De Homogroep Wageningen was een vereniging voor homofiele, lesbische bi- en transseksuele Wageningers. De eerste aanzet werd gegeven eind jaren 60. Pas in de jaren 80 wordt de Homogroep formeel een vereniging en vindt een vaste standplaats in de Wilde Wereld in de Burgtstraat. In 2010 veranderde de Homogroep na bijna 30 jaar haar naam in SHOUT Wageningen.
De geschiedenis van de Homogroep in Wageningen
Volgens de eigen website ligt het allereerste begin van de Homogroep Wageningen in de turbulente jaren 60, als er in de zich ontpoppende cultuur van jeugd en protest ook behoefte ontstaat bij homoseksuele studenten om zich meer uit te spreken en te organiseren. In 1968 wordt daarom de Wageningse Studenten Werkgroep Homoseksualiteit (WSWH) opgericht en bij het gemeentelijk postkantoor een postbus geopend. ‘Postbus 89’ zal decennia lang een begrip zijn voor homoseksueel Wageningen en is tot op de dag vandaag in werking – ware het niet dat tegenwoordig vrijwel niemand nog brieven schrijft.
In 1972 verandert de WSWH haar naam in Wageningse Werkgroep Homoseksualiteit (WWH), vermoedelijk omdat men bedenkt dat er ook onder de niet universitaire bevolking van de stad behoefte is aan een ontmoetingsplek. De WWH organiseert in de jaren 70 ontmoetingsavonden in huiskamers van de leden, of in het Wijkhuis, Jokari, Kafé Troost, Unitas, restaurant Zeezicht of een flatje in Pomona dat gemoedelijk werd omgedoopt te ‘Homona’. Een vaste standplaats is er niet, noch een echte verenigingsstructuur, maar blijkbaar is daar ook gewoon geen behoefte aan.
In 1978 begint de Homogroep met de zogeheten ‘Troika avonden’ in Kafe Troost. Troika staat voor ‘Troost Integratie Kaffee’ en wil hetero’s en homo’s laten integreren. De avonden zijn een groot succes en gaan daar gevoeglijk ook aan ten onder. Er komen zoveel hetero’s op af komen dat er nauwelijks nog sprake is van een homoactiviteit en dat was dan toch weer teveel van het goede. Zoals bij wel meer initiatieven in de kleine studentenstad heeft ook de Homogroep te maken met een sterk fluctuerend en niet al te groot ledenaantal. De frequentie en intensiteit van de activiteiten hangt sterk af van de inzet van de steeds veranderende kerngroep. Er zijn jaren dat de Homogroep niet veel meer is dan alleen de postbus, maar dit was kennelijk voldoende om toch altijd iets van continuïteit te houden.
Jaren 80 tot 2010
De jaren 80 zijn voor de Homogroep een tijd van veranderingen. Na een periode van weinig activiteit komt de landelijke koepel COC – de Nederlandse vereniging tot integratie van homoseksualiteit – polshoogte nemen in Wageningen en organiseert een informatieavond. Dit zorgt voor hernieuwd elan. De Wageningse homoseksuelen en lesbiennes vinden dat er wel eens wat meer mag gebeuren in de stad, maar in een samengaan met het COC hebben ze geen trek. De vrees bestaat dat dit enkel zal leiden tot een dwingende en verlammende verenigingsstructuur en zoiets is begin jaren 80 al bepaald niet populair. Net zo als de krakers en de anarchisten willen ze het liever ‘zelf doen’ en blazen in 1981 de beweging onder de naam ‘Homogroep Wageningen’ nieuw leven in.[1]
Voor de nieuwe Homogroep is nu wel echt een eigen plek nodig en die wordt in 1985 gevonden in het gebouw ‘De Wilde Wereld’, een voormalige school aan de Burgtstraat “waar eens de rooms-katholieke meisjes met devote schreden, onder de hoede van de priorin, van leslokaal naar leslokaal schuifelden, [maar] nu activiteiten plaats [vinden] die tot doel hebben de wereld een beetje op z’n kop te zetten”, zo vermeld de website. De Wilde Wereld was een kollektief dat na het einde van Kraakpand Tien Zilverlingen speciaal voor dit doel bevochten was. Omdat er in de wilde Wereld ook huur betaald moet worden, is het nodig om ook formeel een vereniging met statuten en op te richten. Een voordeel daarvan is de Homogroep nu ook voor haar initiatieven subsidie kan aanvragen bij de gemeente.
Met de groei van Wageningen als studentenstad blijft ook de Homogroep rond de jaren 90 gestaag groeien. In 1988 komt het eerste exemplaar van ‘Roze bericht’ uit, het eigen tijdschrift ban de Vereniging. In 1989 vind het eerste homocafé plaats in de Wilde Wereld, een plek die later ook onder hetero’s bekend wordt als de gezelligste disco in de stad.
Maar het tij blijft in de Homogroep toch altijd een beetje op en neer gaan. In 1997 gaat de aparte Vrouwengroep van de Homogroep bijvoorbeeld ter ziele wegens te weinig belangstelling. In 1998 krijgt de homogroep haar eerste website bij De Digitale Stad en in 2000 krijgt ze subsidie voor een betaalde medewerker.
Na een opleving in de eerste jaren van de 21 eeuw raakt de homogroep even later weer in het slob. De subsidie voor de betaalde kracht komt in 2006 te vervallen. Bovendien ontstaan er buiten de Homogroep om nieuwe, losjes georganiseerde homo-initiatieven. zoals bijvoorbeeld rond de ‘Don’t Tell Mum-feesten’ op Jongerenvereniging Unitas. De nieuwe generatie homo’s, lesbo’s transgenders en bi’s blijkt steeds minder geïnteresseerd in de vroegere ‘problematiek’ van de homo-emancipatie en richt zich liever op de leuke kanten. Je zou kunnen zeggen dat de homo-emanicipatie zich voor deze jongeren een feit is, iets wat andere homo’s en lesbo’s steeds blijven bestrijden.
In 2010 komen de verschillende initiatieven toch weer samen onder de naam ‘SHOUT’, een nieuwe vereniging voor Wageningse homo’s, lesbo’s, biseksuelen en transgenders (HLBT’s). De naam ‘Homogroep’ maakt zo, na dertig jaar plaats voor een nieuw, moderner elan.
Locatie
Noten
[1] Webtekst is tegenstrijdig of de rechtspersoon ‘vereniging’ nu in 1981 of in 1985 wordt opgericht.
Bronnen:
SHOUT Wageningen: www.shoutwageningen.nl – ook enkele foto’s zijn overgenomen van de SHOUT website.
De Wilde Wereld: http://www.theaterdewildewereld.nl/
Resource, 18-6-2009: Homo’s in Wageningen kunnen weer feesten
Op 9 juni 1969 wordt de senaatvergadering in het hoofdgebouw van de Landbouw Hogeschool aan het Salverdaplein verstoord door studenten die strijden voor meer zeggenschap. Bij deze actie gaan de studenten schaamteloos uit de kleren en halen daarmee internationaal het nieuws. De Blote Billen Actie wordt alom gezien als de eerste linkse (studenten)actie in Wageningen en als ijkmoment voor de sociale beweging uit de jaren 70 en 80.
De aanloop tot de Blote Billen Actie
Tijdens het interview vraag ik het de initiatiefnemer Niek Koning (1948), nadrukkelijk: “Was dit echt de eerste linkse actie in Wageningen?” Niek Koning antwoordt bevestigend. Vóór de Blote Billen Actie was de interesse in politiek bij de Wageningse studenten tamelijk minimaal geweest. De studenten leefden in die tijd “[…] in een besloten wereldje [waar] ze zich vermaakten met jolijt, drank, onderlinge hiërarchie en geïnstitutionaliseerde vrouwenminachting”, schreef Ko ter Hofstede daar later over en Niek Koning bevestigd grotendeels dit beeld. Studenten waren in de jaren 60 lid van studenten-gezelligheidsverenigingen – Ceres, KSV, Unitas en SSR – die er vooral waren voor het naschools vermaak. Politiek bewustzijn was na een opleving in de Tweede Wereldoorlog snel weer ingeslapen.
Op de golven van de maatschappelijke veranderingen in Nederland begint eind jaren 60 het tij te keren. In 1963 wordt landelijk de Studenten Vakbeweging (SVB) opgericht, die zich inzet voor de belangen van studenten en voor democratisering van het onderwijs. In Wageningen heeft de SVB een lokale afdeling. Daarnaast is er in Wageningen de WaStRa, voluit de Wageningse Studenten Raad. De WaStRa bestaat uit een gekozen afvaardiging uit de vier studentenverenigingen en dient als klankbord voor het universiteitsbestuur. Nadat de SVB in 1964 succesvol een verdubbeling van het collegegeld weet tegen te houden, verwerft de Wageningse afdeling van de SVB drie van de vijftien zetels in de WaStRa.
Niek Koning in de WaStRa
Ondanks de landelijke successen is Niek Koning weinig positief over de Wageningse SVB wanneer hij zich in 1967 meldt als eerstejaars student niet-Westerse Sociologie: “De afdeling Wageningen bleek op dat moment een halfdood clubje te zijn van een man of vijf. Het waren een beetje alternatieve lieden uit de sfeer van Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. Ze waren ook geen lid van de verenigingen. Ik had me in september als SVB-lid ingeschreven, maar pas in februari hoorde ik voor het eerst iets van ze.”
Zijn kritiek weerhoudt hem er niet van zich in 1968 – een paar maanden na de Parijse studentopstand – als kandidaat op te geven voor de SVB zetel in de WaStRa verkiezingen. In september dat jaar wordt hij gekozen en mag als ‘secretaris onderwijs’ optreden in de WaStRa. “Als secretaris had ik direct overleg over de onderwijsvernieuwing met het bestuur van de Hogeschool op het Salverdaplein. Daarnaast begon ik me te bemoeien met de bestuursstructuur. De SVB leden in de WaStRa waren daarbij een opstandig groepje en vonden dan ook steeds minder aansluiting bij de andere WaStRa leden, die vooral geïnteresseerd waren in sherry drinken met de hoge heren. Zo langzamerhand begon zich een losse verzameling studenten rondom ons te verzamelen met gelijksoortige ideeën.”
Commissie Breedspoor en het ‘Plan Polak’
In het voorjaar van 1969 hangt er verandering in de lucht. Nadat de landelijke SVB de onderwijsvernieuwingen heeft weten tegen te houden, vraagt de minister van onderwijs in januari 1969 in een brief aan alle Hogescholen om zelf aan te geven wat zij belangrijk vinden bij een reorganisatie van het onderwijs en het onderzoek. In Wageningen gaat de commissie Breedspoor aan de slag met de vragen van de minister. Niek Koning neemt, met twee andere studentleden zitting in deze commissie.
Na een aantal succesvolle discussieavonden met studenten en personeel is de commissie Breedspoor het begin 1969 over een aantal zaken eens. Men vindt onder andere dat ook het niet-wetenschappelijke personeel van de Hogeschool en ook de studenten in de nieuwe structuur moeten kunnen meebeslissen over het beleid. Tot dan toe was dat een recht dat enkel voorbehouden was aan professoren en lectoren.
Na 23 mei neemt de spanning in de commissie echter sterk toe. Op die dag komt voorzitter professor Polak met een zelfgeschreven plan om een ‘voorlopige universiteitsraad’ in te stellen. Volgens Polak komt hij daarmee zo goed mogelijk tegemoet aan alle meningen in de commissie Breedspoor. Maar de studenten rond Niek Koning geloven daar helemaal niets van: “Wij vermoedden dat Polak iets had bekokstoofd met de minister. Dat er bij het opstellen van zijn plan enige telefoontjes naar Den Haag waren geweest, zeg maar.” Bovendien vinden de studenten dat het helemaal niet de taak is van de commissie om zelf met voorstellen te komen over de nieuwe (tijdelijke) bestuursstructuur. Dat is iets waar nu juist de studenten en het personeel democratisch over moeten meebeslissen.
Ook stoort het Niek en zijn achterban mateloos dat de Senaatvergaderingen en de commissie vergaderingen niet openbaar zijn. De SVB studenten eisen daarom dat de volgende commissie vergadering van 4 juni wel openbaar is en dat ook de pers wordt uitgenodigd. Als dat verzoek door het bestuur wordt afgewezen, is de maat voor de studenten vol. Ze besluiten met een radicale actie de eerstvolgende Senaatvergadering open te breken.
Uit de kleren
Op 9 juni 1969 wordt de actie voorbereid in het gebouw van Surinaamse studentenvereniging Redi Doti aan de Veerstraat. Niek Koning: “We hadden de hulp ingeroepen van acteur Peter de Baan van het toen bekende ‘Theater Terzijde’. Met hem hebben we een toneelstukje ingestudeerd met de titel ‘Polak’s Lakspel’ en dat een paar keer geoefend.”
Dan, aan het begin van de avond, verzamelen ongeveer twintig studenten zich in de bosjes in het Torqpark achter het hoofdgebouw van de Landbouw Hogeschool. Na het afgesproken teken rennen ze hard naar een achterdeur, waar iemand deze opent met een clandestien verkregen sleutel. “Hoe ik aan de sleutel kwam ga ik je niet vertellen, dat lijkt me niet verstandig…” zegt Niek Koning tijdens het interview, “…maar de conciërges die op het tumult kwamen afgerend, waren er in ieder geval volledig van overtuigd dat het onmogelijk was dat we een sleutel hadden.” De volgende dag verklaren ze dan ook dat de studenten met een geheimzinnig elektromagnetisch apparaat de deur ontsloten hadden: “Er was een flits en de deur was open.” Dat een fotograaf met een flitser foto’s maakt van het hele gebeuren was hen kennelijk in het tumult ontgaan.
De studenten banen zich langs de ontzette conciërges naar de eerste verdieping en de senaatskamer. Daar ziet rector prof. Hellinga de bui al hangen en reageert direct: hij sluit met een hamerslag snel de vergadering en veel hoogleraren maken dat ze weg komen. Op hun pad vinden ze echter de studenten die nu juist door dezelfde deur naar binnen komen. Volgens de Telegraaf van 10 juni 1969 vallen hierbij enige rake klappen, maar Niek Koning kan zich daarvan niets herinneren.
Na de worsteling voeren de studenten hun toneelstuk op voor het geslonken gezelschap. “Op het hoogtepunt van de actie gingen we uit de kleren met op ons blote lijf protestteksten als ‘Lak aan Polak’ en ‘Niets om het lijf’. Zo lieten we zien dat wij het plan maar niks vonden. We waren ook zo slim geweest die fotograaf mee te brengen.” De foto’s van de blote studenten – waaronder ook een studente, in die tijd natuurlijk al helemaal schandalig – verschenen de volgende dagen tot in India in de kranten.
De volgende dag al verklaart rector Hellinga – tot groot genoegen van de actiegroep – dat de senaatvergadering vanaf dat moment openbaar zal zijn. Wel vindt hij dat het juist de actiegroep zelf is geweest die zich schuldig heeft gemaakt aan ondemocratisch handelen. Voor Hellinga is de actie onbegrijpelijk , omdat een voorstel tot het openbaar maken van de senaatvergadering nota bene die avond besproken zou worden. De actiegroep viert ondertussen hun overwinning
In de rest van de Wageningse studentengemeenschap zijn de reacties echter niet onverdeeld positief. De WaStRa distantieert zich al direct, volgens Niek Koning omdat zij het vertrouwen van de senaat niet wilden verliezen. Een dag na de actie ondertekenen 200 studenten een petitie waarin zij aangeven niet achter de SVB te staan, omdat deze “afbreuk doet aan deimage van de student”. Later die maand nog stappen Niek Koning en de andere twee SVB studentleden definitief uit de commissie Breedspoor.
‘De Actiegroep’
In de periode na de Blote Billen Actie verzandt de landelijke SVB in ideologische verdeeldheid en valt uit elkaar. In Wageningen was de binding van de groep rond Niek Koning met de SVB toch al niet meer zo stevig en al snel gaat zij volledig onafhankelijk verder. De groep groeit tot een stuk of veertig studenten en zet een hoofdletter voor haar geuzennaam: vanaf nu zou zij bekend staan als ‘de Actiegroep’.
Die zomer vindt de Actiegroep een vergaderplek in de woning van de sympathiserende hoogleraar sociale psychologie Jan van Leent aan de Selterskampweg in Bennekom. Van hieruit begint ze allerlei initiatieven te ontplooien. Wat opvalt is dat deze initiatieven zich nu niet langer op de interne wereld van de Wageningse Hogeschool richten, maar ook daarbuiten:
De oprichting van Café Troost in 1969, waarbij ook professor Van Leent betrokken zou zijn, noemt Niek Koning als een van de vruchten van de Actiegroep. Het doel van Troost is om een open jongerencafé te zijn, waar de scheiding tussen studenten en andere Wageningers niet langer bestaat. Het café is ook bedoeld als politiek actiecentrum.
Daarnaast ontstaat in het najaar Wereldwinkel ‘de Uitbuyt’ als een uitvloeisel van (leden van) de Actiegroep. Koning en onder andere ook Neeltje Hennevelt (van het huidige Breicafe) nemen zitting in het bestuur.
De Actiegroep, die Koning beschrijft als “aanvankelijk diffuus links georiënteerd, maar bovenal antiautoritair met een nog weinig uitgekristalliseerd wereldbeeld” groeit vanaf 1970 steeds verder en gaat zich ideologisch vormen. “We raakten al snel geïnteresseerd in die zaken die het gezag juist zo vervelend vond. Ik ging bijvoorbeeld ‘Das Kapital’ van Marx van kaft tot kaft uitlezen”, vertelt Niek. Kort daarna zou hij een inleiding tot het Marxisme publiceren bij de Uitbuyt.
De voormalige SVB leden hergroeperen zich in 1971 tot de USU, de Universitaire Socialistische Unie. Ze keren zich daarmee verder af van de WaStRa, die meer op het spoor van de belangenbehartiging van studentebelangen blijft zitten. De leden van de Actiegroep – en de USU, want het begint hier allemaal een beetje door elkaar te lopen – stromen ook steeds meer door in wat later de ‘buitenuniversitaire groepen’ is gaan heten, zoals de Boerengroep, het Imperialisme Kollektief en het 1 Mei koor. De Actiegroep komt als organisatorische eenheid steeds meer op de achtergrond en zal op den duur, zonder formele opheffing, verdwijnen.
De Wageningse Barricaden
Het gaat te ver om te stellen dat al het activisme in de jaren 70 in Wageningen direct zijn bron vindt in de Blote Billen Actie. Er was ten slotte in heel Nederland – en daarbuiten – sprake van grote maatschappelijke veranderingen. Ook zonder de Actiegroep was Wageningen er ongetwijfeld niet aan ontkomen. Wel is de Blote Billen Actie het moment waarop de kentering voor het eerst in Wageningen zo duidelijk in zichtbaar werd, het begin van de Wageningse Barricaden.
Tot slot: hoe kwam Niek Koning nu eigenlijk aan die sleutel van het Hoofdgebouw? “Ach, na zoveel jaar kan ik dat misschien wel vertellen”, geeft hij uiteindelijk toe. “Ik ben op een doordeweekse dag gewoon dat gebouw binnen gelopen en heb in een lege, niet gebruikte kamer een pin van een schuifraam half uitgetrokken. Vervolgens zijn we ‘s nachts met drie mensen via de brandladder naar dat raam geklommen en zijn naar binnen geklauterd. Er was geen bewaking en een alarm bestond toen nog niet. In het conciërgehokje zagen we drie reserve sleutels van de achterdeur. Daar hebben we de achterste van meegenomen. Ze hebben nooit ontdekt dat er eentje weg was, omdat ze van het aantal reservesleutels geen administratie hadden.” Tegenwoordig zouden zoiets een ‘hack’ noemen. Een simpele doch zeer doeltreffend hack …en begin van het Wagenings studentenactivisme.
Waar vond de actie plaats?
Bronnen
Interview met Niek Koning, 28-1-2016.
Oele et al. 1980 ‘Oh Salverdaplein’
Van der Haar, 1993. ‘De Geschiedenis van de Landbouw Hogeschool’
Van Maanen, 2007. Serie ‘Oude Koeien uit de archieven van Wageningen UR’ aflevering ‘Bloot op de Bres voor de democratie.’ Resource #34 – 2007
‘Spuugzat’ was van 1986 tot 1989 een kraakpand aan de Bornsesteeg 79 in Wageningen. De leegstaande boerderij werd gekraakt door een groep die vooral afkomstig was van het PuDoC complex. Het vormde vier jaar lang een anarchistische vrijstaat met levende have, een motorwerkplaats en een fotolaboratorium.
Het begin van Spuugzat
Al vrij snel nadat Leonard den Boer in 1982 naar Wageningen kwam, had hij het in zijn studies Voeding en Sociologie bekeken. De vroege jaren 80 waren een tijd van bruisende activiteiten die voor hem veel interessanter waren om te verkennen dan een studie. Het kraken vierde hoogtij in Wageningen. In 1983 zag Leonard zijn kans schoon en betrok hij een ruimte in het gekraakte voormalige PuDoC complex aan de Marijkeweg.[1] “Er waren twee woongroepen op het PuDoC terrein. Ik kwam eerst terecht in een groep met mensen met een sterke ideologische grondslag die nog wortels had in de jaren 70. Zij lazen de boeken van Habermas en meer van dat soort werk. Al snel verhuisde ik naar de andere groep. Deze leefde vooral voor de vrijheid en was meer anarchistisch, zou je kunnen zeggen. We wilden ons eigen ding doen, meer dan alleen de wereld verbeteren.”
Na iets meer dan twee jaar op het PuDoC terein gewoond te hebben, begint het Leonard en zijn huisgenoten te kriebelen. “We waren toe aan iets nieuws, een nieuw project. Het was voor de krakers toen een pittige tijd met veel verliezen: de Tien Zilverlingen was ontruimd, Wanders en het Delpad waren ontruimd, de kraak van pakhuis America, een boerderijtje aan de Vergersweg en een pand in de Boeslaan waren mislukt. Bij onze groep deed dit de vastberadenheid alleen maar toenemen. Toen we getipt werden over de leegstaande boerderij aan de Bornsesteeg 79 hadden we zoiets van ‘Nou gaan we der in en we blijven der in!’”
Aan de foto’s die wijlen Hans van Rijst maakte van de kraak in de zomer van 1986 is goed te zien dat de kraakgroep met groot materieel uitpakte. Er worden gereedschap, balken en bedspiralen aangesleept om het pand te barricaderen. Eerdere ervaring had geleerd dat barricaderen met bedspiralen de beste manier is om een ontruiming tegen te gaan. Waar al dat materiaal vandaan kwam kan Leonard zich niet herinneren: “Ik denk dat die spiralen uit Arnhem kwamen, maar dat weet ik eigenlijk niet zeker. Ze waren er gewoon. Misschien kwamen ze wel van de Emmaus. Na verloop van tijd gingen ze ook weer weg, naar een andere kraak.”
Dit zegt ook iets over hoe de kraakbeweging in die tijd werkte. Als er een kraak was, kwam er uit alle hoeken en gaten hulp, maar hoe de lijnen precies liepen was lang niet altijd even duidelijk. Het was een soort gemoedelijke chaos, waarin alles via via werd geregeld. Tegelijk hadden de krakers er ook belang bij niet overal open over te zijn. Het kraken zelf was dan wel legaal, maar had ook veel tegenstanders en er gebeurden zaken in een grijs en soms zwart circuit. De krakers hadden daarom liever niet dat het personeel van Politiebureau Rustenburg wist hoe het precies allemaal zat. Ook dat was een reden om de lijnen vaag te houden.
Die eerste dag aan de Bornsesteeg werden niet alle bedspiralen aan de muur getimmerd. Een deel was ook gewoon nodig om op te slapen. Ze werden over grote gaten in de vloeren gelegd, die de eigenaar –vermoedelijk de Landbouw Hogeschool of de Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)- had gemaakt om kraak te voorkomen. Zo brachten de krakers de eerste nacht door direct boven het zand uit de kruipruimte. De volgende dag was het spannend: werd er groot uitgerukt door de politie, of bleef het stil? Uiteindelijk kwamen twee agenten even polshoogte nemen, maar gingen ook snel weer weg om niet meer terug te komen. De kraak was gelukt!
Wonen en leven in Spuugzat
De foto’s van Van Rijst behoren tot de fraaiste die in het project Wageningse Barricaden zijn verzameld. Ze werden ontwikkeld en afgedrukt in de eigen donkere kamer die de vijf bewoners al snel gemaakt hadden. De sfeer van die tijd druipt af van de taferelen van de groepjes krakers die bij gebrek aan meubilair eerst op de grond zitten in de stallen, en later zelfgemaakte pizza eten op bijeen geraapt meubilair met op de achtergrond het antieke behang van de vorige bewoners. Sfeervol is ook de foto van de voorzijde van het kraakpand, waar twee krakers bij het portaal zitten en een naambord is aangebracht op de gevel: “Hier Herverherbouwen BierenCo. Bv Multifunreleks Terapiecollectief Spuugzat”. Leonard: “Die naam was natuurlijk ludiek, een soort anarchistisch afzetten tegen de cultuur waar we zelf uit kwamen en tegen de rest van de samenleving.” Leonard doelt hier op de ideologische en soms dogmatische kraakbeweging waar zij zichzelf geen onderdeel van vonden. Er was daarnaast breed maatschappelijk een tendens dat namen en organisatielogo’s ineens ‘modern’ moesten overkomen in de jaren 80. Een goed voorbeeld is de huisstijl van de Stichting Vrouwenhuis die we in het project Wageningse Barricaden al tegen kwamen en die in 1987 ineens omslaat van een zelfgetekend logootje naar een complexe geometrische figuur. Dat soort ontwikkelingen, daar dreven de bewoners van Spuugzat de spot mee.
In de jaren die volgen wordt Spuugzat een plek van ongebreidelde creatieve ontplooiing. De stal wordt gevuld met nieuwe dieren, waaronder zelfs een paar ezels. Er komt een werkplaats waar wordt gesleuteld aan motorfietsen en oude auto’s en er was de eerder al genoemde donkere kamer gemaakt voor het ontwikkelen van zwartwit foto’s. Geïsoleerd gelegen tussen de groene velden had Spuugzat niet te maken met veel omwonenden. De kassen van DLO vormden de enige direct aangrenzende buren. Na een periode van gewenning was de relatie met het personeel daarvan overwegend goed. Af en toe schoten de krakers de kassen zelfs te hulp. Leonard: “Er is een avontuur dat ik me nog goed herinner. Er was een enorme storm. Op die kassen lagen golfplaten die losraakten en als projectielen met grote snelheid wegvlogen. Levensgevaarlijk, ze gingen een halve kilometer verder zelfs de Mansholtlaan nog over. We zijn toen aan de rand van de kas gaan staan en elke keer als er een plaat dreigde los te laten pakten we hem snel op en zetten hem vast in de struiken. Het werd al snel een soort spel met wind en bepaald geen ongevaarlijk spel!”
Zelfredzaamheid
Begin jaren 80 was een periode van landelijke recessie. De cultuur waarin het kraken in die tijd plaatsvond was er een van weinig perspectief op carrière en een overheid waar je niet op hoefde te rekenen, vonden velen. Er ontstond bij de krakers een zelfredzaamheid, waarbij geen meer rekening werd gehouden met ‘hoe het hoort’ of de belangen van de gemeente of ‘rijke bedrijven’. Veel krakers, waaronder ook enkele op Spuugzat, hadden een bijstandsuitkering en gaven daarom een ander woonadres op dan de plek waar zij werkelijk woonden. Als de gemeente er achterkwam dat je kraakte – en dus geen huur betaalde- werd je namelijk direct gekort op je uitkering.
Als er echt geen geld was, zat er soms niks anders op dan ‘proletarisch’ te gaan winkelen. Daarover heeft Leonard een opmerkelijk verhaal: “Op een dag kwam er iemand in Wageningen langs met een doos drukwerk. Die doos zat vol met V&D cadeaubonnen. Waar ze vandaan kwamen wist niemand. We zijn toen eerst naar de Emmaus gegaan om nette kleren te kopen, zodat we niet zouden opvallen. Daarna zijn we vroeg met een busje op pad gegaan. We waren wel zo slim niet een V&D om de hoek te kiezen en kwamen uit in Den Haag. Het plan was om om beurten de winkel door te gaan, spullen te pakken, af te rekenen met de bonnen en dan snel naar de bus. De eerste ronde ging goed, maar toen zagen we hoe iemand anders – van een andere groep – door een bewaker werd weggeleid. Het spel was uit. Wij stapten daarom rustig uit de rij bij de kassa, legden de spullen terug in de schappen en liepen de winkel uit. Achteraf hoorden we dat de V&D rond 12 uur door had dat er op grote schaal iets aan hand was en alle winkels in het land waarschuwde voor het inwisselen van cadeaubonnen. “Waar die bonnen vandaan kwamen zou ik werkelijk niet meer weten en als ik het wel wist zou ik het natuurlijk ook niet zeggen. Het was een landelijke actie, het was ergens bedacht en gecoördineerd. In de kraakwereld deden velen mee. Eigenlijk was het een ludieke actie tegen het grootkapitaal (haha). De boorkolom is nog jaren goed van pas gekomen. Achteraf denk ik dat je erg moet uitkijken met dit soort acties die ook een persoonlijk gewin hebben.”
Doordat de kraakbeweging het niet zo nauw nam met de regels kregen ze het regelmatig aan de stok met de autoriteiten. Ook voor de politie in Wageningen waren de krakers een groep waar ze lastig controle over kregen, wat ongetwijfeld aanleiding zal zijn geweest voor de nodige frustraties. Zeker tegen de achtergrond dat in steden als Amsterdam en Nijmegen de kraakbeweging sterk geradicaliseerd was en op ware voet van oorlog stond met de overheid. In Wageningen was de sfeer veel rustiger en beter, maar soms liep de spanning toch op, of zelfs uit de hand. Leonard: “Daar heb ik wel voorbeelden van. Een keer was ik met een vriend posters aan het plakken in de binnenstad. Achter theater de Junushoff liepen we een agent tegen het lijf liepen. Die man schrok zo dat hij direct zijn pistool trok en ons dwong te gaan liggen. Zwaar overtrokken natuurlijk.”
De afloop
De krakers in Spuugzat waren dan wel antiautoritair, ze hadden het als je Leonard nu hoort, goed voor met de wereld die ze vooral zelf wilden inrichten. Dat zal ook de reden zijn dat Spuugzat in relatieve rust vier jaar kon blijven bestaan. Ze zaten tussen de akkers eigenlijk niemand in de weg.
Ook het einde van Spuugzat verloopt zonder heftige ontruiming. Tegen 1989 besluit de eigenaar van het pand het te verkopen. De krakers hebben even de illusie dat ze kans maken het over te nemen. Terugkijkend noemt Leonard dit naïef: “We hadden ons bij een makelaar laten adviseren over de prijs die we moesten bieden, maar het lijkt er op dat we daarbij gewoon niet scherp zijn geweest over hoe die wereld werkt. We werden geadviseerd niet boven een zeker bedrag te gaan, terwijl we eigenlijk bereid waren nog wat meer te bieden. Vervolgens verkreeg via een contact van een andere makelaar iemand het pand door net boven onze prijs te gaan zitten. Dat was voor ons een erg pijnlijk verlies. Maar ja, zo gaat dat in die wereld, we hadden alerter moeten zijn.”
Maar ook zonder de verkoop was Spuugzat in ander vaarwater gekomen. Een aantal van de bewoners was ondertussen al uit Wageningen vertrokken. Uiteindelijk zijn alle krakers in 1989 gewoon vertrokken. Ook Leonard pakte zijn boeltje en reisde met een aantal vrienden met oude auto’s door de Sahara naar West-Afrika, het avontuur tegemoet. Spuugzat bleef leeg achter, kreeg nieuwe bewoners en bleef zo behouden tot de dag van vandaag. Zonder de krakers was het gebouw waarschijnlijk al lang geleden gesloopt.
Dit is een tekst geschreven voor het project Wageningse Barricaden, door Jobbe Wijnen
Bronnen
Interview met Leonard den Boer, maart 2016
Foto’s van Hans van Rijst †
Noten
[1] Het Publicatie en Documentatie Centrum van de Landbouw Hogeschool dat gehuisvest was in deze barakken was verhuisd naar het Jan Kopshuis aan de Generaal Foulkesweg.
Emmaus Regenboog is een winkel in tweedehands spullen op idealistische gronden. Begonnen onder de naam ‘Regenboog Kollektief’ in 1980, sloten ze zich in 1982, na een mislukte kraak in het Taski-pand in Bennekom en een kort verblijf in het Delpad aan bij Emmaus Nederland. Onder de nieuwe naam Stichting Emmaus-Regenboog vestigden ze zich in de voormalige kleuterschool ‘de Draaitol’ aan de Heerenstraat 9, waar zij nog altijd zitten. In de volksmond wordt de winkel ook wel afgekort tot Emmaus, of de Emmaus. De opbrengst wordt gebruikt om minderbedeelden in Wageningen, in Nederland en elders in de wereld te steunen.
Hoe Emmaus vorm kreeg…
Volgens de oprichters van het ‘Regenboog Kollektief’ begint het in 1980 allemaal met bruisende wilde dromen die als vanzelf ontstonden tijdens saai lopendebandwerk bij drukkerij Vada. Hans Verstappen, Fred Huneker en Jan Vogelenzang willen iets anders en hebben grootse plannen. Ze kondigen dit in de Veluwepost van 18 december 1980 breedsprakig aan als de oprichting van ‘3 kollektieven die zich verzetten tegen marginalisatieprocessen, steun bieden aan actiegroepen, kort-verband vrijwilligers uitzenden en zich inzetten voor de oprichting van een documentatiecentrum en zelfstandig exploitabel woon- werk- en verkoopcentrum’. Niet vreemd dat de journalist dit ideologisch verbaal geweld met enige ironie tot een artikel verwerkt met als kop ‘Grootse plannen van onbekend trio’. Maar het driemanschap meent het bloedserieus en heeft ook wel een idee hoe het moet werken. Uit eigen ervaring weten ze dat er wekelijks langs de weg bij het grofvuil, dat door de gemeente volgens een vast schema wordt opgehaald, vaak nog veel goede spullen te vinden zijn. Die spullen willen ze ophalen en vervolgens verkopen en de opbrengst gebruiken voor allerlei sociale projecten. Het enige wat ze nog nodig hebben is een pand van de gemeente, net zoals het Vrouwenhuis en Eethuis Jokari. Begin 1981 lijkt het er echter niet op dat de gemeente of andere eigenaren over de brug komen. Ondertussen staat het ‘Taski-pand’ aan de Halderweg in Bennekom al tijden leeg. Ook deze eigenaar is niet te vermurwen. Hij kiest bewust voor leegstand en verpaupering, liever dan een huurovereenkomst. Dit tot afschuw/afkeer van het Kollektief . Op 24 januari 1981 kraken ze daarom het Taski-pand. De eigenaar was hierop verdacht en liet hen er dezelfde dag nog door de politie uit slepen.
Het Kollektief gaat echter niet bij de pakken neer zitten. Niet lang na de mislukte kraakpoging lukt het toch een start te maken in Wageningen en wel in een al gekraakt pand aan het Delpad. Na de plaatsing van een houtkachel en de illegale aftap van 500 W stroom van het publieke lichtnet houden zij er op 14 maart 1981 de eerste verkoop van tweedehands spullen. Tot hun eigen verrassing behalen ze een spectaculaire omzet van 900 gulden.
Ondanks dit eerste grote succes zou het jaar 1981 chaotisch verlopen. Het driemanschap van de oprichters raakt onderling verdeeld over de aanpak en valt uit elkaar. Er komen nieuwe mensen voor in de plaats, maar soms vetrekken die ook weer snel. Verder blijkt de ruimte in het Delpad veel te klein en te donker voor een winkel en is het niet duidelijk hoe lang ze er kunnen blijven. Tenslotte wordt de hoge omzet van de eerste marktdag lange tijd niet meer gehaald, waardoor de inkomsten voor het Kollektief gering zijn.
Gelukkig komt er een doorbraak uit deze impasse. De vernieuwde kerngroep – waaronder Joris Visschers (1957) – neemt in oktober 1981 een stap die goud waard blijkt. Door de grote ideologische overeenkomsten met de organisatie Emmaus Nederland, besluit het Regenboog-Kollektief zich hierbij aan te sluiten. “Dit had belangrijke voordelen,” vertelt Visschers in 2016. “We konden nu bijvoorbeeld in dienst komen bij onze eigen ‘Stichting Emmaus-Regenboog’. Bovendien kreeg het kollektief nu hetzelfde aanzien als de landelijke Emmaus koepel, die al sinds 1956 in Nederland bestond en erg gerespecteerd wordt in katholieke kringen.”
Hierdoor openbaren zich nieuwe mogelijkheden. Het katholieke kerkbestuur is eigenaar van de voormalige katholieke kleuterschool ‘De Draaitol’ aan de Heerenstraat 9 en weet niet goed wat te doen met het gebouw. Aan de nieuwe Stichting Emmaus –Regenboog willen ze het echter wel in erfpacht geven. In juli 1982 kon Emmaus-Regenboog het pand betrekken waar zij tot op de dag van vandaag zitten. En als het kerkbestuur in 1986 fondsen zoekt voor de vernieuwing van het dak van de Johannes de Doperkerk, kan Emmaus-Regenboog het pand van het kerkbestuur kopen.
Een winkel in ‘afval’
In de eerste jaren van haar bestaan komt Emmaus-Regenboog op verschillende manieren aan haar verkoopwaren. De belangrijkste was het zelf verzamelen. Joris Visschers vertelt hoe dat in zijn werk ging: “We hadden twee bakfietsen en elke wijk was eens in de twee maanden aan de beurt om grofvuil aan de weg te zetten. Vroeg in de ochtend fietsten we dan door die wijk om bruikbare spullen in te laden. We gingen daarbij het liefst met liefst met zijn tweeën op pad, want we waren niet de enige hoor. Er waren wel meer ochtendsterren actief, die voor eigen gewin aan het verzamelen waren. Met zijn tweeën fietsen was wel nodig, want de sfeer kon af en toe nogal competitief zijn en die ochtendsterren waren niet allemaal even vriendelijk.
Naast het grofvuil langs de weg haalt Emmaus gaandeweg ook steeds vaker op afspraak spullen op bij mensen thuis. Tussen 1982 en 1986 huurde Emmaus daarvoor een bestelwagen of een trekker. In 1986 kopen ze hun eerste eigen auto. De overvol geladen aanhangwagen na een ‘ophaaldag’ was lange tijd een bekend gezicht in Wageningen. Daarnaast moet Emmaus het ook steeds meer hebben van spullen die mensen zelf komen brengen en dat doen ze gelukkig in grote getalen. Ook de vaste container bij het afvalbrengstation in de Nude staat tegenwoordig meestal boordevol met spullen.
Emmaus als woon- werkgemeenschap
Emmaus-Regenboog probeert vanaf 1982 te functioneren als een ‘woon-werkgemeenschap’, in die tijd een bekend begrip. Niet alleen samen werken, maar ook samen wonen, dat is de kern. Boven de Emmaus winkel woont daarom al snel een groep mensen, die het prettig vinden om zo dicht bij de winkel te leven. “[Dit] geeft een one big family gevoel,” schrijft bewoonster Elly Dijkhuizen daarover in 1991 in het boekwerkje te ere van tien jaar Emmaus. Toch was het zeker niet alleen maar ‘leuk’, want voor de bewoners boven de Emmaus winkel hield het werk nooit op. “Telefoontjes, mensen die spullen brengen, dat gaat soms door tot 11 uur ’s avonds”, schrijft Elly, “…en soms zijn mensen beledigd als we op dat tijdstip een bankstel weigeren. Je hebt van die momenten dat je niemand wilt zien, maar dan weten ze je zelfs in je kamer nog te vinden. Iedere deurbel of telefoon gaat dan door merg en been.”
Lange tijd had Emmaus ook de mogelijkheid om logees te ontvangen, vaak mensen met problemen die even een plek nodig hebben. Zo waren er mensen die in het weekend een crisis hadden thuis en er dan achter kwamen dat de professionele hulpverlening in het weekend niet werkte. Die stonden dan ineens met een koffer op de stoep bij Emmaus en konden er ook terecht. Die noodopvang werkte eigenlijk heel goed. Slechts af en toe werd het gegeven vertrouwen beschaamd. In het boekje van het tienjarig bestaan wordt beschreven hoe een zekere Bertus een tijdje bij Emmaus woonde en een prachtige hulp was voor de organisatie. Op een nacht nam een zaag uit de winkel, zaagde een stuk uit de deur van de administratie en nam het giroboekje mee. Het was een van de – weinige – keren dat Emmaus zich gedwongen zag aangifte te doen tegen een van haar eigen mensen. Toch is het oordeel over zo iemand altijd mild binnen Emmaus, want de verteller uit het boekje haast zich erbij te zeggen dat mensen als Bertus veel klappen hebben gehad in het leven en dat dit altijd een rol speelt.
De Emmaus nu
Inmiddels is de structuur van Emmaus veranderd. Het is geen woon-werkgemeenschap meer, want de woongroep is niet meer verbonden aan de winkel. De werkgemeenschap is anno 2016 nog wel een diverse groep. Visschers: “Er werken hier mensen uit ideële overtuiging, die er bewust voor kiezen om dit werk te doen. Anderen mensen vinden het lastig is om elders werk te vinden, maar kunnen hier wel uit de voeten. De visie van Emmaus is dat we werken met afgedankte spullen, die opnieuw waarde krijgen door ze te verkopen. Op dezelfde manier kunnen mensen die dat nodig hebben nieuwe eigenwaarde ontwikkelen door hier te werken. Sommigen werken vrijwillig en een aantal is in dienst en ontvangt een salaris.” Het verschil tussen deze betaalde en onbetaalde krachten is in de dagelijkse gangs van zaken bewust nauwelijks merkbaar, want Emmaus is wars van klasse- of waardeverschillen: zowel de betaalde als vrijwillige krachten zijn broodnodig voor het voortbestaan van Emmaus.
“Elke vrijdag komen de medewerkers bij elkaar in de koffiekamer om de werkzaamheden voor de komende week door te nemen. Iedereen is welkom, maar in de praktijk zijn het toch vooral de betaalde krachten die dan komen”, vertelt Visschers. “We hebben iemand die de vergadering leidt en soms komen de bestuurders van de stichting kijken. We proberen de organisatie zo plat mogelijk te houden. We heten dan wel ‘Emmaus’ en dat klinkt heel katholiek, maar in ons handvest staat heel duidelijk dat we ons werk doen los van elke politieke of religieuze stroming. ” Ook de besluitvorming is zeer democratisch: in principe kan er alleen een besluit genomen worden als er niemand bezwaar heeft.
De andere activiteiten van Emmaus
Naast voor de ophaaldagen voor het verzamelen van spullen bij mensen thuis en het onderhoud aan het pand zijn er op Emmaus ook altijd mensen nodig in de administratie. Ook heeft Emmaus sinds jaar en dag een reparatiewerkplaats waar binnengekomen spullen worden gecontroleerd en gerepareerd. Elk jaar in september organiseert Emmaus een jaarmarkt waar de mooiste spullen worden aangeboden. Voor elke jaarmarkt wordt er een jaarmarktposter gemaakt , wat geregeld tot hele fraaie ontwerpen leidt, zoals die van sumi ’ kunstenaar Titus de Jong. De winst van de verkoop keert Emmaus uit aan organisaties die zich direct inzetten voor minderbedeelden, of tegen onderdrukking.
Emmaus Regenboog is als organisatie nauwelijks weg te denken uit het Wageningse. De journalist die in 1980 nog met een dikke knipoog verslag deed over de grootse plannen van een onbekend trio, heeft in zijn ironie ongelijk gekregen. Na 36 jaar bestaat Emmaus nog altijd en niets wijst er op dat dit snel gaat veranderen.
Het Vrouwenhuis was van 1980 tot 1991 een ontmoetings- en actiecentrum van de Wageningse Vrouwenbeweging en werd gerund door de Stichting Vrouwenhuis. Het was het trefpunt voor een groot aantal Wageningse vrouwengroepen die zich richtten op feminisme en emancipatie.
De eerste acht jaar bevond het Vrouwenhuis zich op de eerste verdieping op Bowlespark nummer 26a.Het Vrouwenhuis verhuisde in 1988 naar Churchilweg 39, waarna het pand Bowlespark werd gesloopt. 1991 werd het Vrouwenhuis gesloten en de Stichting Vrouwenhuis opgeheven.
De tweede Feministische Golf spoelt aan
Eind jaren 70 ‘spoelt de Tweede Feministische Golf aan op de Wageningse Rijnoevers’. Vrouwen gaan zich steeds meer positioneren ten opzichte van mannen. Ze willen zich onafhankelijk organiseren, los van alle bestaande, door mannen gedomineerde instituties. Barbara van Koppen (1955) studeerde op dat moment Voedingswetenschappen aan de Landbouw Hogeschool en herinnert zich die tijd nog goed: “Er kwamen in die tijd steeds meer vrouwengroepen. Ook vóór mijn tijd was er al de Boerinnengroep (1977) en de groep Vrouwen en Derde Wereld (1978), maar voor mijzelf begon het met de Kontramienen. Dat was een koor speciaal voor vrouwen, opgericht als feministische tegenhanger van het 1 Mei koor. Ik had zelf toen nog het idee dat feminisme niets voor mij was, maar het vrouwenkoor leek me wel wat. Mijn vriendin en huisgenoot nu, Barbera Oranje, had de naam Kontramienen bedacht. Vanuit het koor raakte ik ook breder betrokken bij de vrouwenstrijd en natuurlijk ook bij het Vrouwencafé”
Van het Vrouwenkafé naar een nieuwe plek
Het Vrouwenkafé was een ontmoetingsavond speciaal voor vrouwen. Het werd eind jaren 70 elke maandagavond gehouden in de Jongerensoos aan de Churchilweg (tegenwoordig ’t Oude Bijenhuis). Op een gegeven moment blijkt deze plek steeds minder geschikt. De relatie met de soos is matig, want deze ziet de vrouwen liever vertrekken. Dat de bezoeksters van het Vrouwenkafé geen lid zijn van de Soos is hen al jaren een doorn in het oog. Maar ook de vrouwen hebben het wel gezien. Barbara: “We hadden veel kritiek op het linkse mannenbolwerk dat Wageningen toen was. We wilden als vrouwen daarom een eigen plek. Toen zijn we gaan zoeken.”
Zeven vrouwengroepen, op dat moment voor een groot deel nog verbonden aan het gemeentelijk vormingswerk in ‘De Wereld’, slaan de handen ineen en gaan zoeken naar een plek voor “het ontplooien van activiteiten van feministische, ontspannende en ontwikkelende aard”. Lies de Neef van de Stichting Plaatselijk Vormings- en Ontwikkelingswerk ‘de Wereld’ coördineert de zoektocht. Op 23 mei 1978 wordt een onafhankelijke Stichting Vrouwenhuis opgericht door Tetje Havinga en Inez Verrips, ondersteund door een grote groep van actieve vrouwen. In de eerste stukken aan de gemeente spreekt de vrouwengroep zelfs over een geschat aantal leden van meer dan vierhonderd.
Het vrouwenhuis ontstaat
Na twee jaar lobbyen bij de gemeente voor een gesubsidieerde plek komt er eindelijk schot in de zaak. Het Rooms Katholieke Jeugd Belang (RKJB) wil weg uit Bowlespark 26a, omdat de locatie volgens hen te vervallen is. Er zijn problemen met vocht en het riool en het pand maakt een verpauperde indruk. Als eigenaar wil het RKJB het pand bij de gemeente ruilen voor een ander pand waarna de vrouwen er zouden in kunnen. Voor de vrouwen is de ruïneuze status geen probleem, zij willen die plek best, al is het maar tijdelijk en opknappen kunnen ze zelf wel.
In januari 1980 krijgt het Vrouwenhuis werkelijk vorm als de RKJB Jongeren inderdaad verhuizen naar ‘het Wijkhuis’. De vrouwen nemen hun intrek op de eerste verdieping van Bowlespark in de bovenverdieping die bestond uit een grote zaal, drie kleine kamertjes en een keukentje. Ze moeten het pand delen met het Werklozen Project (begane grond) en de vereniging ‘Semper Avanti’ en zelf een verdeelsleutel bedenken voor de kosten van gas, water en licht. Er zijn na intrekken wel wat zorgen over de aansluiting op de nutsvoorzieningen en over het aanleggen van installaties: “We hebben ons bijvoorbeeld afgevraagd of we wel een mannelijke loodgieter wilde binnenlaten”, vertelt Barbera Oranje. Een andere zorg is dat de Vereniging Oud Wageningen het plan heeft om in het Bowlespark alle stadsmuren te gaan opgraven. In september ontstaat er ook wat gedoe met de ‘Vereniging Eigen Onderkomen’, de bewonersvereniging van het naastgelegen SSR-studentenhuis. Deze had net bedacht had om in het braakliggende stukje grond achter het Vrouwenhuis een groentetuin te beginnen. Het vrouwenbestuur reageert hierop met een lange brief aan de vereniging met de strekking dat deze maar elders een eigen onderkomen voor de tuin moet gaan zoeken.
Het pand aan het Bowlespark was nu eigendom van de gemeente en deze bemoeit zich als belangrijkste subsidient vanaf het eerste moment met de gang van zaken. Zo schrijft de gemeente al in november 79 dat ze er op rekende dat ook andere vrouwengroepen in het Vrouwenhuis terecht kunnen, waaronder bijvoorbeeld de vrouwengroep van de politieke partij VVD. Anno 2016 lijkt dat een vrouwengroep van een totaal ander politieke signatuur dan de meerderheid van de vrouwen in het Vrouwenhuis – gaat dat wel samen? Uit de notulen blijkt dat de VVD vrouwen daarna inderdaad betrokken raken bij het Vrouwenhuis, maar in de jaren 80 ook snel weer verdwijnen uit de overzichten van Wageningse Vrouwenorganisaties.
Met vallen en opstaan
Eind 1980 is het ineens crisis. Een paar vrouwen gaan het gesprek aan met de gemeente om het matige functioneren van het Vrouwenhuis te bespreken. Nog geen jaar na opening zitten de belangrijkste vrijwilligers namelijk tegen een burnout aan van de werkdruk. De reden daarvan wordt niet vermeld. De gemeente dringt in dat overleg aan op een bezinningsperiode om de problemen aan te pakken. Het wordt een soort ‘heisessie’ in de Pietersberg in Oosterbeek, een werkweekend van twee dagen waarin de vrouwen de ‘organisatoriese problemen onderzoeken en irritaties uitspreken’. Het uitgebreide verslag in het gemeentearchief vertelt dat de vrouwen daarna het roer zullen omgooien om de werkdruk beter te verdelen. De gemeente zou in de tien jaar die volgen steeds kritisch blijven kijken naar de plaats en functie van het Vrouwenhuis, wat zij direct lijkt te verbinden aan het al dan niet voortzetten van de subsidie. Het college van Burgemeester en Wethouders toetst bijvoorbeeld in 1989 nadrukkelijk of de doelen van de stichting om ook Wageningse huisvrouwen te bereiken wel realistisch zijn.
Activiteiten in het Vrouwenhuis
Het Vrouwenhuis wordt al snel de centrale plek voor alle vrouwenactiviteiten in Wageningen. Uiteraard wordt het Vrouwencafé op de maandagavond vanaf nu hier gehouden. Daarnaast zijn er vaste bijeenkomsten op de maandag- en woensdagochtend. Een eetgroep kookt twee keer per maand samen in het Vrouwenhuis en het is de plek waar allerlei cursussen voor vrouwen worden gegeven. In 1982 zijn dat de cursussen Esalen-massage, spreken in het openbaar, tekenen, timmeren en klussen, politieke scholing, Tai Chi, elementair toneel, kreatief spel, vrouwenliteratuur en schrijven. 1985 zijn dat de cursussen, yoga voor oudere vrouwen, plantaardig verven, stof bedrukken, toneel, autotechniek, tekenen en wederom schilderen en creatief schrijven. Ook worden er geregeld thema-avonden georganiseerd rond thema’s als ‘Vrouwelijke politieke gevangene in Chili’, ‘Ekonomische Zelfstandigheid’ , ‘Borstvoeding’, ’Verkrachting’ of ’Herstel van Borstkanker’. De ruimte wordt ook uitgeleend aan andere vrouwengroepen zoals bij de Lebi avonden voor lesbische en biseksuele vrouwen, theater- & cabaretgroepen en natuurlijk de literaire avonden georganiseerd door Vrouwenboekhandel Shikasta. Groepen die verder opduiken in de notulen van het Vrouwenhuis zijn de FORT-groepen (Feminisitische Oefengroep Radicale Therapie) en de VIDO-groepen (Vrouwen In De Overgang). Een tijdgetuige die liever anoniem blijft, meldt in 2016 nog dat deze veelheid aan vrouwencursussen een van de grote voordelen van het Vrouwenhuis was: “Als ik ineens wilde weten hoe een motor werkt, kon ik me gewoon aanmelden voor een cursus en aan de slag. Dat moet je nu eens proberen. ”
Wisselende interesse
Het Vrouwenhuis moet jaarlijks aan de gemeente verantwoorden of het gebouw wel voldoende wordt gebruikt, omdat de gemeente subsidie geeft voor de huurkosten. Mede hierdoor is er de druk om de ruimte zo vaak als mogelijk open te stellen. De interesse voor die open ochtenden is echter lang niet altijd even groot. Anneke Rot (1952) bevrouwde vanaf 1982 geregeld de maandagochtend en kon zich daar dan wel eens aan storen. Ze was dan uren bezig om de rommel van anderen op te ruimen terwijl er geen enkele bezoekster binnenkwam. Als ze dan ook nog een pak melk in de koelkast vond dat twee maanden over datum was en het door wolken van fruitvliegjes door het gootsteenputje wegspoelde, werd zo’n dag de aanleiding om het nut van die ochtenden en de gezamelijke verantwoordelijkheid voor het pand maar weer eens aan de orde te stellen in de kerngroep en de maandelijkse Open Huis Vergadering (OHV). Gelukkig zijn er ook dagen – en vooral avonden – dat het in het vrouwenhuis tjokvol en gezellig is.
Crèche
Hoewel er niet zoveel over wordt gezegd door de tijdgetuigen of in de notulen staat, was een belangrijke en vooruitstrevende functie van het Vrouwenhuis ook die van crèche voor peuters en kleuters op de woensdagochtend. We kunnen het ons nu nauwelijks voorstellen, maar rond 1980 waren er nog nauwelijks van dit soort voorzieningen. Vrouwen werden nog alom geacht maar thuis te blijven voor de kinderen terwijl de mannen werkten. En gescheiden vrouwen moesten het zelf maar uitzoeken. Tegen dit soort ongeëmancipeerd denken komen de vrouwen in opstand en verzorgen daarom een crèche om jonge moeders op enkele momenten in de week even de handen vrij te geven.
Aktiecentrum
Een andere belangrijk rol van het Vrouwenhuis is die van Aktiecentrum, vooral in de aanloop naar de jaarlijkse Internationale Vrouwendag op 8 maart. De Vrouwenaktiegroep organiseerde op deze dag elk jaar een protestmanifestatie en alle geïnterviewde vrouwen hebben daar warme herinneringen aan. Pien van Dael (1954) vertelde dat voor de dag jaren lang de bakfiets uit haar kraakpand Heerenstraat 3 gebruikt werd. Op foto’s van Pien uit 1979 of 80, maar ook van Anneke uit 1983 is inderdaad te zien hoe die bakfiets met daarin Barbara en Anneke met accordeons en daarachter honderden vrouwen met spandoeken een tocht door de stad maakt om bij het gemeentehuis een manifest met vrouweneisen voor dat jaar aan te bieden. Onderweg wordt het straatnaambordje ‘Bevrijdingsstraat’ vervangen door het bordje ‘Vrouwenbevrijdingsstraat’.
Naast de 8 maart manifestatie organiseert de Vrouwenaktiegroep ook de (jaarlijkse?) Heksennacht, een fakkeltocht langs plaatsen waar vrouwen zich ’s nachts in het donker niet veilig voelden. Vanuit de vrouwenactiegroep wordt er ook ondersteuning geboden bij (landelijke)acties van heel andere aard, zoals het Vrouwenvredeskamp bij Soesterberg in 1982, de acties tegen de atoomwapens bij Vliegbasis Volkel in 1984, of de acties bij kerncentrale Dodewaard.
Het einde van het Bowlespark
Midden jaren 80 is het vrouwenwerk in Wageningen booming. Alleen al de lijst met in Wageningen actieve vrouwenbelangengroepen die het Vrouwenhuis in 1985 publiceert is indrukwekkend (#Zie inzet). Een aantal groepen die in de jaren 70 nog aan de basis stonden van het vrouwenhuis zijn kennelijk wel alweer opgeheven, zoals de Kontramienen en de groep Vrouwen en Derde Wereld.
Ondanks de lange lijst vrouwengroepen in Wageningen heeft het Vrouwenhuis zelf haar hele bestaan te kampen met bezettings- of continuïteiten problemen. Hoewel sommige activiteiten vele tientallen vrouwen trekken, meldt een overzicht in 1984 dat er maar ongeveer 20 echt actieve leden zijn. In de notulen van de OHV van maart 1985 klaagt notulist Marjolein over de gebrekkige opkomst van kerngroepleden. In 1986 komt de kerngroep tot de conclusie dat ze te weinig vrouwkracht heeft om de boel te draaien en gaat er een oproep uit naar alle organisaties die van het Vrouwenhuis gebruik maken. Daarna moet een versterkte kerngroep direct in discussie met de gemeente, omdat deze aangeeft geen idee te hebben wat er in het Vrouwenhuis gebeurt en hoe dit wordt georganiseerd. De gemeente verbindt de jaarlijkse subsidie voor het Vrouwenhuis aan het gemeentelijke budget voor stimulering van emancipatie, dus wil wel weten of de vrouwen die doelstelling waar maken. Daaraan verbonden is er – voor de zoveelste keer – een discussie over een mogelijk aanstaande verhuizing, dit keer naar de voormalige Kleuterschool ‘Olleke Bolleke’.
Vrouwenorganisaties in Wageningen in 1985:
De Vrouwen Aktiegoep, Vrouwen voor Vrede groep, Boerinnengroep, de groep Vrouwen voor Ekonomische Zelfstandigheid, De Rooie Vrouwen (PvdA), Vrouwen in de Bijstand, het Vormingswerk, Vrouwen tegen Sexueel Geweld, het LeBi voor lesbische en bisexuele vrouwen, het LH-vrouwenoverleg, Vrouwen en Derde Wereld groep, Stichting Vrouwenraad Wageningen, Nederlandse Vereniging van Huisvrouwen, Nederlandse Bond van Plattelandsvrouwen, de Vereniging van Vrouwen met een Academische opleiding, De Soroptimisten, het Katholieke Vrouwengilde, de Nederlandse Christen Vrouwenbond, De Vrouwenbond F.N.V., De Vrouwenbond C.N.V., de Emancipatiecommissie van de gemeente en Vrouwenboekhandel Shikasta.
Het Vrouwenhuis weet zich in deze discussie te herpakken. In maart 1987 verschijnt er een fraai rapport over de toekomst van het Vrouwenhuis in een voor die tijd hippe nieuwe huisstijl met een indrukwekkende onbegrijpelijke geometrische figuur op de kaft, die daarna ook op het briefpapier verschijnt. Misschien herpakt de stichting zich wel iets te stevig, want in 1987 ontstaat er een heftige en emotionele discussie over dat in de groep een ‘dictatuur van de meerderheid’ heerst, waarbij enkele vrouwen teveel macht naar zich toe trekken en waarin persoonlijke emotionele zaken als pressiemiddel worden gebruikt. De personen die het verwijt treft zijn het er duidelijk niet mee eens. “Macht wordt gegeven”, is hun antwoord, maar ze kunnen het conflict hierover ook niet negeren. Uiteindelijk wordt afgesproken dat er meer helderheid moet komen over wat de beslismomenten zijn, dat de vergaderingen zakelijker moeten worden, maar dat er daaromheen wel genoeg ruimte moet blijven voor het persoonlijke.
Eind 1987 komt de verhuizing dan eindelijk van de grond. De aanleiding tot die verhuizing wordt nergens duidelijk genoemd, maar waarschijnlijk is het Bowlespark nu gewoon echt te bouwvallig geworden. In de kerngroepnotulen van 20 december worden de perikelen rond de verbouwing van het Melkhuisje aan de Churchilweg 39 besproken en op 20 februari 1988 wordt de nieuwe locatie geopend. Aan acht jaar Vrouwenhuis aan het Bowlespark komt daarmee een einde.
De strijd tegen emancipatie
In 1989 neemt de gemeente via de Commissie Emanicipatiezaken (CEZ) het Vrouwenhuis stevig op de korrel. De CEZ vindt de bezettingsgraad van het Vrouwenhuis na de verhuizing onvoldoende: daar heeft de gemeente niet de dure renovatie van het Melkhuisje voor betaald. Het CEZ stelt zich op het standpunt dat als Vrouwenhuis de bezettingsgraad niet verbeterd, de gemeente op de onbezette dagen andere organisaties zal toelaten. De reden daarvan is dat de gemeente er bij de subsidiering van andere emanicpatie-activiteiten van uit gaat dat het Vrouwenhuis ook daarvoor beschikbaar is. Daarin begint het voor de gemeente –in de persoon van emancipatieambtenaar Moniek van Dun – te wringen omdat emancipatie niet iets is waar mannen buitengesloten kunnen worden. Voor het Vrouwenhuis is het echter onacceptabel als organisaties met mannen toegelaten worden in het pand. Dit zou het grondbeginsel onder het Vrouwenhuis uit slaan: een plek voor vrouwen alleen. Advocaat Inez Verrips, oprichtster van de stichting in 1979 wordt opnieuw betrokken en geeft het Vrouwenhuis het advies dat de gemeente op basis van het huurcontract formeel geen argument heeft. Toch is het vooruitzicht somber, omdat de gemeente jaarlijks een ander besluit kan nemen over de algemene subsidie. De gemeente lijkt nu in tegenstelling tot eerdere jaren steviger grip te willen op de interne gang van zaken in het Vrouwenhuis.
Dat de tijden aan het veranderen zijn, blijkt op de internationale vrouwendag manifestatie van 8 maart 1990. De discussie over het toelaten van mannen in het Vrouwenhuis wordt ook daar openlijk gevoerd. “Moet iets als een apart Vrouwenhuis niet worden afgeschaft?” probeert een spreekster een boude stelling. Er komt echter nauwelijks reactie uit de zaal. Even later wordt de binnenkomende mannelijke fotograaf Jan Leenarts van de lokale krant resoluut de zaal uitgewerkt. Mannen zijn niet welkom, maar na een stevige discussie in de groep wordt hij toch weer toegelaten.
Hoewel het lastig is op basis van enkele archiefstukken iets te zeggen, lijkt het er op dat de geest nu uit de fles is. De gemeente windt er geen doekjes om. Het Vrouwenhuis wordt te duur en dus moet het beheer van het Vrouwenhuis overgedragen worden aan ’t Kofschip, een verzameling van andere sociale initiatieven. De vrouwen van de Kerngroep ervaren dit voorstel als een nekslag. In augustus 1990 kondigden ze aan dat als de gemeente het plan doorzet, zij zich als Stichting Vrouwenhuis zullen opheffen op 1 januari. Uiteindelijk doen ze dat niet, maar februari 1991 herhaalt de discussie zich. Met een geslonken kerngroep van nog maar 3 vrouwen moet het Vrouwenhuis opnieuw in debat met de CEZ, die in dat overleg een ultimatum stelde. CEZ erkent wel dat er behoefte is in Wageningen aan een ruimte voor vrouwen, maar als het Vrouwenhuis in het komende jaar niet kan bewijzen dat zij de ruimte met een bezetting van 75% kunnen laten draaien op haar eigen voorwaarden, dan neemt de gemeente het beheer over.
Voor dit artikel is helaas niemand gesproken uit deze laatste fase, maar omdat het archief van het Vrouwenhuis na deze mededelingen abrupt stopt, laten de gevolgen zich raden. Ergens in 1991 wordt de Stichting Vrouwenhuis opgeheven. Daarvoor zijn natuurlijk meerdere oorzaken aan te wijzen, maar toch is het wel ironisch dat het onder andere de Commissie Emancipatiezaken was, misschien niet direct maar toch indirect een soort product van de vrouwenstrijd, die de Stichting Vrouwenhuis na twaalf jaar uiteindelijk de das om doet.
Tijden veranderen
Het Vrouwenhuis was weg, maar de vrouwenstrijd ging natuurlijk door. Toch waren de tijden – of de mensen – op een of andere manier veranderd. Dat merkte ook Barbara van Koppen toen zij in 1990 uit Burkina Faso terugkeerde naar Wageningen: “Ik denk dat er een backlash is gekomen, een terugslag. Er werden eind 70 zoveel nieuwe ideeën in één keer gelanceerd, het was teveel. De vrouwenbeweging was in de jaren 80 te radicaal geweest, dus kwam er een ommekeer. Daar is ook wel onderzoek naar gedaan.” Het begrip feminisme, in de jaren 80 al vervangen door ‘emancipatie’, schuift in de jaren 90 door naar ‘gender’. Vrouwenstrijd zal in Wageningen blijven bestaan. “Maar een echte beweging, met dat elan dat het had rond 1980 met al onze strijdliederen, nee dat was weg!” vertelt Barbara. “Dat is voor mij wel het sterkste voorbeeld van wat er veranderd is. Als ik nu die strijdliederen zing van toen, dan lacht iedereen…ikzelf ook! Zo van ‘van welke planeet komt die nu weer?’ Toch is het werk zeker nog niet klaar. De thema’s waar we over zongen in de jaren 70 zijn nog even actueel in mijn werk van nu. Daar schrijf ik nog steeds dikke boeken over.”
Een lied van de Kontramienen
Gezongen door Barbara van Koppen in 2016:
“Wanneer ze ons toch steeds weer woedend maken
Om die zogenaamde kleine dingen
Laat je toch niet zomaar macht’loos maken
Ga gewoon mee zingen!
Want ’s avonds zingen en spelen en gillen en fluiten (…)
dan komt er weer wat onvree mee naar buiten.
Samen sta je er achter
en samen sta je er voor.
In het vrou-wen-koor!”
“Zondagavond laat…
Wordt er weer gepraat…
Door het Troostpubliek al over liedjes strijd en feminisme…
Aktiepolitiek….
en ook nog muziek…
Alles wordt besproken hier op Troost!”
<>
Locatie Vrouwenhuis
Dit is een tekst geschreven voor het project Wageningse Barricaden. Met dank aan Barbara van Koppen, Pien van Dael, Anneke Rot, Corrie Roeper