden het oneerlijk dat studenten aanspraak hebben op een SSH-flat, terwijl hardwerkende Wageningse jongeren geen woonplek kunnen krijgen. De groep waar Henk deel van uit maakt komt daarom in actie wanneer men begint om ook de Sportstraat dicht te timmeren. Ze willen het woningprobleem aankaarten door een politieke kraak te zetten en in januari 1977 betrekken ze Sportstraat 11.

Henk vertelt: “De kraak vond ‘s avonds plaats en werd bijna als een bankoverval à la een Hollywoodfilm opgezet. Aan elke kant van de straat stond een team om alarm te slaan als het nodig was. Een paar ‘inbrekers’ openden de achterdeur. Weer anderen zaten paraat in een busje.Het was echt heel spannend allemaal. Na de kraak was het belangrijk dat er een tijd veel mensen in het huis waren en daarom bleven een aantal mensen in het huis bivakkeren (rouleren), terwijl Henri de Jonge en ik ons als permanente bewoners installeerden. Het begin van zo’n kraak is altijd spannend, want je weet niet wat er gaat gebeuren. Er is een kans dat je meteen weer het pand uit gesleept wordt. Al meteen bleek dat de overburen – een nette en gezagsgetrouwe Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) gezinde familie – de politie al bij het eerste krakersgerucht had gewaarschuwd. Deze kwam al gauw een kijkje nemen, maar ging ook snel weer weg. De kraak was gelukt!…maar de politieke strijd begon toen pas.”

‘B&Weesje’

Vrij snel na deze actie informeert de kraakgroep de gemeente. Om hun politieke statement te maken, schrijven de krakers de Wageningse politieke partijen aan om de kraak te steunen en aandacht te vragen voor het probleem van de jongerenhuisvesting. “De meeste hulp en bijval kregen we van de PSP – ik meen van Sake van der Schaaf – en verder van de PPR. Ook raadslid Blankenstein van de PvdA – later wethouder – heeft zich dagenlang in het huis opgehouden, ik denk om een oogje in het zeil te houden.” Door de politieke steun wordt ontruiming moeilijk, maar de verhouding met de gemeente blijft wel gespannen. Henk: “De gemeente heeft echt geprobeerd ons eruit te pesten, bijvoorbeeld door water en gas af te sluiten. Ook hebben ze de stap gezet het dak van het naastgelegen dichtgetimmerde pand nummer 13 te slopen. Dit werd echter door een rechtsprocedure van de bewoners van nummer 15 stop gezet. De studenten die daar woonden waren gewone huurders en hadden bovendien connecties met de PvdA. Door hun optreden is het gelukt om de gemeente te stoppen en het dak weer te herstellen. Na veel onderhandelingen en met hulp van genoemde politieke partijen zijn alle woonrechten onderkend en kregen ook wij weer water en gas. Maar alleen huisaansluitingen, hoor. In de woningen zaten geen gasleidingen behalve bij de keuken en die hebben we dus zelf verder doorgetrokken om kachels te kunnen installeren.”

Volgens Dick Vuijck, ook een kraker van de Sportstraat, was ook de rol van de VVD fractieleider in deze discussies van groot belang voor het voortbestaan van de kraakpanden. Deze koos verrassend genoeg op sommige punten een voor de krakers gunstige positie, waardoor een meerderheidsstandpunt in de gemeenteraad ontstond. Na al deze discussie met de gemeente besluiten de bewoners van Sportstraat 11 hun huis de ludieke naam ‘B&Weesje’ te geven, , en brengen een bord met deze naam aan op de gevel (zie foto)

B&Weesje in de winter. Op het rode bordje staat de kraaknaam van het pand (Foto. H. Remme)

 

De Kraakbond en de SJO.

De Sportstraat wordt ook de thuisbasis voor de Wageningse Kraakbond, een organisatie die de belangen van krakers behartigd. “Tenminste voor zover je van een formele organisatie kan spreken”, voegt Henk toe, “want erg gestructureerd was het allemaal niet.” De Kraakbond organiseert bijeenkomsten over de woningnood in Wageningen en onderhoudt contact met de verschillende Wageningse kraakgroepen, met lokale initiatieven als de Woongroepengroep en met het Landelijk Overleg Kraakgroepen (LOK). Welke resultaten de Kraakbond in die jaren precies allemaal behaalde, kan Henk zich helaas niet meer herinneren. Één ding weet hij nog wel: “De politieke steun die de Kraakbond wist te verwerven zou uiteindelijk leiden tot de oprichting van de Stichting Jongeren Onderdak (SJO). Ik denk dat dit was ergens in 1977 of begin 1978. Deze stichting had ten doel om goedkope huisvesting voor jongeren te realiseren door leegstand tegen te gaan. Jongeren die een plek zochten kwamen op een lijst, en zo gauw er wat leeg stond kon de SJO jongeren plaatsen tegen betaling van een vrijwel symbolische huur.” Nadat de SJO is opgericht, wordt de noodzaak voor een kraakbond minder en al gauw houdt deze op te bestaan.

Het leven in de gekraakte Sportstraat

In eerste instantie zijn Henk en zijn compagnon Henri de enige krakers. Daarna komen er twee bij: “waaronder mijn latere vrouw Anke Milort”, zegt Henk met een glimlach. Het is duidelijk dat de Sportstraat niet gespeend blijft van romantiek. Langzamerhand worden één voor één ook andere huisjes in de straat gekraakt worden: vijf aan de ene en drie aan de andere kant van de straat. Henk schat het totale aantal krakers uiteindelijk rond de twintig. Als in juli 1977 de kap van kraakpand Hof van Gelderland afbrandt komen veel van die mensen in een keer naar de Sportstraat. Dit lag voor de hand omdat er al vriendschappen bestaan tussen de twee bewonersgroepen. Henk speelt bijvoorbeeld met onder andere Dick Vuijck uit Hof van Gelderland in het bandje ‘Flauwekul’.

Interieur, vermoedelijk Sportstr. 11. (Foto H. Remme)

“De relatie met de buurt was zeker niet verkeerd”, aldus Henk. “Vlakbij woonde ‘Opa’, zo noemde wij hem in ieder geval. Opa was een man op leeftijd die zijn hele leven in de Sportstraat had gewoond. Hij moest er uit omdat hij naar een verzorgingshuis moest, maar daar had hij helemaal geen trek in. Die man vond het hartstikke leuk dat wij er zaten. We hielpen hem regelmatig met van alles en nog wat. Uiteindelijk moest Opa toch weg en is daarna binnen een week na de verhuizing overleden. Een heel triest verhaal.” Een wat mindere relatie hebben de krakers met de mensen wat verderop: “Onze SGP-buren hadden in de straat een winkel en vonden het allemaal heel erg eng en verschrikkelijk,” aldus Henk. “Als we in de winkel waren kwamen ze bovenop je neus staan om te kijken of je niks kwam stelen.”

“Aan onze kant van de straat waren geen douches in de huizen. Er was in het hele blok eigenlijk maar één douche in de Sportstraat, op nummer 36. Dus één keer in de week gingen we allemaal naar de overkant om even te kunnen douchen. Ook gingen we nog wel eens naar het badhuis aan de Veerstraat, daar kon je in die tijd voor heel weinig geld even douchen. Een wc in huis hadden wij ook niet. We hadden een schuurtje in de tuin waar het toilet was.”

Het einde van het bolwerk

Voor Henk is er een duidelijk verschil tussen de vroegere krakers in de Sportstraat en krakers van na 1980: “Voor ons was de sfeer vooral ludiek en gemoedelijk. Als je de notulen van de kraakbond ziet dan gebruikten wij daarin wel vooral voornamen, maar volgens mij was dat meer gemak, dan om onze identiteit te verbergen zoals in de jaren 80 werd gedaan. In die tijd verharde de sfeer in steden als Amsterdam.”

Het politieke doel van de kraak van de Sportstraat wordt, met de oprichting van de Stichting Jongeren Onderdak in feite gerealiseerd. Er is vanaf dan ook niet meer sprake van echte kraak in de wijk, maar meer van een voorloper van wat nu anti-kraak zou heten. In 1981 hebben de krakers de Sportstraat vrijwillig verlaten en wordt het blok deels gesloopt en deels gerenoveerd. Een groot deel van de Sportstraat krakers vindt een gezamenlijk nieuw onderkomen in Heveadorp.

 

Notulen Kraakbond


Dit is een tekst in het kader van het project Wageningse Barricaden

 

 

 

Droevendaal

droefboekje_4Droevendaal is een studentenhuisvestingscomplex gelegen aan de Droevendaalsesteeg in Wageningen.  Tussen 1977 en 1982 bouwde de Landbouw Hogeschool en Stichting Studentenhuisvesting (SSHW) hier respectievelijk 24 en 15 houten barakken voor tijdelijke bewoning. Eind jaren 80 is er een levendige en autonome cultuur van bewoning ontstaan met 90% vegetariërs en studenten uit de ‘groene’ opleidingen als biologie, tropisch landgebruik en bosbouw. Als de SSHW en Landbouw Hogeschool in 1991 besluiten tot sloop volgt een activistische strijd van de bewoners, met als positieve uitkomst dat het complex behouden blijft. De huidige 33 wooneenheden dragen nog altijd de geuzennaam ‘barak’ en bieden een thuis aan ongeveer 200 studenten.

Droevendaal, het begin

Midden jaren 70 doet de Wageningse Studenten Organisatie (WSO) fel haar beklag bij het bestuur van de Landbouw Hogeschool omdat deze te weinig doet aan de woningnood bij studenten. Het aantal nieuwe eerstejaars loopt elk jaar op en de SSHW houdt het met bouwen niet bij.

droefboekje_5
Droevendaal, jaren 80. Bron: ‘In gebonden anarchie’

De WSO dreigt met harde acties en wordt daarbij ondersteund door verschillende hoogleraren. Ook de hogeschool ziet wel in dat er snel iets moet gebeuren. In 1976 is er voor het eerst sprake van een ‘barakkenplan’, dat moet leiden tot de bouw van een tijdelijk studentencomplex. Het idee is om 24 houten barakken te bouwen op het proefveld aan de Droevendaalsesteeg  tussen de Mansholtlaan en de Wildekamp. De kosten voor dit plan zouden dan betaald worden door de Landbouw Hogeschool zelf. Van september 1977 tot en met 1978 worden inderdaad 24, als tijdelijk bouwwerk bedoelde houten barakken gebouwd met elk acht kamers, waarbij de WSO zich nog druk bemoeit met de constructiewijze door regelmatig zelf met de aannemer te bellen. Studentenhuisvestingscomplex Droevendaalsesteeg  – al snel afgekort tot Droevendaal of simpelweg ‘Droef ’ – is geboren.  In 1982 worden er door de SSHW nog eens 15 nieuwe barakken met zes kamers aan toegevoegd. Het begrip ‘oude’ of ‘nieuwe barak’ zal 17 jaar lang een begrip blijven op Droef.

Op Droevendaal beschikken de bewoners over iets dat weinig andere studenten gegeven is: ruimte! Het complex ligt ver van de stad, mist de massale en gestapelde opzet van de reguliere studentenflats en er is uitgebreid plaats om te tuinieren of te ondernemen. In het begin gaat het op Droevendaal  allemaal nog heel ordentelijk. De universitaire afdeling ‘Botanische Tuinen, Bouwgroen en Sportvelden’ verdeelt nog zelf de tuintjes onder de bewoners.  Die eerste jaren houden de Droevendalers zich ook netjes aan de afspraken, maar geleidelijk gaan zij, waar het uitkomt, stukjes van het open terrein erbij betrekken, of plaatst iemand zonder toestemming een rij wilgentenen, die in no-time uitgroeit tot een metershoge haag. Dan weer vertrekken mensen op stage – of als afgestudeerden – waardoor de tuintjes veranderen in een onbeheerde wildernis. Waar het beheer van de Hogeschool in eerste instantie nog probeert dit allemaal in goede banen te leiden en consequent maait of snoeit, raken zij samen met de SSHW– ongetwijfeld mede door bezuinigingen – langzaam de grip kwijt. Of anders gezegd, men gaat  steeds meer toestaan.

Het Droevendaalgevoel

Langzaam worden de verworven vrijheden deel van een subcultuur, die vanaf de jaren 90 steeds vaker wordt aangeduid met ‘het Droevendaalgevoel’. “Je gaat gemakkelijk bij je buren op bezoek, je eet samen, [er] zijn kampvuurtjes op zomeravonden. Het is gewoon een klein dorp”, vertelt oud Droef-burgemeester Linda Docter hierover in 2000 in het boekje ‘In gebonden anarchie’. Er is veel vrijheid: wie op een ochtend wakker wordt en denkt ‘ik wil een vijver in de tuin’, kan diezelfde middag nog beginnen met graven. Al snel lopen  er geiten op de grasveldjes en heeft elke barak zijn eigen kippen en katten. In sommige hoeken groeit een aardig bosje wietplanten. Het stereotype beeld van studenten van de Landbouw Universiteit als langharige jongens en meiden met zelfgebreide truien en dito sokken op bergschoenen wordt in de jaren 80 en 90 door de Droevendalers het meest van alle studenten belichaamd en zal latere studenten nog decennia achtervolgen.

mini-droefboekje002Maar er zijn ook nog andere bijzonderheden: elk SSHW-complex heeft een studentenvertegenwoordiger die contact met de SSHW onderhoudt. Dat was op Droef niet anders, maar hier krijgt deze al snel de titel ‘Burgemeester’. Ook krijgt het complex een eigen krantje, de Droevendalia, waarin nieuws en wetenswaardigheden over het complex worden verteld. En elk jaar in september is er het illustere Droef-feest, met optredens van vele bandjes en DJ’s uit de regio, een traditie die tot op de dag van vandaag voortleeft. En natuurlijk zijn er de bijnamen van de barakken, zoals Moebarak, de BinkenBunker, Postzicht tegenover de brievenbussen, de Watermeloen, vanwege het rode interieur en de groene buiengevel, Slootgravers BV en Dolby-C.

De naam van barak Dolby-C, is wat dit betreft wel een heel creatieve vondst, die een uitleg waard is. De bewoners delen namelijk hun barak met het kantoor van de opzichter van de SSHW, Martin Ruijs. De bewoners noemen zichzelf daarom ludiek ‘de Ruijsonderdrukkers’ en als gevolg daarvan heet de barak Dolby-C, een verwijzing naar het in die tijd bekende ruisonderdrukkingssysteem voor cassettespelers.

Actie voor het behoud van Droevendaal

Het leven op Droef lijkt dan wel onbezorgd en vrij, maar in 1991 slaat de stemming om. De Landbouw Universiteit heeft genoeg van de onrendabele exploitatiebegroting van het complex en de SSHW kijkt aan tegen de hoge kosten voor onderhoud van de inmiddels zwaar afgetakelde barakken die immers nooit gebouwd zijn om lang te blijven staan. Het Droevendaalgevoel gaat dan ook al lange tijd gepaard met de welbekende Droevendaalgeur van schimmel in je kamer en je kleding. Tot schrik van de Droevendalers valt  het besluit tot sloop, omdat de beheerders /eigenaren niet van plan zijn  de exploitatievergunning te verlengen. Begin 1992 wordt een huurstop ingesteld  Dit wordt het begin van een spannende tijd waarin de gemoedelijke anarchie van Droevendaal zich ook zou moeten bewijzen op de barricaden.

Bron: 'In gebonden anarchie'
Bron: ‘In gebonden anarchie’

In beeld bij de VPRO

Het eerste wat de bewoners verzinnen is om op slimme wijze via de VPRO zendtijd te bemachtigen door met zoveel mogelijk mensen lid te worden van deze omroepvereniging, waardoor leden via een speciale actie ruimte konden krijgen op de buis. Met deze uitzending trekt het complex landelijk aandacht nog zonder dat de problematiek echt aan de orde komt. Ook wordt de Werkgroep Behoud Droevendaal opgericht en beginnen de onderhandelingen met SSHW en gemeente en de gesprekken met de achterban. Hierbij vervullen de burgemeesters van Droevendaal een belangrijke rol. . Voor opeenvolgende  Droef-burgemeesters Eric de Greef, Linda Docter, Arnoud de Vries, Patrick Jansen, Menno van Zuijen en Maarten van Steenis  zal het gevecht veel van hun tijd vragen want ze worden geconfronteerd goed ingevoerde gesprekspartners bij de LU en SSHW

De lobby heeft effect

Na een spannend jaar waarin de toekomst van Droef aan een zijden draadje hangt, ontstaat eigenlijk vrij snel toch ruimte voor een plan tot ‘verlengde exploitatie’. Cruciaal  is de bijdrage van D66 wethouder Harry Geenen, die voldoende politieke steun weet te mobiliseren om behoud van Droef vanuit het bestemmingsplan mogelijk te maken. Droevendaal zelf heeft ondertussen ook de Universiteitsraad bewerkt en ook de SSHW begint te voelen voor behoud van het complex als onderdeel van een nieuwe huisvestingsstrategie met een meer gevarieerd woningaanbod. Eind 1992 gaat de gemeente overstag en staat de continuering van Droevendaal toe in een gedoogregeling op de bestemming als ‘proefveld’, want dit is de feitelijke bestemming van het terrein. Dit wordt in 1995 omgezet naar een definitieve woonbestemming.[1]  Dankzij de acties van de bewoners zal Droef blijven bestaan!

Leegstand, asbest en de sloop van zes barakken

Toch heeft deze overwinning voor de bewoners een bijsmaak, waardoor ze ook de komende jaren steeds het gevoel zullen houden dat er toch, ondanks het besluit, aan hun levenswijze wordt getornd. Al snel krijgen zij bijvoorbeeld te maken met leegstand, want de eerder genoemd huurstop blijft ook in 1993 van kracht. De SSHW wil vasthouden aan de sloop van de zes barakken die er bouwkundig het slechtst aan toe zijn, dus er moeten hoe dan ook mensen uit. Dit beleid wordt voor de bewoners voelbaar, want met minder mensen draaien de barakken nu eenmaal minder goed. Als reactie op de leegloop wordt het al snel gebruikelijk dat Droevendalers hun huur niet meer opzeggen bij stage of vertrek, maar illegaal gaan onderverhuren, zodat het formele aantal huurders niet langer daalt. In een latere fase laten ze ook krakers oogluikend toe in de lege kamers, al zouden de Droef-onderhandelaars nog lang ontkennen deze praktijk te hebben gesteund.

In 1993 gaan barak nummer 37 en 69 als eerste tegen de vlakte. Tot voordeel van de bewoners ontdekt Droef-burgemeester Docter asbest in het puin, waardoor de sloop van de andere barakken wordt uitgesteld. Hoofd onderhoud en exploitatie Geert Nicolai van de LU concludeert nors dat de bewoners het asbest alleen maar aangrijpen om de boel te vertragen.

Niet heel lang daarna worden nog eens vier barakken gesloopt. Alleen de betonnen fundamenten blijven achter in het terrein, maar verdwijnen door begroeiing al snel uit het zicht  tot zij in de nieuwsbouw worden hergebruikt.

Van behoud barakken naar behoud Droef

mini-droefboekje003
Bron: ‘In gevonden anarchie’.

Aan de onderhandelingstafel legt  Droef-burgemeester Patrick Jansen vanaf 1994 (tot 1998) als lobbyspecialist  samen met de bewonersvereniging steeds meer de nadruk op behoud van Droevendaal als complex, in plaats van alleen het behoud van de oude barakken. Niet alle bewoners staan hier achter want ze zijn bang dat zij met z’n allen eerst weg moeten vóór de eerste nieuwe barakken worden gebouwd. Ook vrezen ze dat Droef na de vernieuwing een tuttig bungalowpark wordt met rechte geknipte hegjes en ‘suffe AIO’s’ (PHD- studenten) met kinderwagens, die alom begrepen worden als het teken dat het leven voorbij is. Een kleine groep bewoners komt daarom zelfs in opstand tegen de eigen bouwcommissie.

In 1995 komt er ook nog protest vanuit andere onverwachte hoek. Wageningse milieugroepen starten een procedure  bij de Raad van State tegen de nieuwe woonbestemming. Volgens  hen staat een nieuw Droevendaal in de weg van de ecologische hoofdstructuur. Zoals later ook een landinrichter zou bevestigen lijkt Droef aan de oppervlakte door alle bomen wel een qua biodiversiteit rijke wildernis, maar is dit door eenzijdig beheer, overbemesting en eenzijdige beplanting helemaal niet het geval. De procedure bij de Raad van State zou de plannen uiteindelijk alleen vertragen, maar wel een onderbouwing geven om het nieuwe inrichtingsplan ook ecologisch vriendelijk te maken.

Duurzaamheid Centraal

In 1998 gaat de strijd om het behoud van Droevendaal haar  laatste fase in. Het besluit tot volledige nieuwbouw is inmiddels al genomen. De oude barakken zullen verdwijnen.  .  Het aantal bewoners ondertussen gedaald tot net boven de honderd.  “Toch hadden we niet het gevoel dat het leeg was”, vertelt een bewoonster over die periode. “Er waren wat lege kamers, en een paar barakken waren onbewoonbaar verklaard, maar de sfeer was er nog wel.”

De overgebleven bewoners gaan de strijd aan om invloed houden in de bouw- en inrichtingsplannen  en nemen actief deel aan de zeer betrokken bewonerscommissie. Frequent vindt er overleg plaats over de plannen maar dat gebeurt lang niet naar ieders tevredenheid. De architecten van Griffioen, landinrichter Van Eerenbeemt en ook de SSHW hebben er moeite mee dat de Droef-vertegenwoordigers alle keuzes in het bouwoverleg  eerst willen terugkoppelen naar de bewoners, waardoor een besluit vaak pas mogelijk is na een dag of tien. Aan de andere kant leidt de manier waarop de SSHW op haar beurt over het ontwerp communiceert tot wantrouwen en ergernis bij de bewoners. Een bewoonster vertelt: “Het was heel duidelijk voor ons dat de SSHW probeerde via het plan haar invloed sterk te vergroten op punten waar ze naar ons idee niks over te zeggen hadden. Ze grepen de nieuwbouw aan om bijvoorbeeld te eisen dat alles op het terrein aan een nieuwe nette sfeer moest voldoen. Dat leidde tot gekke dingen. We kregen bijvoorbeeld  een brief in de bus die zei dat ons kippenhok zou worden gesloopt, omdat het niet voldeed aan de eisen voor de nieuwe inrichting. Maar het is toch ons kippenhok en dus ons eigendom in onze eigen tuin?”

De bewoners maken er een sterk punt  van en na stevige discussie met de SSHW blijven veel kippenhokken alsnog staan. Op andere punten vinden de bewoners de invloed van de SSHW wel nuttig. Een bewoner die liever anoniem blijft merkte op: “Er zaten in op Droef op het eind nog heel wat ‘ouwe lullen’ die niet meer studeerden en er echt al te lang zaten. Dat de SSHW er hard op inzette dat die mensen niet terug kwamen, heeft de boel flink opgefrist en is de sfeer in het nieuwe Droef sterk ten goede gekomen.”

Er wordt  gekozen voor nieuwe ‘stenen barakken’ met een zadeldak met in elke barak een grote centrale keukens  Als de bouw van het nieuwe Droef na 2 maart 1999 eindelijk start weet de bouwcommissie nog net kozijnen te onderscheppen die tegen de afspraken toch in tropisch hardhout worden geleverd.

Het nieuwe Droef

In april 2000 wordt het nieuwe Droef geopend. De Wageningen Universiteit, SSHW, de gemeente en zeker ook de bewoners keken terug op een lange en soms felle strijd, maar met een voor alle partijen gunstige uitkomst. Voormalig PUDOC-kraker en journalist Arno Boon mag er van de SSHW zelfs een boekje over schrijven waarbij hij de oud-Droef-burgemeesters uitgebreid interviewde.

Een deel van de oude bewoners keert terug naar hun nieuwe thuis, dat ook in zijn stenen uitvoering de geuzennaam ‘barak’ zal behouden. Ook de dieren komen terug op Droef. De jaarlijkse telling van huisdieren op de website van het complex telt in 2006 alweer 74 kippen, 41 katten, 6 konijnen en één hangbuikzwijn, naast vele exotische in aquaria gehouden geleedpotigen. In 2016 is het aantal kippen alweer verdubbeld. Opvallende afwezige in het rijtje terugkerende huisdieren zijn de geiten, maar ook de geitenwollen sok siert het Droevendaalse straatbeeld wat minder dan in de dagen van weleer. Tijden veranderen.

Door de wijzigingen in visie bij de WUR zal in de jaren na de opening vrijwel de gehele universiteit zich verplaatsen van o.a. de  en de Costerweg naar een nieuwe campus aan de Droevendaalsesteeg. In plaats van een afgelegen locatie ver van het centrum, verandert Droevendaal hierdoor in een hippe groene oase in het hart van de universiteit met een groot aantal internationale bewoners. Ook nieuw is dat de bewoners het coöptatierecht hebben verkregen: ze mogen zelf hun nieuwe bewoners kiezen als iemand vertrekt. Het traditionele Droef-feest wordt ook in het nieuwe Droef gevierd zoals vanouds, al vraagt de organisatie tegenwoordig wel netjes een evenementenvergunning aan bij de gemeente. Wie anno 2016 op het spektakel rondloopt op Droevendaal, herkent tussen alle jonge studenten nog steeds heel wat ouwe koppen van mensen die nog even terug zijn gekomen om te kijken wat er na alle strijd in de jaren 90 van hun Droef is geworden.

Bronnen

Boon, A., 2000. In gebonden Anarchie. Droevendaal 1977-2000. Van Strijdpunt tot Speerpunt. Stichting Sociale Huisvesting Wageningen

Enkel bewoners (op verzoek anoniem geciteerd)

www.droevendaal.nl

www.wikipedia.nl

Youtube en Filmpjes.nl

Noten

[1] De provincie verklaart deze regeling echter ongeldig, waardoor de gemeente gedwongen is in 1995 de bestemming van het terrein toch van ‘proefvelden’ naar ‘bewoning’ om te zetten. Dit is natuurlijk gunstig voor Droef.

Datum tekst: oktober 2016.